Door Bjorn Lous
Eind november verschenen twee grote onderzoeken naar antisemitisme in Europa, die uitgebreide media-aandacht kregen. Het eerste was uitgevoerd in opdracht van CNN en bracht het voorkomen van antisemitische gevoelens in kaart voor zeven Europese landen. Dezelfde week bracht EenVandaag een onderzoek naar buiten over antisemitisme in Nederland. De resultaten zijn schokkend, en zouden wat de Jules Isaac Stichting betreft de beschouwd moeten worden als een alarmroep richting de (Nederlandse) kerken.
Een eerste opvallend resultaat van het CNN-onderzoek is dat een derde van alle Europeanen aangeeft weinig tot niets te weten over de Shoah. 5% van hen die aan het onderzoek deelnamen heeft zelfs nog nooit gehoord van de Shoah. Een op de vijf Fransen in de leeftijdscategorie van 18 tot 34 geeft te kennen nooit van de Shoah gehoord te hebben, terwijl in Oostenrijk 12% van de jonge mensen er niets af van weet. 40% van alle Oostenrijkers zegt weinig over de Shoah te weten. Een op de drie Europeanen denkt bovendien dat de Joden de Shoah gebruiken om hun eigen doelen te realiseren, bijvoorbeeld om het beleid van de staat Israël jegens de Palestijnen te rechtvaardigen. Eenzelfde percentage vindt dat het herdenken van de Shoah afleidt van hedendaagse gruwelijkheden. Als het gaat om de oorzaken van het antisemitisme wijst 28% op de staat Israël, en 18% stelt dat het het gevolg is van hoe Joden zich gedragen in het dagelijks leven. Slechts 54% vindt dat de staat Israël bestaansrecht heeft, maar een overgrote meerderheid zegt dat ze geen negatief beeld hebben van de Joden. Toch denkt een derde dat Joden teveel politieke en economische invloed hebben. Ook hun getalsmatig aandeel in de bevolking wordt schromelijk overschat. 40 % zegt dat Joden in hun land gevaar lopen dat hen geweld wordt aangedaan, de helft van alle Europeanen zegt dat hun regeringen meer moeten doen om antisemitisme te bestrijden.
Wat Nederland betreft is het beeld niet veel beter. Het EenVandaag-onderzoek richt zich met name op de incidenten. 77% van de Nederlandse Joden zegt te maken te krijgen met anti-Joodse gevoelens, wat zich bij 71% geuit heeft in vervelende opmerkingen. Soms in de vorm van een grap over Joden als ‘slimme zakenlui’, maar ook dat komt hard aan en bevestigt stereotypen die in het verleden tot geweld hebben geleid. 51% van de Joden heeft wel eens hatelijke opmerkingen over de Tweede Wereldoorlog te horen gekregen, 34% is wel eens uitgescholden en 11% is zelfs bedreigd. De geïnterviewde personen geven aan nog niet direct bang te zijn voor grootschalig geweld, maar ze zien wel dat het leefklimaat onprettiger wordt. Daardoor voelt bijna de helft zich genoodzaakt zijn of haar kleding aan te passen om op straat niet herkenbaar te zijn als Jood. Het is erg pijnlijk om te moeten concluderen dat ondanks de rijkdom en de vrijheden die we verworven hebben, de situatie voor Joden nog steeds niet definitief ten goede veranderd is.
Wat moeten wij als christenen met deze feiten? Hoe kunnen wij een bijdrage leveren om onze samenleving voor iedereen leefbaar te houden? Een thema dat in beide onderzoeken naar voren komt is de koppeling tussen antisemitisme en de staat Israël. Een grote bijdrage aan deze koppeling wordt geleverd door hoe christenen met dit onderwerp omgaan. Zowel voor- als tegenstanders laten hun politieke visie bepalen door theologische standpunten. Vaak worden die standpunten vergezeld van ouderwetse representaties van Joden en het Jodendom, die dan weer vereenzelvigd worden met het huidige politieke Israël. Daarnaast zijn de kerken en de christelijke traditie eeuwenlang de aanjagers geweest van het antisemitisme in Europa. Tot en met de Tweede Wereldoorlog zijn de Joden door de kerk in een kwaad daglicht geplaatst en gemarginaliseerd met een verwijzing naar de theologie en de Bijbel. En ook vandaag kan er in de kerk nog weinig waardering opgebracht worden voor de Joodse traditie, en worden Joden nog altijd niet voor vol aangezien, omdat ze ‘ondanks hun kennis van de Bijbel Jezus niet erkennen’.
De Nederlandse politiek roept op tot positief onderwijs over Joden en tot het serieus nemen van de ernst van antisemitische uitingen.(1) Hierin kunnen we ook als kerken belangrijke stappen zetten. Allereerst door niet langer in stereotypen te spreken over de Joden, als historisch volk, maar door eerlijk over hen te spreken op een manier die in overeenstemming is met wat Jezus en de apostelen leerden. En door te spreken over de Joden als een volk dat nog altijd bestaat en onder ons leeft, en hen lief te hebben zoals God hen liefheeft in de Bijbel.(2) Daarnaast is het belangrijk om het antisemitisme bespreekbaar te maken in kerken, en christenen bewust te maken van het antisemitische verleden van de christelijke traditie. Nodig bijvoorbeeld eens een Joods iemand uit om zijn ervaringen te delen. Het is ook belangrijk dat kerken aandacht besteden aan de Shoah, ten minste eenmaal per jaar, en hun jongeren daarover onderwijzen. Gezien ons verleden is het ronduit beschamend dat het gros van de kerken het op beide punten laat afweten. Tot slot zou het ook goed zijn om prioriteit te geven aan het komen tot een Bijbelse en historisch verantwoorde visie op de Joden, zonder dit meteen te koppelen aan politiek.(3) De noodzaak tot een kritische reflectie op onze denkbeelden over het Joodse volk en het Jodendom, en de hervorming van de christelijke leer op dit thema, mag nooit afgedaan worden met louter politieke steun aan de staat Israël. Anderzijds mag het verlangen naar gerechtigheid niet betekenen dat individuele Joden worden aangesproken of aangevallen vanwege beleidskeuzes van de Israëlische regering.
(1) Onlangs heeft de Tweede Kamer ook een motie aangenomen om de antisemitisme-definitie van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) in Nederland te gaan hanteren.
(2) Voor een aanzet hiertoe, zie Jules Isaacs 18 voorstellen
(3) Het boek ‘Israel matters’ van Gerald McDermott kan hiervoor een mooie inspiratiebron zijn.
Copyright © Jules Isaac Stichting. Dit artikel mag gedownload en geprint worden voor persoonlijk gebruik. Er mag uit geciteerd worden met bronvermelding. De tekst mag niet elders worden gepubliceerd zonder schriftelijke toestemming van de Jules Isaac Stichting.