Jezus ondenkbaar zonder zijn Joodse context

N.a.v. het boek ‘Jezus: Reconstructie en revisie’ door Henk Bakker

KokBoekencentrum 2020 ISBN 9789043534109

Door: Jeroen Bol

In september 2020 verscheen van de hand van Henk Bakker ‘Jezus. Reconstructie en revisie’. Op de achterzijde van het bij KokBoekencentrum uitgegeven boek lezen we: “Met Jezus. Reconstructie en revisie heeft de lezer een boek in handen dat diep op de discussie over de ‘historische Jezus’ ingaat en de conclusie trekt dat de bronnen enerzijds voldoende materiaal bieden om Hem binnen de Joodse context van zijn tijd te duiden en anderzijds een correctie inhouden voor bepaalde denkbeelden die christenen soms van Hem hebben. Al met al is het een uitdagend boek dat stof tot discussie geeft en het debat verder brengt”.

Henk Bakker is namens de Unie van Baptisten als hoogleraar theologie verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij bekleedt daar de James W. McClendon Chair for Baptistic and Evangelical Theologies en is verbonden aan het Baptisten Seminarium in Amsterdam. Zijn boek is bijzonder goed ontvangen, recent verscheen een derde druk. Dit boek biedt de theologisch geïnteresseerde lezer veel. Het maakt inzichtelijk hoe de impact van de geloofservaringen van de eerste getuigen in de daarop volgende paar eeuwen aan uitmondde in de zich uitkristalliserende geloofsleer van de vroege kerk. En met name in de christologie van de vroege kerk. Henk Bakker bespreekt helder de belangrijke christologische discussies uit de eerste vier eeuwen. Hij laat zien hoe het Jood-zijn van Jezus in wezen geen rol van betekenis heeft gespeeld in deze vroegkerkelijke discussies.

 

REGULA FIDEI

Als dat ergens duidelijk wordt dan is het in de geloofsbelijdenis van Nicea- Constantinopel uit de vierde eeuw. Dit is nog steeds de belangrijkste geloofsbelijdenis in zowel het westers als het oosters christendom. Deze belijdenis rept met geen woord over het Jood-zijn van Jezus, ook Israël heeft er geen plek in. De identiteit van Jezus als behorend tot zijn volk blijft in deze oerbelijdenis onbenoemd. Alsof het slechts om zijn ‘mens zijn’ zou gaan: ‘het Woord is vlees geworden’. Dat het Woord Joods vlees was geworden bleef helaas onbenoemd. Dit voorbijzien aan de Joodse identiteit van Jezus, samen met het negeren van Israël, heeft zijn wortels al in de tweede eeuw. Wetenschappers als Kendall Soulen, Wayne Meeks en Rowan Greer hebben aangetoond dat dit alles te maken heeft de ‘regula fidei’ (‘regel van het geloof’), de geloofsleer van de vroege kerk. Deze geloofsleer werd eind tweede eeuw voor het eerst op schrift gesteld door de grondleggende kerkvader Irenaeus. 1 In deze ‘regula fidei’ die volgens Ireneaus terugging op de apostelen zelf, was de Kerk nu het nieuwe Israël. Het oude Israël zou zijn verbondstatus hebben verspeeld omdat het Jezus niet als Messias had erkend. Daarnaast was het volgens Ireneaus altijd al Gods plan dat de Kerk Gods einddoel zou zijn. Israël vervulde slechts een voorbereidende rol in de heilsgeschiedenis. Anders gezegd: het moest wel zo gaan. Hier, in de vroege kerk van de tweede eeuw, ligt de oorsprong van het vervangingsdenken. Nu de kerk de plaats van Israël had ingenomen speelde ook het Jood zijn van Jezus geen rol van betekenis meer. Christus was waarlijk mens en waarlijk Zoon van God. Daar ging het om.

 

SCHIJN

Met Ireneaus is volgens Kendall Soulen eind tweede eeuw de toon gezet voor al de eeuwen die erop volgden. 1 Het vervangingsdenken zat sindsdien stevig verankerd in het christendom. Volgens Henk Bakker is het voorbijzien aan de Joodse identiteit van Jezus een ernstig manco in de christologie. Hij legt hier in zijn boek regelmatig de vinger bij en neemt geen blad voor de mond om het ter discussie te stellen. De auteur stelt dat dit manco extra problematisch is vanwege de sleutelpositie die de christologie inneemt in het christelijk denken.

Bakker: “Het is niet mogelijk om een verantwoord beeld van Jezus te geven zonder Jezus’ Jood-zijn als de dragende grond van zijn identiteit en persoonlijkheid te nemen. Waar dit niet gebeurt, wordt aan grondwaarheden van Jezus’ leven voorbijgegaan en dreigt het onderzoek in historisch opzicht in de lucht te komen hangen. Helaas is dit in de theologiegeschiedenis maar al te vaak gebeurd. (…) Het moet gezegd dat in de christologie lang aan ‘schijn’ is vastgehouden, en nog altijd gebeurt dit. Ik zal hieronder uitleggen wat daarmee bedoeld wordt. Met de centrale plaats die de christologie in zijn algemeenheid inneemt, heeft het vasthouden aan schijnchristologie flinke gevolgen, want die doortrekt niet alleen de kerkleer, maar ook andere onderdelen van de theologie, zoals de heilsleer, de scheppingsleer, de toekomstleer. Als de schijn in de christologie begint, houdt christelijke theologie die meestal vast in haar kijk op verlossing, kerkelijke presentie, schepping en verantwoordelijkheid, toekomstverwachtingen, en ga zo maar door. Theologie kan dan schouwen in een schijnwerkelijkheid worden, die christenen van het geleefde leven losmaakt. (…) Een kerk die Jezus volgt, moet aan de onwetendheid over Jezus’ Jood-zijn voorbij, en zo mogelijk ook aan de schijn voorbij alsof dit allemaal niet zou uitmaken. Buiten Jezus’ Jood-zijn om is er geen Jezus, omdat de eenheid van zijn persoon in zijn Joodse identiteit geconcentreerd is. Het heeft de kerk veel tijd en moeite (en verdriet) gekost om te beseffen dat het Jood-zijn van Jezus drager van zijn persoonlijkheid is en dat alleen van daaruit kan worden gesproken over zijn woorden, daden en titels.” (pag. 81-82) .

Wat er in dit lange citaat vooral voor mij uitspringt is zijn herhaaldelijk gebruik van het woord ‘schijn’. Boven het citaat staat in zijn boek het kopje ‘Voorbij de schijn’. Henk Bakker ziet een verband tussen de ‘schijn’ die optreedt met het negeren van het Jood-zijn van Jezus in veel theologie en het docetisme dat in de vroege kerk speelde. Het docetisme leerde dat Jezus geen werkelijk lichaam zou hebben gehad. Hij zou een schijnlichaam gehad hebben en dus aan het kruis ook slechts in schijn hebben geleden. Bakker schrijft in dit verband: “ In de vroege kerk werd deze dwaalgedachte docetisme genoemd (Grieks dokein, is ‘schijnen’), en werd de afwijking ook afgewezen, maar inmiddels is het docetisch wegkijken een theologisch patroon dat subtieler opereert. ‘Schijn’ heeft alles te maken met ‘net doen alsof’. Leven alsof de kerk haar Joodse wortels zou kunnen missen, alsof Jood-zijn er sinds Jezus niet meer toe doet, alsof Gods koninkrijk er al is, alsof er geen nog-niet voor christenen bestaat. Als naar het ‘reeds’ van de kerk wordt doorgevraagd, heeft het alle schijn tegen zich. Over welk ‘reeds’ hebben we het dan? Over welke praktijken gaat het dan? (pag. 82) . Met deze laatste scherpe kritiek refereert hij naar wat hij even eerder op pag. 82 schrijft: ¨Joden zetten kritische vragen bij de gerealiseerde eschatologie van de kerk. Ze confronteren de kerk met haar eigen onaf-zijn, belichamen de permanente herinnering aan haar eigen nog-niet. Het nog-niet kwam vooral tot uiting in tijden dat Joden het moesten ontgelden, toen zij door christenen op de huid werden gezeten, terwijl de Heer van de kerk nota bene zelf Jood was.”

 

VERONTWAARDIGING

Hoe herkenbaar is dit allemaal. Hoe vaak heb ik niet in mijn eigen kerk onder een prediking gezeten waarin deze twee zaken steevast buiten beeld bleven: de Joodse identiteit van Jezus en het veelvuldige lijden van de Joden door de eeuwen heen dat hen door christenen werd aangedaan. Dat werkt vervreemdend op den duur. Dergelijke prediking presenteert een schijnwerkelijkheid, te essentiële zaken worden bewust, dan wel onbewust, buiten beeld gehouden. Bij Bakker hoor ik hier en daar de verontwaardiging over dit presenteren van ‘schijn’ in de kerk. Gelukkig blijft hij daar niet in hangen. Zijn boek is een groots pleidooi om met behulp van het vele positieve theologische materiaal dat in de christelijke en Joodse traditie te vinden is, tot een christologie voorbij de schijn te geraken. Een christologie die werkelijk recht doet aan de Joodse context van het evangelie. Het is indrukwekkend hoeveel laatjes Henk Bakker hiervoor weet open te trekken, hoe hij zijn indrukwekkende belezenheid vruchtbaar weet te maken ten dienste van de kerk nu. Verrassend is de hoeveelheid aandacht die hij besteedt aan een aantal Nederlandse theologen uit de 19e en 20e eeuw. Michael Mulder schrijft in zijn recensie in Inspirare (januari 2021): “De revisie betreft met name zijn appèl om meer aandacht te geven aan de Joodse identiteit van Jezus en zijn verzet tegen iedere vorm van docetisme dat door abstraherende christologische constructies in de hand gewerkt kan worden. Zo stelt hij vragen aan de systematisch-theologische bezinning op de christologie vanuit de Bijbelse theologie, waarin oud- en nieuwtestamentische gegevens in één grote beweging knap worden neergezet. In deze dialogische opzet waarin de verschillende theologische deelgebieden met elkaar in gesprek gaan is het boek uniek.“

Het zal niet verbazen dat Henk Bakker eveneens de nodige aandacht besteedt aan het onderzoek naar de historische Jezus dat zijn grote vlucht nam aan het eind van de 19e eeuw met onder meer het werk van Albert Schweitzer. Dat dit onderzoek nog steeds niet ten einde is bewijst het intussen vijfdelige werk van de Amerikaanse theoloog John P. Meier. De titel van dit indrukwekkend erudiete werk is ‘A Marginal Jew: Rethinking the historical Jesus’. Het eerste deel verscheen in 1991, het vijfde in 2016. Meier werkt momenteel aan deel zes. Meier is een gelovig rooms-katholiek priester en een wetenschapper van groot formaat. Zijn belezenheid is zonder meer fenomenaal. Tegelijk is zijn werk ook goed leesbaar voor de geïnteresseerde niet-specialist. Van de hand van de gerenommeerde nieuwtestamenticus Paul J. Achtemeier is de volgende aanbeveling achter op deel 1: “Met zijn nauwgezet onderzoek, zijn gebalanceerde presentatie, en zijn evenwichtige conclusies, heeft Meier een nieuwe standaard gezet aan de hand waarvan alle toekomstige studies beoordeeld zullen moeten worden.”

 

GEEN ‘MENEER JEZUS΅

Even verderop in zijn boek bespreekt Henk Bakker enkele van de grote christologische discussies die de eerste paar eeuwen in de vroege kerk rond de persoon van Jezus gevoerd zijn. Dat zijn heftige discussies geweest. Daarin draaide het vooral om de vraag hoe het mens zijn van Jezus gezien moest worden in relatie tot zijn pre-existente goddelijke natuur. Het Woord is immers vlees geworden. Maar is Jezus dan niet méér dan het vleesgeworden Woord in een tijdelijke Joodse lichamelijke gedaante? Voegt het Jood-zijn van Jezus dan niets wezenlijks toe aan de persoon die Hij van eeuwigheid al was? Doet het Jood- zijn van Jezus er dan in wezen niet toe? Dat soort vragen speelden mee in de vroegkerkelijke theologische discussies en Bakker laat zien dat ze nog steeds spelen. In dit verband schrijft hij het volgende: “Om de schijn in de christologie enigszins de pas af te snijden, kom ik terug op wat aan het begin van deze paragraaf is gezegd. Vanouds heeft de kerk beweerd dat de mens Jezus geen persoonlijkheid van zichzelf had (anhypostasie) en deze uit het eeuwige Woord ontving (enhypostasie).1 Pas bij de menswording kreeg Jezus persoonlijkheid, dus zonder incarnatie (vleeswording) zou ‘meneer Jezus’ niet hebben bestaan. Het eeuwige Woord (logos) is op zichzelf zonder vlees (logos asarkos) en heeft dan ook geen Joodse identiteit of iets dat daarop wijst. De vleeswording die tot de persoon van Jezus leidde, die in Israël plaatsvond en een Joodse identiteit droeg, heeft dan een voorlopig karakter en kan zelfs als een tijdelijke omweg worden gezien. Het Woord kwam als de persoon van Jezus naar Israël en speelde het Jood-zijn enkele decennia mee en meende er dan ook het zijne van. Hij was kritisch en kon dit ook zijn, want het Woord was zelf niet Joods, ook al had het er alle schijn van.” (pag. 87) Het behoeft geen betoog dat Bakker hier ‘het had er alle schijn van ’ ironisch bedoelt.

 

HEIMHOLUNG JESU

Vanaf pagina 110 besteedt Henk Bakker een deel van zijn boek aan de bespreking van recent Joods onderzoek naar Jezus sinds de tweede helft van de vorige eeuw. Het zal niet verbazen dat Joodse auteurs geen moeite hebben om het Jood-zijn van Jezus te erkennen en er geïnteresseerd in zijn. Een aantal belangrijke Joodse denkers passeren de revue. De sterk toegenomen positieve interesse in de persoon van Jezus van Joodse kant is van recente datum. Deze nieuwe brede Joodse belangstelling van Joden voor de persoon van Jezus heeft een naam gekregen: ‘die heimholung Jesu’, het thuishalen van Jezus in het Jodendom. Jezus wordt door Joden niet langer gezien als exclusief tot het christendom behorend, Joden ontdekken hem als een van hen, als iemand behorend tot hun volk. Deze nieuwe Joodse belangstelling voor Jezus loopt synchroon met een ander fenomeen dat eveneens een nieuw fenomeen is: de dialoog van Joden en christenen.Joden en christenen die op basis van gelijkwaardigheid zonder dwang diepgaand met elkaar in gesprek gaan, en bereid zijn werkelijk naar de ander te luisteren, is net zo’n novum. Eeuwenlang was zoiets ondenkbaar. Er is sinds de Tweede Wereldoorlog veel in beweging gekomen. Het erkennen van de blijvende verbondstatus van het Joodse volk en het afzweren van de vervangingsgedachte door veel kerkgenootschappen maakt hier eveneens deel van uit.

Welke Joodse denkers bespreekt Bakker en wat dragen ze bij aan het Jezus onderzoek? Als eerste noemt hij Schalom Ben-Chorin. Ben-Chorin meldt dat er sinds de vestiging van de staat Israël meer Joodse boeken over Jezus zijn verschenen dan in alle eeuwen ervoor. Dat is natuurlijk een zeer bijzondere ontwikkeling. Net als de meeste Joodse auteurs die zich in Jezus hebben verdiept komt ook Ben-Chorin niet tot wat Bakker noemt ‘een hoge christologie’. De reden daarvoor ligt voor de hand, aldus Bakker: “Immers, niet alleen is met Jezus Gods rijk van vrede niet aangebroken, ook de kerk is in twintig eeuwen niet in de buurt gekomen van iets dat daarop lijkt. (…) voor het Jodendom is Jezus niet de Messias, want de wereld is na het offer op Golgotha wezenlijk niet veranderd.” aldus Ben- Chorin. (pag.110). Shalom Ben-Chorin wordt breed gewaardeerd omdat hij zijn zoektocht naar de Joodse Jezus altijd heeft laten samengaan met respect voor christenen. Overigens geldt dit laatste voor meer belangrijke Joodse denkers in de afgelopen eeuw. Ik denk onder meer aan Franz Rosenzweig en Martin Buber. Joden als Ben-Chorin mogen dan in Jezus niet de Messias herkennen, het is zonder meer fascinerend om te lezen hoe deze Joden Jezus dan wel zien. Henk Bakker schrijft in verband met Ben-Chorin het volgende: “Toch valt Jezus volgens Ben-Chorin niet zomaar in een hokje te plaatsen. Net als Eduard Schweitzer en anderen meent hij dat eenduidige identificatie onmogelijk is: ‘Jezus’ persoonlijkheid die ons in het getuigenis van het Nieuwe Testament tegemoet treedt is zo complex, dat een eenduidige definitie niet mogelijk is’. Duidelijk is wel dat Hij als leraar en martelaar zijn Joodse tijdgenoten heeft voorgeleefd om de Joodse wet door liefde te vervullen. In dit opzicht spreekt Ben-Chorin de woorden van Martin Buber na, dat ‘in hem de edelste elementen van het Jodendom zijn verenigd en gestalte hebben aangenomen’. Door deze weg te gaan heeft hij miljoenen mensen volgelingen van de God van Abraham, Isaac en Jakob gemaakt, en verwachten Joden en christenen nu samen Gods ingrijpen in de wereldgeschiedenis. 2 Voor Ben-Chorin dient het verhaal van Jezus’ dood en opstanding als een gelijkenis over de bijzondere gang van het Joodse volk door de geschiedenis heen. Dit martyrium belichaamt bij uitstek háár lijden. Ook de boodschap van opstanding duidt op de herleving van het Joodse volk, telkens opnieuw. Joden en christenen moeten elkaars geschiedenissen leren kennen om zichzelf te verstaan. Daarom is dialoog nodig, en waar die plaatsvindt, getuigt Ben-Chorin, en mensen ‘erin leren leven’, heeft dit gesprek de deelnemers zonder meer veranderd.3

 

ANDERE STEMMEN

Henk Bakker noemt vervolgens de Franse Joodse historicus Jules Isaac (1877-1963) die volgens hem met zijn boek ‘Jésus et Israël’ in 1948, kort na de oorlog met name ‘onder Joden een belangrijke stoot heeft gegeven aan het het academische Jezus onderzoek.‘ 4 Bakker: “Isaac doet gedetailleerde analyse naar Jezus in de evangeliën en komt tot de conclusie dat de christelijke kerk haar voorstelling van Jezus en van het Joodse volk zou moeten wijzigen.“ (pag. 111) De impact van Jules Isaacs arbeid is nog veel groter geweest. Het is in belangrijke mate aan Jules Isaacs niet aflatende inspanningen te danken dat de Rooms Katholieke Kerk in 1965 tijdens het Tweede Vaticaans Concilie met de verklaring Nostra Aetate de bijna 2000 jaar anti-Joodse kerkelijke leer definitief herroepen heeft. Het belang hiervan kan moeilijk overschat worden. In het voetspoor van Nostra Aetate hebben sinds 1965 tal van kerkgenootschappen wereldwijd vergelijkbare verklaringen uitgebracht.

Henk Bakker besteedt ook veel aandacht aan de de Joodse geleerde David Flusser (1917-2000) die in Jeruzalem het vroege christendom doceerde en een gerenommeerd nieuwtestamenticus was. Beroemd is zijn boek over Jezus, dat sinds het verschijnen in 1968 verscheidene malen is herzien en in vele talen is vertaald. Dit standaardwerk draagt nu de titel ‘The Sage from Galilee: Rediscovering Jesus’ Genius’. Bakker over Flusser: “Jezus doorbrak het noodzakelijke verband tussen zonden en gevolgen en gebood daarom vijanden lief te hebben (het niemand betaald te zetten), vergevingsgezind te zijn, niet te haten, geen geweld te gebruiken en niet te denken dat wie ziek of arm was in zonden leefde. Flusser meent dat de wijze waarop Jezus deze nieuwe ethische opvattingen een eigen sociaal accent gaf en vervolgens aan het koninkrijksbewustzijn koppelde, radicaal nieuw was. (pag. 116-117). Na David Flusser bespreekt hij ook nog Pinchas Lapide (1922-1997) en Geza Vermes (1924-2013). Hij noemt Lapides grote inzet voor de Joods-christelijke dialoog, het voeden van de wederzijdse nieuwsgierigheid. Bakker: “Centrale thesen in Lapides opvattingen waren dat Jezus zich niet als messias aan zijn volk had geïntroduceerd, dat het volk hem ook niet had afgewezen en dat hij het ook niet verworpen had.” (pag. 120) Eerder was Jules Isaac in de jaren veertig van de vorige eeuw in zijn omvangrijke studie van de evangeliën ‘Jésus et Israël’ (Jezus en Israël) tot dezelfde conclusies gekomen. Over Geza Vermes schrijft hij dat zijn bijdrage volgens de Duitse rabbi en hoogleraar Walter Homolka aan de Joodse zoektocht naar Jezus zo fundamenteel is geweest, dat deze Joodse zoektocht feitelijk met Vermes eindigt. Geza Vermes heeft een hele reeks publicaties op zijn naam staan, zijn oeuvre is inderdaad indrukwekkend.5 Geza Vermes is tevens specialist op het gebied van de Dode Zeerollen. Bakker: “Het grondwerk dat door hem en Flusser werd aangedragen vormt een stevige historische en exegetische basis. De uitkomsten zijn niet ingegeven door antichristelijke sentimenten, maar stellen de dominantie van het christelijk geloof en de daarbij heersende waarheidsclaims wel ter discussie.”(pag. 120-121)

 

KINZER

Henk Bakker besteedt terecht ook de nodige aandacht aan de Joods theoloog Mark Kinzer (1952). Kinzer maakt deel uit van de in onze tijd zich sterk ontwikkelende beweging van Joden die Jezus als de Messias belijden in samengaan met het voluit vasthouden aan hun Joodse identiteit, inclusief het houden van de Halacha, de Joodse wet. Mark Kinzer is momenteel de belangrijkste theoloog van deze beweging. Van zijn hand verschenen sinds 2005 vier belangrijke boeken. In 2020 verscheen een bundel met onder meer vijf in het Nederlands vertaalde lezingen van Kinzer, ‘Israël in het hart van de Kerk: Jezus in het hart van Israël’. 6Andere messiaans-joodse theologen die momenteel aan de weg timmeren zijn onder meer Richard Harvey, David Rudolph en Jennifer Rosner.De kerk begon ooit als een nieuwe Joodse beweging binnen het jodendom van Jezus’ dagen. Dat het Joodse deel van de kerk zich uitgerekend in onze dagen na een afwezigheid van 1800 jaar aan het herstellen is, is een van de zeer bijzondere ontwikkelingen van de afgelopen 75 jaar. Deze ‘comeback’ geeft de kerk nieuwe kansen en mogelijkheden om het verloren zicht op haar eigen Joodse wortels te herwinnen. Kinzer is niet alleen theoloog maar ook een pionier en netwerker. Dat heeft geresulteerd in al heel wat veelbelovende nieuwe initiatieven. Het meest recente is het in najaar 2020 gestarte online platform voor Joden die Jezus belijden en op welke wijze ook vast willen houden aan hun Joodse identiteit. Het platform is ook toegankelijk voor niet-Joden die welkom zijn als gast. Op de website www.yachad-beyeshua.org (‘Together in Jesus’) is allerlei ook voor christenen boeiende informatie te vinden. Razend boeiend zijn de fris opgezette leerzame webinars die zowel live te volgen zijn als teruggekeken kunnen worden.

 

TOT SLOT

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Henk Bakker met dit boek een knuppel in het hoenderhok van het veelal van zijn Joodse wortels los gezongen kerkelijk bedrijf heeft geworpen. Het christendom staat of valt met de belijdenis van Jezus. Hij stelt dat er geen andere Jezus is dan een Joodse Jezus. En dat het onbenoemd laten van, en voorbijgaan aan deze Joodse identiteit van Jezus, tot schijn leidt. Het gaat denk ik te ver om iedere prediking waarin het Jood-zijn van Jezus niet aan de orde komt een schijnvertoning te noemen. Maar een kerkelijk bedrijf waarin de Jood-zijn van Jezus zondag na zondag onbenoemd blijft, alsof die er in wezen niet toe doet, komt daar volgens mij wel gevaarlijk dicht bij in de buurt. Dat is tenminste de conclusie die ik geneigd ben te trekken na lezing van dit knappe maar zeker ook moedige boek. Ik ben heel benieuwd of we de komende jaren meer over de Joodse Jezus gaan horen in Nederlandse kerken en gemeenten. Het lijkt me hoog tijd eerlijk gezegd. Daar zal voor de voorgangers en predikanten die dit boek ter harte willen nemen ongetwijfeld wel wat studie bij komen kijken. En mogelijk zal er soms ook enige moed voor nodig zijn. Maar juist bij dit soort gelegenheden komt de Geest ons graag ter hulp.

1 Zie voor ‘regula fidei’ en Ireneaus: R. Kendall Soulen, The God of Israel and Christian Theology, pag. 42, 45, Wayne Meeks, The Moral World of the First Christians, pag. 156, Rowan A. Greer, Early Biblical Interpretation, pag. 111-112, 123-124 en Wayne Meeks, The Origins of Christian Morality, pag. 210.

2 R. Kendall Soulen, The God of Israel and Christian Theology, pag. 48-49.

3 Voetnoot van Henk Bakker: Het begrip hupostasis (Grieks) kan hier worden verstaan als ‘de werkelijke aard’. Anhypostasie bedoelt dan te zeggen , ‘zonder werkelijke aard’, en enhypostasie ‘de werkelijke aard krijgen in’.

4 Voetnoot van Henk Bakker: Ben-Chorin, Weil wir Brüder sind:zum christlich-jüdischen Dialog heute, pag. 175-180, op 177, 178 en 179.

5 Voetnoot van Henk Bakker: Schalom Ben-Chorin, Je broeder Israël: Joodse existentie (Amsterdam: ten Have, 1968), 132)

6 Jésus et Israël verscheen in 1971 in Engelse vertaling onder de titel Jesus and Israel.

7 ‘‘Jesus the Jew’, 1976, ‘Jesus and the World of Judaism’, 1983, ‘The Religion of Jesus the Jew’, 1993, ‘Jesus: Nativity Passion Resurrection’, 2005

8 ‘Postmissionary Messianic Judaism: redefining Christian Engagement with the Jewish people’(2005), ‘Israel’s Messiah and the People of God: : A vision for Messianic Jewish Covenant Fidelity’ (2011, ‘Searching Her Own Mystery: Nostra Aetate, the Jewish People and the Identity of the Christian Church’ (2015), ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: the Resurrected Messiah, The Jewish People, and the Land of Promise’ (2018)

 



Pleidooi voor een jaarlijks kerkelijk herdenken van de Holocaust

Door Jeroen Bol

In dit artikel wil ik de vraag voorleggen of, en zo ja waarom, we als christenen plaats zouden moeten inruimen voor een jaarlijkse herdenking van de Holocaust in onze kerken. Bij mijn weten gebeurt dit op dit moment in ons land maar heel weinig. De tijd lijkt me rijp om daar verandering in te gaan brengen.

Bestaande herdenkingen

Bij mijn weten staan slechts enkele kerken jaarlijks stil bij de Holocaust, de Kloosterkerk in Den Haag en de Laurenskerk in Rotterdam. In de Kloosterkerk wordt de Sjoa-vernietiging sinds 1986 jaarlijks in een bijeenkomst gezamenlijk door joden en christenen herdacht. Men staat dan onder meer stil bij de tweeduizend vermoorde Haagse Joodse kinderen. De totale Haagse Joodse gemeenschap bestond voor de Tweede Wereldoorlog uit zeventienduizend mensen. Hier leefde de op een na grootste Joodse gemeenschap in ons land. Meer dan twaalfduizend van de Haagse Joden zijn door de nazi’s vermoord. De jaarlijkse herdenking van de Holocaust in de Laurenskerk in Rotterdam vindt al ruim 35 jaar plaats. Mogelijk wordt de Holocaust elders in ons land in nog meer kerken herdacht. Ik heb daarover helaas geen informatie kunnen vinden. Mocht dit al het geval zijn dan wordt er geen ruchtbaarheid aan gegeven. Wel organiseert Christenen voor Israël de afgelopen jaren in Nijkerk steevast een herdenking op of rond 27 januari, de internationale Holocaust Memorial Day. Maar dat is geen kerkelijke bijeenkomst.

Sjoa-herdenking

Heel anders is het gesteld in de Joodse gemeenschap. De Holocaust, of zoals de genocide in Joodse kringen vaak genoemd wordt, de Sjoa (Hebreeuws: vernietiging), wordt daar jaarlijks herdacht. De eerste keer dat dit gebeurde was 28 december 1949 in Israël, anderhalf jaar na de stichting van de staat. In 1951 nam de Knesset, het Israëlische parlement, het besluit om de Sjoa voortaan jaarlijks officieel nationaal te herdenken. Als datum werd 27 Nisan gekozen. 8 April 1959 werd dit besluit door de Knesset ook bij wet vastgelegd: ‘Martyrs’ and Heroes’ Remembrance Day Law’ (Wet Herdenkingsdag Martelaren en Helden). Op deze dag, Jom Hasjoa, worden in Israël zowel de miljoenen vermoorde Joden als al de helden van het Joodse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog herdacht. Met name wordt dan stilgestaan bij de heroïsche Joodse opstand van 1943 in het getto van Warschau. In Israël gaat op Jom Hasjoa om 10 uur ’s ochtends door het hele land het luchtalarm af, het openbare leven en het verkeer liggen dan twee minuten stil. Cafés, restaurants en overige entertainmentgelegenheden zijn vanaf zonsondergang de dag ervoor gesloten. Auto’s stoppen op de snelweg, bestuurders stappen uit en gaan naast hun voertuig staan. Op school leggen scholieren het werk neer. In de supermarkt en op de markt stopt de verkoop. Het is zeer indrukwekkend om mee te maken.

Trauma

Tegenwoordig wordt de Holocaust jaarlijks in tal van landen door de Joodse gemeenschap herdacht. En ook in de liturgie voor bijeenkomsten in de synagogen heeft de Sjoa de afgelopen decennia veelal een vaste plek gekregen.1 De aandacht voor de Holocaust is dus groot in de Joodse gemeenschap, of ze nu seculier of religieus is. En hoe kan het ook anders. Het trauma dat de Sjoa in de Joodse gemeenschap wereldwijd heeft veroorzaakt is immers immens. De op werkelijk onvoorstelbaar meedogenloze wijze door de nazi’s uitgevoerde genocide had de totale vernietiging van het hele Joodse volk tot doel.2 Hoe zou je als Jood deze massamoord op zes miljoen medejoden, waaronder zo’n anderhalf miljoen kinderen, ooit kunnen vergeten? Albert Groothedde, Israëlconsulent in Jeruzalem voor het Centrum voor Israëlstudies, schreef in verband hiermee 2 mei 2019 in het Reformatorisch Dagblad: “Maar liefst zes miljoen Joden werden tijdens de Tweede Wereldoorlog koelbloedig vermoord. Een dergelijk getal daadwerkelijk bevatten, blijft onmogelijk. Zes miljoen mensen; dat staat gelijk aan alle inwoners van de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Utrecht bij elkaar. Of, mogelijk nog beeldender: als je zes miljoen mensen op een rij zet, is de menselijke ketting maar liefst 3000 kilometer lang. Dat is grofweg een retourtje Utrecht-Rome.”

Kleinkinderen

Het collectieve trauma werkt door tot in de derde generatie van overlevenden, de huidige kleinkinderen van de overlevenden. Natascha van Weezel, zelf kleindochter van vier Holocaust-overlevenden schreef er een boeiend boek over dat in 2015 verscheen. Het volgende citaat laat zien wat de Sjoa zeventig jaar later nog steeds doet met de derde generatie: “‘Last hebben van’ vind ik een ingewikkelde definitie, omdat dergelijke gevoelens per individu verschillen. Maar er is een aantal terugkerende kenmerken die als onprettig kunnen worden beschouwd. Zo is daar in de eerste plaats wantrouwen. Veel kleinkinderen van Holocaust-overlevenden kijken nog altijd schichtig om zich heen om vast te stellen of de situatie veilig is. Sommigen hebben dit alleen rond de meidagen, anderen het hele jaar door. Het zijn gedachten die ik helaas zelf ook maar al te goed ken: een ongegrond gevoel van voortdurend naderend onheil en je tegen beter weten in toch stiekem afvragen bij wie je zou kunnen onderduiken als het opnieuw helemaal mis zou gaan. Het is geen onlogisch gevolg van opgroeien met verhalen over verraad voor 7 gulden 50, wegkijkende buurmannen, vluchtpogingen die maar net goed afliepen en de dehumanisering in de kampen.”3

Kerkelijke herdenking?

Het is dus geen vraag waarom de Joodse gemeenschap de Sjoa blijft herdenken, ook in de synagogediensten. Men herdenkt de massamoord op het eigen volk, op familie. Maar hoe zit het met de gemeenschap waar ik toe behoor? Hoe zit het met de christenen, de kerken? Waarom zouden wij christenen in onze kerken jaarlijks stilstaan bij de moord op zes miljoen Joden? Wat onderscheidt voor ons christenen de genocide op de Joden van andere genocides? Wat maakt de Holocaust uniek? Bestaat er zo’n onderscheid dat een pleidooi voor het jaarlijks herdenken ervan door kerken rechtvaardigt? Ik meen van wel.

Theologie

Maar voor ik daarvoor wat argumenten op tafel leg eerst de vraag waarom zulke herdenkingen tot nu toe nauwelijks plaatsvinden in kerken in ons land. Ik denk dat dit onder meer te maken heeft met het feit dat de Holocaust tot de dag van vandaag nog steeds geen plek heeft gekregen in de theologie. Ook in de opleidingen van predikanten en voorgangers is er nauwelijks aandacht voor. Dan is het niet zo verwonderlijk dat er voor het herdenken van de Sjoa in het kerkelijk jaar geen aandacht is.
Dr. Ad Prosman heeft aan deze blinde vlek in de theologie een belangwekkend boek gewijd. De titel luidt De onverwerkte Holocaust; Spiegel voor de kerk van nu4. Ik citeer uit zijn boek: “Waar het om gaat, is dat er geen echt inhoudelijke en fundamentele bezinning is geweest op de ergste crisis in tweeduizend jaar: de Holocaust. Dat is achteraf bezien onbegrijpelijk. Deze ramp kan niet beschouwd worden als een op zichzelf staande zaak, het is geen incident geweest van onze cultuur en geschiedenis.”5 Prosman doelt op het feit dat de Holocaust niet los gezien kan worden van de westerse cultuur waar juist het cultureel zeer hoog ontwikkelde Duitsland uit de tijd van Hitler ontegenzeggelijk deel van uitmaakte.6
In België maakt Didier Pollefeyt, hoogleraar theologie aan de Katholieke Universiteit te Leuven, al ruim dertig jaar studie van de Holocaust. In 2018 verscheen van zijn hand een indrukwekkende grondige studie over de implicaties van de Holocaust voor de ethiek en de theologie, Ethics and Theology after the Holocaust. Pollefeyt schrijft dat hij in de loop der jaren veel apathie, wantrouwen en zelfs verzet is tegengekomen tegen het doen van onderzoek naar de Holocaust, in het bijzonder onder christelijke theologen.7 Christenen weten volgens Pollefeyt vaak nauwelijks een plek te geven aan de blijvende aanwezigheid van het kwaad na de komst van Christus, met name niet aan kwaad waarvoor geen verlossing mogelijk lijkt te zijn. De Holocaust is een dergelijk Kwaad met een hoofdletter. Pollefeyt stelt vast dat de traditionele theologie in feite geen antwoord heeft op het immens grote kwaad dat de Holocaust geweest is. Daarom negeert ze de Holocaust bijna altijd.8
Tot de spaarzame gunstige uitzonderingen behoort de ‘Christelijke Dogmatiek’ van Van den Brink en Van der Kooi die in 2012 verscheen. Hier komt de Holocaust wel enkele malen ter sprake, zij het dan kort. Dat gebeurt in hoofdstuk 8 met de titel ‘Het geschonden bestaan. Over zonde en kwaad’ en in hoofdstuk 9, ‘Israël en het verbond’.9
Voor het Duitse taalgebied moet in dit verband de theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002) met ere worden genoemd. Als geen ander heeft Marquardt de indringende vragen die de Sjoa aan de traditionele theologie stelt, leidend willen maken in zijn indrukwekkende theologische oeuvre.10 Helaas zijn de indringende en terechte vragen die Marquardt aan de theologie stelt tot nu toe nog maar door weinigen ter harte genomen.
Ik heb helaas de indruk dat zijn werk veelal wordt genegeerd. De verlegenheid met de Holocaust in de theologie straalt af op het kerkelijk bedrijf. Het blijkt lastig om de Holocaust ter sprake te laten komen in prediking en liturgie.

Internationale context

Terug naar de vraag waarom we ook als kerken de Holocaust jaarlijks zouden moeten gaan herdenken. We hebben gezien dat de Joodse gemeenschap dit al jaren doet. Later volgde ook de maatschappij in bredere zin. Zo nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2005 een resolutie aan die 27 januari maakte tot ‘Holocaust Memorial Day’, Internationale Dag tot Herdenking van de Holocaust. 27 januari is de datum waarop in 1945 het Rode Leger van de Sovjet Unie het vernietigingskamp Auschwitz bevrijdde. Sinds 2006 wordt deze herdenking in tal van landen gehouden.
Het Nederlands Auschwitz Comité organiseerde toen al jaren op de laatste zondag van januari een grote herdenking van de Holocaust in Amsterdam. Deze herdenking verkreeg in 2012 de status van Nationale Herdenking, dezelfde status dus als de Nationale Herdenking op 4 mei. Niet voor niets is de regering altijd vertegenwoordigd en leggen tal van ambassadeurs namens hun landen kransen bij het Spiegelmonument. Deze indrukwekkende herdenking in het Wertheimpark tijdens welke ook de duizenden vermoorde Sinti’s en Roma’s worden herdacht, wordt steevast live uitgezonden door de NOS.
We zien dus dat het herdenken van de Holocaust nationaal en internationaal een vaste en prominente plaats heeft gekregen in de samenleving als geheel en in de Joodse gemeenschap in het bijzonder. Opnieuw: wat rechtvaardigt een pleidooi voor een jaarlijkse herdenking in onze kerken? Dan ga ik terug naar het bijzondere initiatief van een aantal kerkgenootschappen afgelopen najaar.

Schuldbelijdenis

In november 2020 is namens een aantal kerkgenootschappen voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een schuldbelijdenis uitgesproken over de nalatigheid ten aanzien van de Joodse gemeenschap.11 Daarin verootmoedigde men zich over het feit dat de kerken nalatig zijn geweest in het voldoende krachtig opkomen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de Holocaust. De PKN deed dit zondag 8 november bij monde van de scriba, dr. de Reuver.12 Een week later werd op 15 november in kerken van vier andere kerkgenootschappen een schuldbelijdenis uitgesproken. Dit ging gepaard met een toelichting op het waarom van de schuldbelijdenis en een gebed. Voor de vier betrokken kerkgenootschappen was een Handreiking opgesteld met teksten die 15 november in de kerkdienst hiervoor gebruikt konden worden.13 Deze expliciete erkenning van schuld door de betrokken kerken is zeer positief ontvangen in de Joodse gemeenschap in ons land, waaronder de ambassadeur van Israël die een delegatie van de betrokken kerken ontving.

Misplaatste redeneringen

Dr. C.P. de Boer, lid van het deputaatschap Kerk en Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken en een van de initiatiefnemers van de Schuldbelijdenis, schrijft in oktober 2020 in het blad de Wekker onder meer het volgende: “Met het ontzeggen van de uitverkoren plaats die het Joodse volk door de HEERE onder de volkeren is toegemeten, hebben onze vaderen Israël zijn bestaansrecht willen ontnemen. (…) Dat deze belijdenis klinkt in de ruimte van de kerk beschaamt te meer. Immers, de kerk en het kruis zijn in de loop der eeuwen dé twee symbolen geworden voor elke vorm van lijden dat het Joodse volk door christenen is aangedaan met een beroep op het Nieuwe Testament en in naam van Jezus Christus. (…) Terugkijkend op ons verleden mogen we tevens erkennen dat wij Gods handelen met Israël de eeuwen door niet begrijpen. Al onze pogingen dienaangaande hebben Israël in levensgevaar gebracht. We beloven ons te bekeren van al onze misplaatste redeneringen.”

Voedingsbodem

In de verklaring van de PKN lezen we onder meer het volgende: “Het is onvoorstelbaar hoe groot het verdriet is dat de Sjoa in de Joodse gemeenschap heeft teweeggebracht en hoe diep de pijn die de overlevenden hebben gevoeld. Een pijn die door de volgende generaties wordt meegedragen en ervaren. Het is in erkenning van dat verdriet en van die pijn dat de Protestantse Kerk in Nederland zich richt tot de Joodse gemeenschap in ons land. Nog niet eerder zocht de Protestantse Kerk op deze wijze het gesprek met onze Joodse gesprekspartners. Dat dit pas in het 75e jaar van de bevrijding geschiedt, is laat. Naar wij hopen niet té laat. De Protestantse Kerk in Nederland wil zonder terughoudendheid erkennen dat de kerk mede de voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van antisemitisme en haat kon groeien. Eeuwenlang werd de kloof in stand gehouden die later de Joden in de samenleving dusdanig kon isoleren dat ze konden worden weggevoerd en vermoord. (…) We nemen onszelf voor alles te doen wat mogelijk is om de joods-christelijke relaties verder uit te laten groeien tot een diepe vriendschap van twee gelijkwaardige partners, onder andere verbonden in de strijd tegen het hedendaagse antisemitisme.”

Onopgeefbaar

Over de Kerkorde van diezelfde PKN lees ik op de website het volgende: “Voor de Protestantse Kerk is de relatie met het volk Israël een essentieel onderdeel van de eigen identiteit.
In de kerkorde staat dat de kerk geroepen is om in al haar geledingen het gesprek met Israël te zoeken en gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. (…) Het woord ‘onopgeefbaar’ heeft een historische en een theologische connotatie. Soms lopen de betekenissen en interpretaties wat door elkaar, wat de helderheid niet altijd ten goede komt. De term wordt oorspronkelijk gebezigd in directe relatie met de nalatige houding van de kerk t.a.v. de Sjoa en het antisemitisme. Historisch gezien zijn het christendom en het rabbijnse jodendom tradities die beide teruggaan op het jodendom van de eerste eeuw. Beide tradities hebben elkaar wederzijds beïnvloed en hebben op elkaar gereageerd. Christenen hebben daarbij een zeer complexe eeuwenlange geschiedenis met Joden vanwege anti-Judaïstische en anti-Joodse uitingen. Volgens een beleidsnota uit 2008 moet de kwalificatie ‘onopgeefbaar’ verstaan worden ‘tegen de achtergrond van een eeuwenlange geschiedenis waarin de kerk zich had vervreemd van haar wortels in het volk Israël, met alle voor Israël – en op een andere manier ook voor de kerk – desastreuze gevolgen daarvan’. Het woord ‘onopgeefbaar’ herinnert de kerk aan deze noodlottige geschiedenis en roept op tot een fundamenteel andere houding. Daarbij hoort in ieder geval dat de Protestantse Kerk vormen van vervangingstheologie afwijst en dat antisemitisme wordt bestreden.”

Vervolg

De initiatiefnemers van de beide schuldbelijdenissen hebben aangegeven dat deze historische schuldbelijdenis om vervolgstappen vraagt. De Boer spreekt hierboven van ‘ons bekeren van al onze misplaatste redeneringen’. Er zal onverminderd gewerkt moeten blijven worden aan een manier van Bijbel lezen en verkondiging die vrij is van anti-Judaïstische stereotypen en karikaturen en aan (theologisch) onderwijs dat zich werkelijk heeft weten te ontdoen van (restanten van) vervangingstheologie. Maar je kunt niet jaar in jaar uit doorgaan met schuld belijden over de tekortkomingen van grote delen van de kerk tijdens de Holocaust.
Dat is ook niet waar de Joodse gemeenschap op zit te wachten. Opperrabbijn Binyomin Jacobs liet weten dankbaar te zijn voor de schuldbelijdenis maar voegde er dit aan toe: “Maar het gaat erom dat u in een spiegel kijkt en het systeem aanpakt waarin door de eeuwen heen het Joodse volk werd neergezet. Het antisemitisme is de vrucht van een manier van zaaien.“ Jules Isaac, zelf een Holocaustoverlevende, gaf dit systeem zestig jaar geleden de naam ‘catechese van verguizing’. Het is het vervangingsdenken dat met arrogante hoogmoed Israël de plaats in Gods eeuwig verbond ontzegt en die plaats voor de kerk opeist.
Dit vervangingsdenken was tot aan de Tweede Wereldoorlog ruim achttien eeuwen lang dominant in de theologie. Het is een illusie te denken dat het nu al volledig overwonnen zou kunnen zijn. Daarvoor is het nu eenmaal te diep verankerd geweest in de theologische traditie. Er is de afgelopen zestig jaar veel vooruitgang geboekt, maar dit heeft tijd nodig. Restanten van vervangingsdenken zijn nog steeds gemakkelijk aan te wijzen in tal van preken en christelijke publicaties. Hier moet verstandig en bedachtzaam aan gewerkt blijven worden door de kerken en binnen de theologische opleidingen.14 Dat zijn we als christenen uit de volken aan de God van Israël verschuldigd. En aan Israël zelf, want het heil is uit de Joden.

Zelfonderzoek

Is dit alles bij elkaar reden genoeg om als kerken jaarlijks een zondag in te gaan ruimen voor het herdenken van de Holocaust? Ik denk het wel. Herdenken is niet alleen niet vergeten, hoe belangrijk dat ook is. De Holocaust mag inderdaad nooit vergeten worden. Maar herdenken is ook ‘opnieuw nadenken over’. Werkelijk herdenken gaat gepaard met bezinning, met zelfonderzoek ook. Hoe voorkomen we dat zoiets gruwelijks zich ooit zou kunnen herhalen? Hoe heeft het kunnen gebeuren? Wat was de voorgeschiedenis, welke factoren hebben dit mogelijk gemaakt ? In hoeverre waren dit factoren waar we als kerk in betrokken zijn geweest? Dit zijn belangrijke vragen voor de kerk. Want de Holocaust kan onmogelijk los gezien worden van een eeuwenoude anti-Judaïstische traditie in het christendom die zelfs teruggaat tot de tweede eeuw na Christus. Nee, de Holocaust kan zeker niet zonder meer op het conto van twintig eeuwen christendom worden geschreven. Maar historici, theologen en filosofen die zich in de materie verdiept hebben zijn het wel over het volgende eens: de Holocaust had zo goed als zeker nooit kunnen plaatsvinden zonder de voedingsbodem die het christendom eeuw na eeuw creëerde door anti-Joodse denkbeelden en vooroordelen te verspreiden in de westerse cultuur.15 Het is deze voedingsbodem geweest die het mogelijk maakte dat het antisemitisme van de nazi’s in Duitsland zo wortel heeft kunnen schieten, ja ook onder Duitse christenen.
Nee, de kerk heeft nooit geleerd dat Joden gedood zouden moeten worden enkel en alleen omdat ze Joods bloed hadden. Het racistisch moorddadig antisemitisme dat tot de Holocaust heeft geleid is volkomen vreemd aan de kerk. Maar het eeuwenlang creëren en in stand houden van anti-Joodse vooroordelen en discriminerende maatregelen is het christendom wel degelijk aan te rekenen. Eeuwenlang zijn de Joden door christenen voor Godsmoordenaars uitgemaakt, mochten ze tal van beroepen niet uitoefenen en werden ze vaak gedwongen om in getto’s te leven. Met voor velen grote armoede als gevolg. Joden hadden tot aan de Franse Revolutie zelfs geen burgerrechten. En er valt helaas nog veel meer te noemen.
Het is de enorme schok van de Holocaust geweest, toen na de oorlog langzamerhand echt begon door te dringen wat zich had afgespeeld, die een deel van de christenen, kerkleiders en theologen ertoe gebracht heeft om de eigen anti-Joodse kerkelijke traditie eerlijk onder ogen te gaan zien. Dit proces heeft in veel kerken geleid tot een afscheid nemen van de vervangingstheologie, tot het erkennen van het blijvende verbond dat God heeft met het Joodse volk en tot een geheel nieuwe verhouding tot het jodendom. Dat is enorme winst.

Nieuwe verhouding

Een jaarlijkse kerkelijke herdenking van de Holocaust moet misschien vooral in het teken staan van die winst. De Joodse gemeenschap zit er niet op te wachten dat wij christenen jaar na jaar onze schuld aan Israël blijven belijden. Het zou ons als kerk van Christus ook geen goed doen denk ik. Het onrecht de Joden aangedaan is zo immens, onder de last van die schuld kun je individueel bezwijken.
Ik denk dat we in een jaarlijkse herdenking een gezond evenwicht zouden moeten zoeken. Enerzijds eerlijk onder ogen zien waarin we als christenheid in het verleden tekort zijn geschoten en vooral daarvan echt willen leren. En anderzijds vooruit kijken hoe we in het nieuwe licht dat God ons in onze dagen gegeven heeft op de blijvende plaats van Israël als zijn geliefd verbondsvolk, onze nieuwe verhouding tot het Joodse volk verder concreet vorm mogen gaan geven. Er zou goed een stukje educatie aan verbonden moeten worden.
Een jaarlijkse herdenking zou heel mooi kunnen dienen om deze dubbele agenda als het ware te borgen in ons kerkelijk jaar. Daarmee zou de Joodse gemeenschap het signaal krijgen dat we het leed en onrecht hen aangedaan werkelijk onderkennen en ter harte nemen. En voor ons als kerken zal een jaarlijkse herdenking enorm kunnen helpen om een groter deel van de kerkleden meer bewust te maken van het nieuwe dat God in onze dagen begonnen is: een Kerk die is gaan begrijpen dat ze onopgeefbaar verbonden is met het volk Israël. Kerk te kunnen zijn zonder op het Joodse volk neer te kijken. Een kerk die Israël zegent en opkomt tegen antisemitisme in welke gedaante ook.

Datum

Mag ik een suggestie doen voor een datum voor zo’n jaarlijkse herdenking? De laatste zondag van januari, dezelfde dag dat de Nationale Holocaust Herdenking wordt gehouden. Die datum lijkt me goed in te passen in het kerkelijk jaar. Ik hoop en bid dat mijn pleidooi in overweging genomen zal worden en gehoor zal vinden. Volgens mij zou een jaarlijkse herdenking in onze kerken een passend en misschien ook wel logisch vervolg zijn op de bijzondere stappen die een aantal kerkgenootschappen afgelopen najaar hebben gezet met hun schuldbelijdenis aan de Joodse gemeenschap.

Dit artikel verscheen eerder in Israël en de Kerk, Maart 2021, Jaargang 20, Nummer 1. Israël en de Kerk, tijdschrift voor Bijbelse bezinning en toerusting van de christelijke gemeente, is een uitgave van Christenen voor Israël en verschijnt vier maal per jaar. Een abonnement is gratis en kan worden aangevraagd via www.christenenvoorisrael.nl

  1. Zo bevat de Sidoer van de liberaal Joodse Gemeenten in Nederland 31 pagina’s die gewijd zijn aan Jom Hasjoa en 4 mei. Seder Tov Lehodot, derde herziene druk november 2014.
  2. Het ooggetuigenverslag ‘In het hart van de hel’ van Zalmen Gradowski laat als geen ander boek zien hoe gruwelijk wreed de Sjoa geweest is. Het zeer indrukwekkende boek wordt uitgegeven door uitgeverij Verbum.
  3. Natascha van Weezel, De derde generatie; Kleinkinderen van de Holocaust, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2015, pag. 283-284
  4. Dr. A.A.A. Prosman, De onverwerkte holocaust; Spiegel voor de kerk van nu, Uitgeverij Boekencentrum, 2015.
  5. A.w. pag. 12.
  6. De Joodse hoogleraar sociologie Zygmunt Bauman heeft in zijn legendarische studie Modernity and the Holocaust aangetoond dat de Holocaust niet gezien moet worden als een ontsporing in onze cultuur, maar als voortkomend uit diezelfde moderne westerse cultuur.
  7. Didier Pollefeyt, Ethics and Theology after the Holocaust, Peeters, Leuven, 2018, pag. 3.
  8. Franklin H. Littell was een van de eerste theologen die hier op indringende wijze de vinger bij legden. The Crucifixion of the Jews; the Failure of Christians to Understand the Jewish Experience, Mercer University Press, 1986.
  9. Christelijke Dogmatiek, Boekencentrum 2012, pag. 302, 318, 322-323
  10. Zie onder meer F.-W. Marquardt, De Gebroken hemel: De misère van de theologie en de hoop op God, Meinema, 1999.
  11. Naast de Protestantse Kerk betrof het de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Hersteld Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond.
  12. De volledige verklaring van de PKN is te vinden op https://www.protestantsekerk.nl/nieuws/verklaring-van-de-protestantse-kerk-tijdens-kristallnachtherdenking-2020
  13. De volledige tekst van de Handreiking is te vinden op https://cgk.nl/schuldverklaring-zondag-15-november
  14. Met name in het Engels taalgebied wordt gelukkig veel gepubliceerd op dit terrein. Zie bijvoorbeeld www.post-supersessionism.com
  15. Zie onder meer Hans Jansen, Christelijke Theologie na Auschwitz, Boekencentrum 1981; James Parkes, The Conflict of the Church and the Synagogue, Atheneum, New York 1981; en Carol Rittner (editor), The Holocaust and the Christian World; Reflections on the Past and Challenges for the Future, 2000.

 


JEZUS VERBINDT HET JOODSE VOLK EN DE KERK

Door Dr. C.F.M. van den Hout, bisschop van Groningen – Leeuwarden

M. KINZER , Israël in het hart van de KerkJezus in het hart van Israël, uitgeverij Scholten, Zwolle 2020 (vertaling en redactie door J. Bol)

Jezus een jood!
Er is in de afgelopen decennia een denkproces op gang gekomen dat niet meer te stoppen is.
De ontdekking dat Jezus een jood is, heeft verregaande consequenties die langzaam duidelijker worden en nieuwe theologische vragen oproepen. Om te beginnen: heeft Jezus
afstand genomen van zijn godsdienstige afkomst? En hebben de apostelen hetzelfde gedaan? Als dat het geval is moeten we spreken van twee verschillende godsdiensten:
jodendom en christendom. Als Jezus geen afstand genomen heeft, is Hij nog steeds jood. Wat betekent dat dan voor de relatie tussen jodendom en christendom? Is het christendom
dan een stroming binnen het jodendom? Het antwoord heeft grote consequenties. Het is als met familie. Je komt er nooit van los, hoe anders de weg ook is die je gaat.

De Messiaanse jood
Het probleem van de verhouding tussen Israël en de Kerk komt scherper naar voren op het moment dat een jood Jezus als de Messias belijdt. De vraag doet zich dan voor wat hij of
zij met het jood-zijn moet doen. Afzweren?  Dat was in de geschiedenis van de Kerk altijd het motto. Er zijn genoeg joden tot in de 20e eeuw die dit gedaan hebben, gebroken met de
eigen rabbijns-joodse gewoonten. Maar als we belijden dat God het verbond met Israël niet heeft gebroken en dat Israël een blijvende status heeft in de heilsgeschiedenis (Nostra
aetate 4*), kunnen we dan zulke eisen nog stellen?

De jood Mark Kinzer belijdt de Messias
Deze en vele vergelijkbare vragen komen naar voren in de publicaties van Mark Kinzer. Hij is een jood die in 1971 tot geloof in Jezus kwam (liever spreekt hij van Jesjoea, waarmee het
jood-zijn van Jezus wordt benadrukt). Hij woont in Ann Arbor, in Michigan, Verenigde Staten. Hij promoveerde in 1995 aan de universiteit van Michigan en is voorganger/rabbi van de Messiaans Joodse gemeente Zera Avraham (zaad/nageslacht van Abraham). Het boek van hem dat recent in het Nederlands is vertaald, heet Israël in het hart van de Kerk. Jezus in het hart van Israël.

Israël-christologie
Jezus wordt in de theologie van Kinzer gezien als vertegenwoordiger van Israël, het eerste door God gekozen volk. We noemen dit Israël-christologie. Dit is anders dan de christologie
die we in het klassieke Europese christendom gewoon zijn en die geformuleerd is door de eerste concilies. Kort samengevat: Christus is de Zoon van God, mens geworden uit de
maagd Maria om ons mensen te redden. De ene persoon met een goddelijke en menselijke natuur: “God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God. Geboren, niet geschapen, één
in wezen met de Vader, en dóór wie alles geschapen is.” In de klassieke christologie komt de joodse achtergrond van Jezus en de apostelen nauwelijks uit de verf, merkte ik toen
ik de cursus christologie van professor B. Janssens (1989-1990) nog eens ter hand nam.

Een plaats in de Kerk voor het Messiaans jodendom
Kinzer pleit voor een plaats voor het Messiaans jodendom in de Kerk. Daarmee bedoelt hij een plaats voor joden die Jezus als de Messias belijden én trouw blijven aan de joodse feesten, besnijdenis, spijswetten en andere praktijken. Dit is een moeilijke positie. Door het (orthodoxe) jodendom worden joden die in Jezus als de Messias geloven niet meer als joden beschouwd en christenen eisten in het verleden dat men de joodse gewoonten afzwoer. De Kerk kan Jezus echter niet los maken van het jodendom en Israël kan zich niet losmaken van Jezus, omdat Hij zijn volk trouw blijft: “Het Joodse volk mag dan met Hem worstelen en het mag proberen zich uit zijn greep te bevrijden, maar dat gaat nooit lukken. Al zou het volk van Hem wegvluchten, Hij vlucht niet weg van hen, Hij blijft in hun midden” (p. 39).

Kinzer leest het Nieuwe Testament vanuit de Israël-christologie en analyseert Efeziërs 1-3 en Romeinen 9-11. Hij vindt voldoende aanknopingspunten om Jezus te typeren als iemand die zijn eigen godsdienst altijd trouw is gebleven en tot vertegenwoordiger ervan is aangesteld. De exegese van de teksten leidt tot een eigen vertaling, maar het wekt niet de indruk dat hij de tekst naar zijn hand zet. De argumentatie voelt aannemelijk aan.

Het eerste schisma
Israël is het uitverkoren volk van God. In Christus zijn de volken toegetreden, maar dit heeft er niet toe geleid dat de eerste keuze is komen te vervallen. Dit hebben we in het verleden wel gedacht en dat heeft ertoe geleid dat reeds vanaf de 2 e eeuw joden en christenen van elkaar afstand namen, hetgeen leidde tot een schisma waarbij met name de joodse volgelingen van Jezus tussen wal en schip vielen. De Kerk ging zichzelf zien als vervanger van Israël, het nieuwe Israël**, want het oude had afgedaan. De visie op Jezus was destijds het breekpunt. Zou Jezus nu niet de verbinding kunnen vormen? vraagt Kinzer zich af.

De weg terug naar eenheid
De theologie van Kinzer – en dat is goed om op te merken – is een orthodoxe en geen liberale theologie. Hij gelooft in Jezus als degene die verrezen is uit de doden en hij belijdt Jezus als
Zoon van God (p. 11). Voor ons katholieken is dat belangrijk om te weten. Er blijven nog genoeg vragen over die we als katholieken aan onszelf moeten stellen en vragen die wij aan Messiasbelijdende joden hebben. Als joden Jezus als de Messias belijden, kunnen zij dan ook de geloofsbelijdenis van NiceaConstantinopel onderschrijven? En de Apostolische geloofsbelijdenis? Verwachten wij van hen dat ze zich in de naam van de Drie-ene God laten dopen en vormen? Kunnen we samen het Avondmaal of de Eucharistie vieren? Welke plaats krijgen de Messiaanse joden ten opzichte van de (katholieke) kerkelijke hiërarchie? Of moet de Kerk zichzelf anders gaan definiëren? Als we de Messiaanse joden een plaats willen geven, zal dat nog een spannend en langdurig proces worden. Het gaat hierbij trouwens niet om een grote groep, maar om een principiële vraag.

Slot
Aan het kruis krijgt Jezus de titel mee ‘Jezus van Nazaret, Koning van de Joden’. Maakte dit louter deel uit van de spot die Jezus ten deel viel of raakte – onbedoeld voor de Romeinen
en joodse gezagsdragers – de titel aan de waarheid? Als dat zo is, zouden we het ons meer ter harte moeten nemen deze titel theologisch een goede plaats te geven.*** De laatste tijd raken ook katholieken betrokken in deze materie, die in protestantse kring al langer belangstelling kreeg. Christoph kardinaal Schönborn is een voorbeeld van een katholieke theoloog die betrokken is. Het Vaticaan heeft een theologische werkgroep ingesteld die ressorteert onder de Congregatie voor de Geloofsleer. Reden genoeg voor katholieken om in deze materie te participeren.

*Nostra aetate, een verklaring van het Tweede Vaticaans concilie.
**De Kerk omschrijven als ‘het nieuwe Israël’, zoals het concilie doet in Lumen Gentium 9, is te verstaan als het vernieuwde Israël, zoals Kinzer ook schrijft in zijn boek Searching Her Own Mystery.
***Conform Matteüs 2,2 en CKK 528.

Omdat het in dit artikel vooral gaat om het jodendom als godsdienst, is gekozen voor consequent jood met een kleine j.

Meer over dit onderwerp:
www.kcv-net.nl/meer/a/onderwerpen/joden-en-kerk


Met toestemming overgenomen uit het tijdschrift Bouwen aan de Nieuwe Aarde 2021-1

Mgr. dr. C.F.M. (Ron) van den Hout behaalde een licentiaat Bijbelse theologie aan de Gregoriana in Rome en promoveerde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen op het boek van de profeet Zacharia. Hij werd op 3 juni 2017 bisschop van het bisdom Groningen-Leeuwarden.
Meer van hem over dit onderwerp:
0414 Israël en de volken – Sleutel voor verstaan van hele Bijbel, over het boek ‘De Messias leren’ van Edjan Westerman; in
2017-5 De Schrift in haar geheel, van Genesis tot Jezus, over een boek van Scott en Kimberly Hahn.
Meer over het onderwerp:
Lezingen, dialoog, artikelen, het boek van Mark Kinzer en andere boeken: Jules Isaac Stichting
Rubriek Joden – christenen op www.stucom.nl
Onderwerp Joden en Kerk op www.kcv-net.nl

Dit is document 0473 op www.stucom.nl

 

 

 


Verder bouwen aan een alternatief voor vervangingsdenken

Door Jeroen Bol

De kerkvaders hebben de kerk destijds met een enorm probleem opgezadeld. Dat hebben ze zich ongetwijfeld niet gerealiseerd toen ze in die eerste eeuwen na Christus hun ‘adversus judaeos’ (‘tegen de joden’) teksten schreven. Zij zijn de architecten geweest van wat tegenwoordig bekend staat als de vervangingstheologie: de idee dat Israël heeft gefaald en dat de kerk sindsdien de plaats van Israël heeft ingenomen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog en de stichting van de staat Israël kort daarna, was deze vervangingsgedachte nagenoeg algemeen: de Kerk is het nieuwe Israël.

Het waren de kerkvaders die vanaf het eind van de eerste eeuw na Christus deze gedachte met hun merkwaardige exegese aangaande Israël vorm hebben gegeven. Zij waren de theologen die vanaf het begin van de tweede eeuw het klassieke christelijke belijden begonnen te formuleren. De vervangingsgedachte zat van meet af aan in het hart van dit belijden, ook al is ze nooit met zoveel woorden in de klassieke geloofsbelijdenissen terecht gekomen. Het is dus niet verwonderlijk dat de vervangingsgedachte diep in het DNA van de christelijke theologische traditie genesteld is geraakt. Wie recente Nederlandse uitgaven over de kerkvaders en de Vroege Kerk inkijkt bemerkt al snel dat hierover met geen woord gerept wordt. Terwijl de ‘adversus judaeos’ (‘tegen de Joden’) literatuur als rode draad door de geschriften van al de kerkvaders loopt, kom je hierover in recente publicaties over de Vroege Kerk niets tegen. Dat is een merkwaardig hiaat. Dit stilzwijgen heeft mogelijk te maken met verlegenheid met de merkwaardige exegese door de kerkvaders van tal van oudtestamentische teksten die Israël betreffen. En mogelijk is er ook sprake van verlegenheid met de ‘wirkungsgeschichte’ van die exegese, wat ze aangericht heeft: eeuwen van Jodenhaat en Joods lijden in christelijk Europa. De Amerikaanse theologe Rosemary Ruether heeft deze exegese van de kerkvaders aangaande Israël grondig geanalyseerd in haar baanbrekende studie ‘Faith and Fratricide’ (1974). Ruether heeft de onhoudbaarheid van deze exegeses aangaande Israël haarscherp bloot gelegd.

Verlegenheid met Israël theologie van de kerkvaders

Maar de verlegenheid met de exegetische kunstgrepen die de kerkvaders hebben toegepast om Israël buiten spel te zetten, valt mogelijk vooral te verklaren uit het feit dat de kerkvaders met hun geschriften het fundament hebben gelegd voor de hele christelijke geloofsleer. Gezien hun onmiskenbaar belangrijke rol in het ontstaan van het christendom valt het moeilijk te verteren dat Ireneaus, Hieronymus, Augustinus en al die andere grote namen zich van meet af aan zo deerlijk vergist hebben waar het de plaats van Israël betreft. Maar dat is dus onmiskenbaar wel het geval. Daarmee heeft de christelijke traditie natuurlijk wel een enorm probleem. Want dan zit er in het fundament reeds sinds het jaar 100 iets heel wezenlijks scheef. Geen wonder dat velen dit hoofdpijndossier liever blijven negeren. Want hoe zetten we dit alles nog recht na 2000 jaar? Dat het probleem niet alleen groot maar ook blijvend urgent is wordt duidelijk wanneer je je realiseert hoe fundamenteel de blijvende centrale plaats van Israël is in Gods heilsplan. God is de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van Israël. Gods verbond met Abraham is onvoorwaardelijk en voor eeuwig (Gen. 17:4-8). Jezus de Messias is een Jood (Op. 5:5, Op. 22:16). De genadegaven en de roeping van Israël door God zijn onberouwelijk (Rom.11:28). Israël zal altijd blijven bestaan (Jer. 31:35-37). En zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Vanzelfsprekendheid vervangingsdenken verdwenen

Gelukkig hebben steeds meer kerkgenootschappen sinds de Holocaust en de wonderbaarlijke terugkeer op het wereldtoneel van een Joodse staat na 2000 jaar publiekelijk afstand genomen van de vervangingsgedachte. De vanzelfsprekendheid ervan is dan ook nagenoeg verdwenen. Spreek je tegenwoordig iemand hierover dan hoor je al heel gauw: ‘nee, ik hang de vervangingsgedachte niet aan, ik ben geen vervangingstheoloog.’ Dat is zonder meer winst. De vervangingsgedachte wordt inderdaad zelden meer met zoveel woorden verkondigd. Maar daarmee zijn we er nog niet, dit is pas een begin. In wat door velen tot een van de beste en belangrijkste boeken over het vervangingsdenken wordt gerekend, ‘The God of Israël and Christian Theology’ (1996), stelt de Amerikaanse systematische theoloog Kendall Soulen dat de vervangingsgedachte haar sporen heeft getrokken in heel het bouwwerk van de christelijke theologie. Denk aan het beeld van een gebouw en het fundament waarop het rust. Als het fundament scheef komt te liggen, staat heel het gebouw scheef. De vervangingsgedachte kan gezien worden als een verzakt fundament. Ze heeft haar stempel gedrukt op tal van aspecten van de theologie. De vervangingsgedachte heeft overal haar sporen achter gelaten en veelvuldig disbalans heeft veroorzaakt. Het schokeffect van de bijna volledige vernietiging van het Joodse volk in de Tweede Wereldoorlog en de wonderbaarlijke verrijzenis uit de as van een Joodse staat drie jaar na deze genocide, hebben een grondige restauratie van het hele bouwwerk van de christelijke theologie onontkoombaar noodzakelijk gemaakt. Het oude verhaal gaat niet meer op, het vervangingsdenken is failliet gebleken. Met deze restauratie is intussen een aanvang gemaakt, maar ze is nog lang niet voltooid.

De diverse verklaringen van een fors aantal kerkgenootschappen waarin inmiddels afstand is genomen van de vervangingsgedachte, zijn dan ook geen eindpunt. Maar ze vormen wel een belangrijk begin. De Engelse theoloog James Parkes, een van de allereerste pioniers op dit terrein en vooral bekend van zijn baanbrekende studie ‘The Conflict of the Church and the Synagogue’ (1934), was van mening dat deze verbouwing 300 jaar nodig gaat hebben. Hoe dan ook, zeker is dat de klus niet binnen een of twee generaties geklaard zal zijn. De vervangingsgedachte mag dan nog maar zelden frank en vrij verkondigd worden maar wat Kendall Soulen ergens zo treffend ‘Israël forgetfulness’ noemt is nog steeds aan de orde van de dag. ‘Israël forgetfulness’ staat voor het over het hoofd zien van Israël / het ‘vergeten’ van het Joodse volk in tal van preken, christelijke publicaties en wat dies meer zij. Hoe vaak niet worden bijvoorbeeld heilsbeloften uit het Oude Testament zonder meer op nieuwtestamentische gelovigen toegepast. En dat dan zonder te noemen dat de eerste geadresseerde het Joodse volk niet alleen was, maar ook nog steeds is. En wanneer Israël al genoemd wordt, dan is het bijna altijd Israël toen en zelden het Joodse volk nu. Veel predikanten weten nog steeds niet goed wat ze met Israël aan moeten. Helemaal niet noemen is de route die dan vaak maar genomen wordt. Op deze manier wordt het Oude Testament nog steeds met het grootste gemak ‘christelijk geannexeerd’.

Voorbij het vervangingsdenken

Waar staan we nu anno 2020? Hoe staat het met het ontwikkelen van een nieuwe Bijbels verantwoorde theologie die werkelijk gevrijwaard is van vervangingsdenken? Een van de grote uitdagingen is om nieuwtestamentische teksten als onder meer de Galatenbrief, de Hebreënbrief en Filippenzen 3 anders te leren verstaan. Dit zijn bij uitstek teksten die eeuwenlang steevast zijn uitgelegd als zouden ze de vervangingsgedachte leren: ‘het jodendom heeft afgedaan, met het evangelie van Jezus is iets volkomen nieuws begonnen’ enzovoort. Het is nog steeds een minderheid van theologen die hun beste krachten geven aan exegese en theologie die het vervangingsdenken voorbij is. Maar het is wel een minderheid die steeds meer van zich laat horen. Ik oriënteer me vooral op het Engelse taalgebied maar ben me ervan bewust dat ook in het Duitse taalgebied het nodige gebeurt op dit gebied.1 Bijna altijd gaat het om theologen die zich in het jodendom verdiepen en die vaak ook zelf contacten met joodse denkers hebben. Wat je veel ziet is dat men in het Nieuwe Testament, wat natuurlijk zelf een joods geschrift is, belangrijke nieuwe dingen ontdekt die lang over het hoofd zijn gezien. De laatste jaren wordt ook de input van messiaans-joodse theologen als Mark Kinzer en David Rudolph steeds belangrijker. 2 Het is de kruisbestuiving over en weer van joodse en christelijke theologen die met name de laatste jaren voor veelbelovende doorbraken in de exegese van het Nieuwe Testament zorgen. ‘Post-supersessionist theologie’ is een nieuwe term die steeds meer ingeburgerd begint te raken in kringen van theologen die met dit bijltje hakken. 3 Supersessionism’ is de wetenschappelijke term voor vervangingsdenken die in Engelstalige theologie gangbaar is geraakt. ‘Post-supersessionism’ is de Engelse benaming voor een zich ontwikkelende nieuwe theologie die het vervangingsdenken voorbij (‘post’) is. J. Brian Tucker schrijft er het volgende over: “post-supersessionism beaamt Gods onherroepelijke verbond met het Joodse volk als een centraal en samenhangend deel van kerkelijk onderricht. Post-supersessionism wijst opvattingen over het Nieuwe Verbond die de opheffing of het verouderd zijn van Gods verbond met het Joodse volk behelzen, af. Net zo verwerpt ze opvattingen die leren dat de Thora als blijvende afbakening van de identiteit van de Joodse gemeenschap niet meer van kracht zou zijn.” 4

Een bijzonder veelbelovend nieuw initiatief is de in 2017 gestarte reeks New Testament After Supersessionism (Nieuw Testament na vervangingsdenken). 5 Deze reeks voorziet in de hierboven genoemde behoefte om nieuwtestamentische teksten, die eeuwenlang in stelling zijn gebracht om de vervangingsgedachte te staven, anders te leren lezen en verklaren. Er zijn in deze reeks tot nu toe drie commentaren verschenen, een over Romeinen, een over Filippenzen en een over Efeze en Colossenzen. Een van de drie redacteuren van de reeks is de eerder genoemde Messiaans Joodse theoloog David Rudolph. Rudolph behoort naast Mark Kinzer tot de belangrijkste en meest productieve Messiaans Joodse theologen van dit moment. Hij promoveerde in 2007 aan Cambridge University. Voor zijn proefschrift ‘A Jew to the Jews: Jewish Contours of Pauline Flexibility in 1 Corinthians 9:19-23’ ontving hij de Franz Delitszch Prijs van de Freie Theologische Akademie in Giessen, Duitsland. Hij is directeur van de Messiaans Joodse Studies aan The King’s University in Dallas Texas en is daar tevens hoogleraar Nieuwe Testament en Joodse Studies 6 Rudolph maakt tevens deel uit van de stuurgroep van de in 2017 opgerichte Society for Post-Supersessionist Theology.

Zeer de moeite waard is ook de Journal of the Jesus Movement in its Jewish Settting. De website www.jjmjs.org bevat een schat aan peer reviewed artikelen en is vrij toegankelijk voor geïnteresseerden.

Belangrijke nieuwe boeken

In het grote Engelse taalgebied verschijnen voortdurend nieuwe boeken over deze onderwerpen. Ik licht er drie uit. In 2016 verscheen ‘The New Christian Zionism: fresh perspectives on Israël & the land’. Het boek is samengesteld en geredigeerd door Gerald R. McDermott. Het bevat twaalf essays van tien verschillende christelijke en messiaans-joodse theologen, onder wie Mark Kinzer en David Rudolph, plus een voortreffelijke inleiding door Gerald McDermott zelf. Onderwerpen die aan de orde komen zijn onder meer zionisme in het Mattheüs evangelie, zionisme in Lukas-Handelingen en zionisme in de geschriften van de apostel Paulus. Wie zijn visie op christelijk zionisme verder wil verdiepen zal in dit boek veel van zijn gading vinden.

Dan verscheen van de hand van William S. Campbell in 2018 een uitzonderlijk waardevolle en bovendien goed leesbare studie over de apostel Paulus in relatie tot Israël en de volken. De titel luidt ‘The nations in the divine economy: Paul’s covenantal hermeneutics and participation in Christ’. Campbell heeft decennia lang Bijbelse theologie gedoceerd aan onder meer de Universiteit van Wales. Hij heeft tal van publicaties op zijn naam staan over de sociale en historische context van de brieven van Paulus en identiteitsvorming in het vroege jodendom en het vroege christendom. Campbell is heel zijn werkzame leven als theoloog intensief met Paulus bezig geweest. Hij is zeer goed op de hoogte van wat in de loop der jaren door theologen over Paulus is gepubliceerd. Hij is altijd overtuigd geweest van de blijvende centrale plaats van Israël en een scherp criticus van het vervangingsdenken. Campbell beheerst de hele thematiek als weinig anderen. Het boek van ruim 400 pagina’s biedt een schat aan belangrijke waardevolle inzichten.

Eveneens in 2018 verscheen het lang verwachte werk van Mark Kinzer over Israël-christologie, ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: the Resurrected Messiah, the Jewish People, and the Land of Promise’. Kinzer heeft er ruim zeven jaar aan gewerkt. In het boek besteedt hij ook regelmatig aandacht aan de theologie van N.T. (Tom) Wright die hij zowel prijst als onder kritiek stelt. Darrell Bock van Dallas Theological Seminary schrijft het volgende over dit nieuwste boek van Kinzer: “Dit is een fascinerend boek. Kinzer houdt een sterk pleidooi dat Israël een dermate centrale plaats inneemt in de boodschap van het evangelie zelf, dat het verwijderen van die plaats en de hoop die ermee verband houdt, in ernstige mate verwatert waar het in het evangelie om draait.” Gerald McDermott schrijft: “Lezers van dit boek zullen gezichtspunten over Jezus en de vroege kerk ontdekken die de hele bekende christelijke theologie in een nieuw licht doet staan.” Gavin D’Costa van de Universiteit van Bristol zegt het volgende: “Dit werk van Kinzer is baanbrekend. Hij focust met name op Lucas en Handelingen om aan te tonen dat Jeruzalem toen, nu en in de toekomst een centrale plaats inneemt voor de hoop van de Joodse Messias, Jezus – en dus voor zijn Lichaam dat de gemeente is, zowel voor het Joodse deel als voor de gelovigen uit de volken. Het Goede Nieuws is geografisch. Kinzer ontwikkelt een nieuwe vorm van zionisme waarin Christus een centrale plaats inneemt.”

Ik hoop zo een indruk te hebben gegeven van post-supersessionist theologie die naar meer doet smaken. Post-supersessionism is een fascinerende nieuwe ontwikkeling van waaruit veel theologisch materiaal wordt aangereikt om op verantwoorde en bedachtzame wijze verder te kunnen bouwen aan een christendom zonder vervangingsdenken. Het is te hopen dat deze theologie ook zijn weg zal gaan vinden naar de verschillende theologie-opleidingen in ons taalgebied.

 

1  Hier moet zeker de productieve belangrijke Duitse theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt (1926-2002) genoemd worden.

2  Mark Kinzer behoort tot de belangrijkste Messiaans Joodse theologen van dit moment. Sinds 2005 verschenen vier boeken van zijn hand die stuk voor stuk een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het verder ontwikkelen van een volwaardige nieuwtestamentische theologie zonder vervangingsdenken. Zie voor meer over Mark Kinzer zijn website www.markkinzer.com

3  Zie de website van de in 2017 opgerichte Society for Post-Supersessionist Theology www.post-supersessionism.com

4  Tucker, Brian, Reading Romans after supersessionism: the continuation of Jewish Covenantal Identity, Series Preface, pag. II, Eugene, Oregon, Cascade Books, 2018,

5  Uitgegeven door Cascade Books / Wipf and Stock Publishers. De volgende drie titels zijn tot nu toe verschenen: Reading Romans after supersessionism: the continuation of Jewish Covenantal Identity, Reading Ephesians & Colossians after supersessionism: Christ’s Mission through Israel to the Nations en Reading Philippians after supersessionism: Jews, Gentiles and Covenant Identity.

6  Zie voor meer informatie over David Rudolph en Messiaans Joodse studies www.tku.edu/faculty/dr-david-rudolph/. Zie ook MJStudies, A Gateway to Post-Supersessionist New Testament Scholarship, www.mjstudies.com

 



Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet: Israël in het hart van de Kerk, Jezus in het hart van Israël

Door Jeroen Bol

Wie kent niet dat oude kinderspelletje waar je niets voor nodig hebt behalve ten minste een werkend oog: ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’. Ik heb geen idee of het tegenwoordig nog vaak gespeeld wordt maar wij deden het vroeger thuis regelmatig. Ik moest hier onlangs aan denken naar aanleiding van de titel en de ondertitel van het boek dat in maart verscheen, ‘Israël in het hart van de Kerk’. De ondertitel luidt ‘Jezus in het hart van Israël’. Het boek is een gezamenlijk uitgave van de Jules Isaac Stichting en Uitgeverij Scholten. Het bevat, naast meer, de vijf lezingen die de messiaans-joodse theoloog Dr. Mark S. Kinzer in het najaar van 2015 in Nederland gaf. De lezingen maakten destijds zo veel indruk dat we besloten dat ze in Nederlandse vertaling beschikbaar moesten komen. De titel en ondertitel zijn in nauw overleg met Mark Kinzer gekozen, ze raken de kern van zijn theologisch denken over Israël en de Kerk. Israël en de Kerk zijn volgens Kinzer in Jezus, de Messias van Israël, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat je de metafoor van het hart met recht kunt gebruiken: ‘Israël in het hart van de Kerk’ . En Jezus, of Jesjoea, is volgens Kinzer zo nauw verbonden met het het Joodse volk van alle tijden dat je diezelfde metafoor ook op Israël kunt toepassen: ‘Jezus in het hart van Israël’. In de vier boeken die sinds 2005 van zijn hand verschenen zet hij de exegetische en theologische argumenten hiervoor op indrukwekkend zorgvuldige wijze uiteen.1 Het meest grondig doet Kinzer dit in zijn laatste in 2018 verschenen boek ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen’ The Resurrected Messiah, the Jewish People, and the Land of Promise.

Terug naar dat kinderspelletje ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’ . Onlangs realiseerde ik me voor het eerst dat de titel van het boek ‘Israël in het hart van de Kerk, Jezus in het hart van Israël’ precies dat uitdrukt wat de Kerk en de Synagoge eeuwenlang juist helemaal niet zagen. De Kerk zag zichzelf in de lijn van het vervangingsdenken als het nieuwe, het ‘geestelijk Israël’. De idee van ‘Israël in het hart van de Kerk’ slaat dan vanzelfsprekend nergens op. Want de Kerk is immers Israël. En het Jodendom associeerde Jezus uitsluitend met de Kerk, met Israël had de christelijke Jezus volgens het jodendom weinig tot niets van doen. Hij kon in de ogen van de Joden in ieder geval niet de Messias zijn. Dus ‘Jezus in het hart van Israël’ klinkt in veel Joodse oren nog steeds als een vreemde uitspraak waar men zich weinig bij kan voorstellen. Net zo klinkt ‘Israël in het hart van de Kerk’ nog steeds vreemd in het oor van menig christen.

Maar waarom dan deze titel gekozen? En hoe kan het dat juist deze titel de kern van het denken van de Messiaans-Joodse theoloog Mark Kinzer raakt? Dat heeft alles te maken met het gezichtspunt van waaruit Mark Kinzer naar de Schrift en naar de geschiedenis kijkt. Dat is het gezichtspunt van een Jood die Jezus als de Messias belijdt, of zoals hij zichzelf noemt: een ‘Messianic Jew’. Hij kijkt dus met de ogen van een Jood en met de ogen van iemand die Jezus, Jesjoea, als de Messias erkent. Dit gezichtspunt is in zekere zin allesbepalend. Natuurlijk komt hierbij dat Kinzer ook als een goed geïnformeerd theoloog naar Schrift en geschiedenis kijkt. Maar het eerstgenoemde, zijn ‘sitz im leben’ als Messiaanse Jood, die is doorslaggevend voor wat hij zegt te zien: ‘Israël in het hart van de Kerk’ en ‘Jezus in het hart van Israël’. Bij mijn weten is Mark Kinzer de eerste die deze twee concepten zo grondig en zo overtuigend exegetisch en theologisch heeft weten te onderbouwen. En ze met elkaar heeft weten te verbinden. Noem het gerust een ‘paradigmawisseling.’ Een paradigma staat voor het gezichtspunt van waaruit iemand de werkelijkheid beschouwt. Paradigma’s zijn per definitie enorm invloedrijk. Doorgaans ben je je helemaal niet bewust van het paradigma dat je kijk op de dingen bepaalt. Eeuwenlang heeft de Kerk bepaald hoe christenen tegen Israël horen aan te kijken, zonder ook maar enige twijfel aan haar standpunt dat de Kerk de plaats van Israël zou hebben ingenomen. En net zo stond het Joodse standpunt eeuwenlang onwrikbaar vast, en bepaalde het hoe je als Jood tegen de ‘Jezus van de christenen’ aankeek: deze kon onmogelijk de Messias van Israël zijn.

Het gezichtspunt van een theologisch grondig geïnformeerde messiaans-joodse theoloog was vele eeuwenlang een onmogelijkheid. Het kon eenvoudig niet bestaan omdat zowel in de Kerk als in het Jodendom geen enkele ruimte bestond om tegelijk Jood te zijn en Jezus als Messias te belijden. Het was een van de weinige dingen waarover Kerk en Synagoge het wél eens waren: je was of Jood of Christen. Beide identiteiten combineren, dat was onmogelijk. Pas sinds de 19e eeuw is dit langzaam gaan kantelen en vooral sinds de jaren zestig van de afgelopen eeuw is het aantal Messiaanse Joden sterk aan het toenemen. We leven intussen in een tijd dat de Kerk en de Synagoge niet meer de macht en mogelijkheid hebben om zoiets als Messiaans Jodendom effectief te verbieden. Er is ruimte voor iets nieuws dat eigenlijk heel oud is.

De Kerk begon ooit als een beweging van Joden die Jezus als de Messias beleden. Deze Joden schreven praktisch het hele Nieuwe Testament. Maar toen de Kerk in de tweede eeuw begon te leren dat zij nu het nieuwe Israël was, werden deze zelfde Joden binnen de Vroege Kerk door de niet-Joodse meerderheid steeds meer in de hoek gedrongen. Voor messiaans-joods leven bestond al vroeg in de geschiedenis van de Kerk geen ruimte meer. 2 We leven intussen in een andere tijd. Het messiaans-jodendom is zich in onze dagen steeds meer aan het profileren. Mark Kinzer is hier een goed voorbeeld van. Met zijn 68 jaar is hij intussen de mentor van een groeiende groep jongere messiaans-joodse theologen van wie er steeds meer promoveren en geleidelijk aan ook leerstoelen gaan bekleden. Het is zonder meer een heel bijzondere ontwikkeling die zich in onze dagen afspeelt. Zo verovert messiaans-jodendom langzamerhand haar plaats binnen de wereld van de theologie. Het recente debat dat Mark Kinzer 11 september 2019 had met de bekende Engelse theoloog N.T. (Tom) Wright is hier een treffend voorbeeld van. 3

Terug naar het boek ‘Israël in het hart van de Kerk’. Het is zonder meer fascinerend te zien hoe in deze vijf lezingen de puzzelstukken ineens in elkaar blijken te passen. De puzzel hoe Israël, Jezus en de Kerk zich nu eigenlijk tot elkaar verhouden in het licht van de Schrift. Was Jezus eeuwenlang degene die christendom en jodendom verdeelde, in Kinzers lezing van de Bijbel is Jezus juist degene die Kerk en Israël verbindt. Jezus is zowel de Messias-Koning van Israël en Hij is het Hoofd van zijn Lichaam, de Gemeente van Christus. De argumenten die deze messiaans-joodse theoloog hiervoor aandraagt zijn zonder meer indrukwekkend. Ik besluit dit korte artikel met twee aanbevelingen van Nederlandse theologen. De eerste komt van Arnold Huijgen, hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn: “Mark Kinzer biedt de hoogste kwaliteit die er te vinden is in de bezinning op de plaats van Israël en de kerk. Dit boek plaatst Israël terecht in het hart van de kerk. Christenen zijn Kinzer veel dank verschuldigd.” De tweede aanbeveling is van Dineke Houtman, bijzonder hoogleraar Jodendom en Joods-christelijke relaties aan de Protestantse Theologische Universiteit: “In een tijd waarin de discussie over de zogenoemde “onopgeefbare verbondenheid” weer oplaait is het belangrijk te blijven onderzoeken wat de Bijbel zegt over de relatie tussen Jodendom en christendom. Dit boek laat zien dat die relatie dieper gaat dan we lang geneigd waren te denken.”

 

1  Kinzer, Mark S., Postmissionary Messianic Judaism: Redefining Christian Engagement with the Jewish People, Brazos Press, Grand Rapids, Michigan, 2005.

Kinzer, Mark S., Jennifer M. Rosner, editor, Israel’s Messiah and the People of God: A Vision for Messianic Jewish Covenant Theology, Cascade Books, Eugene, Oregon, 2011.

Kinzer, Mark S., Searching Her Own Mystery: Nostra Aetate, the Jewish People, and the identity of the Church, Cascade Books, Eugene, Oregon, 2015.

Kinzer, Mark S., Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: The Resurrected Messiah, the Jewish People, and the Land of Promise, Cascade Books, Eugene, Oregon, 2018.

2  Zie hoofdstuk 7 in ‘Israël in het hart van de Kerk’ : ‘Twintig eeuwen Messiaans Jodendom in vogelvlucht’

3  Het volledige debat is te beluisteren op youtube: https://youtu.be/qIBt64m-Py4

 



Antisemitisme anno 2018

Door Bjorn Lous

Eind november verschenen twee grote onderzoeken naar antisemitisme in Europa, die uitgebreide media-aandacht kregen. Het eerste was uitgevoerd in opdracht van CNN en bracht het voorkomen van antisemitische gevoelens in kaart voor zeven Europese landen. Dezelfde week bracht EenVandaag een onderzoek naar buiten over antisemitisme in Nederland. De resultaten zijn schokkend, en zouden wat de Jules Isaac Stichting betreft de beschouwd moeten worden als een alarmroep richting de (Nederlandse) kerken.

Een eerste opvallend resultaat van het CNN-onderzoek is dat een derde van alle Europeanen aangeeft weinig tot niets te weten over de Shoah. 5% van hen die aan het onderzoek deelnamen heeft zelfs nog nooit gehoord van de Shoah. Een op de vijf Fransen in de leeftijdscategorie van 18 tot 34 geeft te kennen nooit van de Shoah gehoord te hebben, terwijl in Oostenrijk 12% van de jonge mensen er niets af van weet. 40% van alle Oostenrijkers zegt weinig over de Shoah te weten. Een op de drie Europeanen denkt bovendien dat de Joden de Shoah gebruiken om hun eigen doelen te realiseren, bijvoorbeeld om het beleid van de staat Israël jegens de Palestijnen te rechtvaardigen. Eenzelfde percentage vindt dat het herdenken van de Shoah afleidt van hedendaagse gruwelijkheden. Als het gaat om de oorzaken van het antisemitisme wijst 28% op de staat Israël, en 18% stelt dat het het gevolg is van hoe Joden zich gedragen in het dagelijks leven. Slechts 54% vindt dat de staat Israël bestaansrecht heeft, maar een overgrote meerderheid zegt dat ze geen negatief beeld hebben van de Joden. Toch denkt een derde dat Joden teveel politieke en economische invloed hebben. Ook hun getalsmatig aandeel in de bevolking wordt schromelijk overschat. 40 % zegt dat Joden in hun land gevaar lopen dat hen geweld wordt aangedaan, de helft van alle Europeanen zegt dat hun regeringen meer moeten doen om antisemitisme te bestrijden.

Lees meer


Christendom zonder antisemitisme: welke aanpassingen zijn nodig in het onderwijs over de Joden?

Tijdens de oorlog heeft Jules Isaac, terwijl hij met zijn vrouw moest onderduiken voor de Nazi’s, uitgebreid onderzoek gedaan naar de wortels van het antisemitisme in Europa. Hij kwam tot de conclusie dat het antijudaisme in de christelijke theologische traditie, en de verwerking hiervan in talloze catechesematerialen en liturgische teksten, in grote mate heeft bijgedragen aan het bevorderen en acceptabel maken van antisemitische denkbeelden. In zijn bestudering van de grondtekst van de Nieuw-Testamentische geschriften meende Isaac echter geen ondersteuning te vinden voor deze denkbeelden. Om af te rekenen met het christelijke antisemitisme deed hij 18 voorstellen om de christelijke theologie te helpen zich hiervan te ontdoen, en beter in overeenstemming te brengen met het Nieuwe Testament. In 1947 vormden deze 18 voorstellen het uitgangspunt van de discussie op de grote interkerkelijke conferentie in Seelisberg. Deze conferentie had tot doel om tot een adequate bestrijding van het antisemitisme te komen, en om een aanzet te geven tot verzoening tussen Joden en Christenen. Hieronder vind je de Engelse vertaling van de volledige tekst van de voorstellen van Jules Isaac, die ook vandaag de dag nog belangrijk en relevant zijn.

“The rectification necessary in Christian teaching: eighteen points“The rectification necessary in Christian teaching: eighteen points”

 

By Jules Isaac

From his magnum opus ‘Jesus and Israel’.

Christian teaching worthy of the name should

1. give all Christians at least an elementary knowledge of the Old Testament; stress the fact that the Old Testament, essentially Semitic – in form and substance – was the Holy Scripture of the Jews before becoming the Holy Scripture of Christians;

2. recall that a large part of Christian liturgy is borrowed from it, and that the Old Testament, the work of Jewish genius (enlightened by God), has been to our own day a perennial source of inspiration to Christian thought, literature and art;

3. take care not to pass over the singularly important fact that it was to the Jewish people, chosen by Him, that God first revealed Himself in His omnipotence; that it was the Jewish people who safeguarded the fundamental belief in God, then transmitted it to the Christian world;

4. acknowledge and state openly, taking inspiration from the most reliable historical research, that Christianity was born of a living, not a degenerate Judaism, as is proved by the richness of Jewish literature, Judaism’s indomitable resistance to paganism, the spiritualization of worship in the synagogues, the spread of proselytism, the multiplicity of religious sects and trends, the broadening of beliefs; take care not to draw a simple caricature of historic Phariseeism;

5. take into account the fact that history flatly contradicts the theological myth of the Dispersion as providential punishment for the Crucifixion, since the Dispersion of the Jewish people was an accomplished fact in Jesus’ time and since in that era, according to all the evidence, the majority of the Jewish people were no longer living in Palestine; even after the two great Judean wars (first and second centuries), there was no dispersion of the Jews of Palestine;

6. warn the faithful against certain stylistic tendencies in the Gospels, notably the frequent use in the fourth Gospel of the collective term “the Jews” in a restricted and pejorative sense – to mean Jesus’ enemies: chief priests, scribes, and Pharisees – a procedure that results not only in distorting historic perspectives but in inspiring horror and contempt of the Jewish people as a whole, whereas in reality this people is in no way involved;

7. state very explicitly, so that no Christian is ignorant of it, that Jesus was Jewish, of an old Jewish family, that he was circumcised (according to Jewish Law) eight days after his birth; that the name Jesus is a Jewish name, Yeshua, Hellenized and Christ the Greek equivalent of the Jewish term Messiah; that Jesus spoke a Semitic language, Aramaic, like all the Jews of Palestine; and that unless one reads the Gospels in their earliest text, which is in the Greek language, one knows the Word only through a translation of a translation;

8. acknowledge – with Scripture – that Jesus “born under the [Jewish] law” (Gal. 4:4), lived “under the law”; that he did not stop practicing Judaism’s basic rites to the last day; that he did not stop preaching his Gospel in the synagogues and the Temple to the last day;

9. not fail to observe that during his human life, Jesus was uniquely “a servant to the circumcised” (Rom. 15:8); it was in Israel alone that he recruited his disciples; all the Apostles were Jews like their master;

10. show clearly from the Gospel texts that to the last day, except on rare occasions, Jesus did not stop obtaining the enthusiastic sympathies of the Jewish masses, in Jerusalem as well as in Galilee;

11. take care not to assert that Jesus was personally rejected by the Jewish people, that they refused to recognize him as Messiah and God, for the two reasons that the majority of the Jewish people did not even know him and that Jesus never presented himself as such explicitly and publicly to the segment of the people who did know him; acknowledge that in all likelihood the messianic character of the entry into Jerusalem on the eve of the Passion could have been perceived by only a small number;

12. take care not to assert that Jesus was at the very least rejected by the qualified leaders and representatives of the Jewish people; those who had him arrested and sentenced, the chief priests, were representatives of a narrow oligarchic caste, subjugated to Rome and detested by the people; as for the doctors and Pharisees, it emerges from the evangelical texts themselves that they were not unanimously against Jesus; nothing proves that the spiritual elite of Judaism was involved in the plot;

13. take care not to strain the texts to find in them a universal reprobation of Israel or a curse which is nowhere explicitly expressed in the Gospels; take into account the fact that Jesus always showed feelings of compassion and love for the masses;

14. take care above all not to make the current and traditional assertion that the Jewish people committed the inexpiable crime of decide, and that they took total responsibility on themselves as a whole; take care to avoid such an assertion not only because it is poisonous, generating hatred and crime, but also because it is radically false;

15. highlight the fact, emphasized in the four Gospels, that the chief priests and their accomplices acted against Jesus unbeknownst to the people and even in fear of the people;

16. concerning the Jewish trial of Jesus, acknowledge that the Jewish people were in no way involved in it, played no role in it, probably knew nothing about it; that the insults and brutalities attributed to them were the acts of the police or of some members of the oligarchy; that there is no mention of a Jewish trial, of a meeting of the Sanhedrin in the fourth Gospel;

17. concerning the Roman trial, acknowledge that the procurator Pontius Pilate had entire command over Jesus’ life and death; that Jesus was condemned for messianic pretensions, which was a crime in the eyes of the Romans, not the Jews: that hanging on the cross was a specifically Roman punishment; take care not to impute to the Jewish people the crowning with thorns, which in the Gospel accounts was a cruel jest of the Roman soldiery; take care not to identify the mob whipped up by the chief priests with the whole of the Jewish people or even the Jewish people of Palestine, whose anti-Roman sentiments are beyond doubt; note that the fourth Gospel implicates exclusively the chief priests and their men;

18. last not forget that the monstrous cry, “His blood be on us and on our children!” (Mt. 27:25), could not prevail over the Word, “Father, forgive them; for they know not what they do” (Lk. 23:34).

These eighteen points have in fact served as a basis of discussion for a (Christian) commission, the Third Commission of the International Emergency Conference of Christians and Jews at Seelisberg, Switzerland, in August 1947. From these deliberations emanated the important document known under the title of the Ten Points of Seelisberg.”

Source: ‘Jesus and Israel’, edited by Claire Huchet Bishop, Holt Rinehart and Winston publishers, 1971. (Original ‘Jésus et Israel’, Fasquelle Éditeurs Paris, 1959)


Toespraak, gehouden tijdens de dodenherdenking bij het Joods monument

(bij het Raoul Wallenbergplein in Alphen aan den Rijn, 4 mei 2018)

Door: Jeroen Bol,  voorzitter van de Jules Isaac Stichting

Vanavond herdenken we de 55 Alphense Joden die door de Duitse bezetter zijn weggevoerd en vervolgens in de vernietigingskampen vermoord. En ook herdenken we de overige Alphense Joden die de oorlog niet hebben overleefd. Er zijn vele redenen om altijd te blijven gedenken en nooit te vergeten. Een daarvan is dat het ons kan motiveren te doen wat in onze macht ligt, om te voorkomen dat zoiets ooit nog een keer gebeuren kan.

Lees meer


Over Nostra Aetate

Door J. Bol

De Frans-Joodse historicus Jules Isaac heeft vanaf 1943 de laatste twintig jaar van zijn leven gewijd aan onderzoek hoe de vernietiging van de joden met zo’n gemak heeft kunnen plaatsvinden. Zijn conclusie was even duidelijk als pijnlijk: het christendom heeft eeuwenlang anti-Joodse denkbeelden voorzien van een theologisch fundament en er zo kerkelijk gezag aan verleend. Dit heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het ontstaan van een voedingsbodem voor de anti-Joodse politiek van de Nazi’s. Het werk van Jules Isaac resulteerde in 1965 tijdens het Tweede Vaticaans Concilie in de historische verklaring Nostra Aetate. Daarmee verwierp de Rooms Katholieke Kerk achttien eeuwen anti-Joodse theologie. Deze ommekeer werd gevolgd door tal van verklaringen waarin steeds meer kerken afstand namen van christelijk triomfalisme richting het jodendom. Denk onder meer aan de kerkorde van de PKN waarin wordt gesproken over de onopgeefbare verbondenheid van de kerk met het Joodse volk. Lees meer


Huidig Israël in de theologie van N.T. Wright

Door: Jeroen Bol

De Engelse anglicaanse theoloog Tom Wright is een van de belangrijkste nieuwtestamentici van dit moment. Hij geniet intussen ook in ons land grote bekendheid. Tot nu toe is in ons land nog maar weinig aandacht gegeven aan de plaats die Wright in zijn theologie aan Israël toekent. Tom Wright (1948) is in staat gebleken om zijn rijke theologische inzichten niet alleen voor collega theologen op papier te zetten, hij weet ze tevens voor een breed publiek toegankelijk te maken. Die combinatie, samen met zijn enorme kennis van de 20e eeuwse theologie, maakt hem tot een van de meest invloedrijke theologen van het moment. Tientallen boeken zijn intussen van zijn hand verschenen. In Nederland spreekt Wright met name de jongere generatie predikanten aan. Niet in het minst omdat hij cruciale elementen van het christelijke geloof zoals de goddelijke natuur van Jezus, Jezus’ opstanding en de betrouwbaarheid van het Oude en Nieuwe Testament met verve overeind houdt. Daarnaast slaagt Wright erin om de betekenis van het evangelie voor alle facetten van het leven op frisse en overtuigende wijze voor het voetlicht te brengen. Ook voor het maatschappelijk leven dus, denk onder meer aan politiek en economie. Tom Wright besteedt dus veel aandacht aan de relevantie van het evangelie voor het héle leven. Dat spreekt met name veel jongere predikanten en theologen aan. Het inspireert en helpt hen aan nieuwe argumenten om in het huidige gure klimaat van voortgaande secularisatie de onvervreemdbare blijvende geldigheid van het evangelie en de betrouwbaarheid ervan opnieuw fris te kunnen verwoorden. Dat is voorwaar geen geringe verdienste. In 2014 organiseerde de Confessionele Vereniging een druk bezochte predikantenconferentie met Tom Wright die in de christelijke pers veel aandacht trok.

Lees meer