Jezus ondenkbaar zonder zijn Joodse context

N.a.v. het boek ‘Jezus: Reconstructie en revisie’ door Henk Bakker

KokBoekencentrum 2020 ISBN 9789043534109

Door: Jeroen Bol

In september 2020 verscheen van de hand van Henk Bakker ‘Jezus. Reconstructie en revisie’. Op de achterzijde van het bij KokBoekencentrum uitgegeven boek lezen we: “Met Jezus. Reconstructie en revisie heeft de lezer een boek in handen dat diep op de discussie over de ‘historische Jezus’ ingaat en de conclusie trekt dat de bronnen enerzijds voldoende materiaal bieden om Hem binnen de Joodse context van zijn tijd te duiden en anderzijds een correctie inhouden voor bepaalde denkbeelden die christenen soms van Hem hebben. Al met al is het een uitdagend boek dat stof tot discussie geeft en het debat verder brengt”.

Henk Bakker is namens de Unie van Baptisten als hoogleraar theologie verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij bekleedt daar de James W. McClendon Chair for Baptistic and Evangelical Theologies en is verbonden aan het Baptisten Seminarium in Amsterdam. Zijn boek is bijzonder goed ontvangen, recent verscheen een derde druk. Dit boek biedt de theologisch geïnteresseerde lezer veel. Het maakt inzichtelijk hoe de impact van de geloofservaringen van de eerste getuigen in de daarop volgende paar eeuwen aan uitmondde in de zich uitkristalliserende geloofsleer van de vroege kerk. En met name in de christologie van de vroege kerk. Henk Bakker bespreekt helder de belangrijke christologische discussies uit de eerste vier eeuwen. Hij laat zien hoe het Jood-zijn van Jezus in wezen geen rol van betekenis heeft gespeeld in deze vroegkerkelijke discussies.

 

REGULA FIDEI

Als dat ergens duidelijk wordt dan is het in de geloofsbelijdenis van Nicea- Constantinopel uit de vierde eeuw. Dit is nog steeds de belangrijkste geloofsbelijdenis in zowel het westers als het oosters christendom. Deze belijdenis rept met geen woord over het Jood-zijn van Jezus, ook Israël heeft er geen plek in. De identiteit van Jezus als behorend tot zijn volk blijft in deze oerbelijdenis onbenoemd. Alsof het slechts om zijn ‘mens zijn’ zou gaan: ‘het Woord is vlees geworden’. Dat het Woord Joods vlees was geworden bleef helaas onbenoemd. Dit voorbijzien aan de Joodse identiteit van Jezus, samen met het negeren van Israël, heeft zijn wortels al in de tweede eeuw. Wetenschappers als Kendall Soulen, Wayne Meeks en Rowan Greer hebben aangetoond dat dit alles te maken heeft de ‘regula fidei’ (‘regel van het geloof’), de geloofsleer van de vroege kerk. Deze geloofsleer werd eind tweede eeuw voor het eerst op schrift gesteld door de grondleggende kerkvader Irenaeus. 1 In deze ‘regula fidei’ die volgens Ireneaus terugging op de apostelen zelf, was de Kerk nu het nieuwe Israël. Het oude Israël zou zijn verbondstatus hebben verspeeld omdat het Jezus niet als Messias had erkend. Daarnaast was het volgens Ireneaus altijd al Gods plan dat de Kerk Gods einddoel zou zijn. Israël vervulde slechts een voorbereidende rol in de heilsgeschiedenis. Anders gezegd: het moest wel zo gaan. Hier, in de vroege kerk van de tweede eeuw, ligt de oorsprong van het vervangingsdenken. Nu de kerk de plaats van Israël had ingenomen speelde ook het Jood zijn van Jezus geen rol van betekenis meer. Christus was waarlijk mens en waarlijk Zoon van God. Daar ging het om.

 

SCHIJN

Met Ireneaus is volgens Kendall Soulen eind tweede eeuw de toon gezet voor al de eeuwen die erop volgden. 1 Het vervangingsdenken zat sindsdien stevig verankerd in het christendom. Volgens Henk Bakker is het voorbijzien aan de Joodse identiteit van Jezus een ernstig manco in de christologie. Hij legt hier in zijn boek regelmatig de vinger bij en neemt geen blad voor de mond om het ter discussie te stellen. De auteur stelt dat dit manco extra problematisch is vanwege de sleutelpositie die de christologie inneemt in het christelijk denken.

Bakker: “Het is niet mogelijk om een verantwoord beeld van Jezus te geven zonder Jezus’ Jood-zijn als de dragende grond van zijn identiteit en persoonlijkheid te nemen. Waar dit niet gebeurt, wordt aan grondwaarheden van Jezus’ leven voorbijgegaan en dreigt het onderzoek in historisch opzicht in de lucht te komen hangen. Helaas is dit in de theologiegeschiedenis maar al te vaak gebeurd. (…) Het moet gezegd dat in de christologie lang aan ‘schijn’ is vastgehouden, en nog altijd gebeurt dit. Ik zal hieronder uitleggen wat daarmee bedoeld wordt. Met de centrale plaats die de christologie in zijn algemeenheid inneemt, heeft het vasthouden aan schijnchristologie flinke gevolgen, want die doortrekt niet alleen de kerkleer, maar ook andere onderdelen van de theologie, zoals de heilsleer, de scheppingsleer, de toekomstleer. Als de schijn in de christologie begint, houdt christelijke theologie die meestal vast in haar kijk op verlossing, kerkelijke presentie, schepping en verantwoordelijkheid, toekomstverwachtingen, en ga zo maar door. Theologie kan dan schouwen in een schijnwerkelijkheid worden, die christenen van het geleefde leven losmaakt. (…) Een kerk die Jezus volgt, moet aan de onwetendheid over Jezus’ Jood-zijn voorbij, en zo mogelijk ook aan de schijn voorbij alsof dit allemaal niet zou uitmaken. Buiten Jezus’ Jood-zijn om is er geen Jezus, omdat de eenheid van zijn persoon in zijn Joodse identiteit geconcentreerd is. Het heeft de kerk veel tijd en moeite (en verdriet) gekost om te beseffen dat het Jood-zijn van Jezus drager van zijn persoonlijkheid is en dat alleen van daaruit kan worden gesproken over zijn woorden, daden en titels.” (pag. 81-82) .

Wat er in dit lange citaat vooral voor mij uitspringt is zijn herhaaldelijk gebruik van het woord ‘schijn’. Boven het citaat staat in zijn boek het kopje ‘Voorbij de schijn’. Henk Bakker ziet een verband tussen de ‘schijn’ die optreedt met het negeren van het Jood-zijn van Jezus in veel theologie en het docetisme dat in de vroege kerk speelde. Het docetisme leerde dat Jezus geen werkelijk lichaam zou hebben gehad. Hij zou een schijnlichaam gehad hebben en dus aan het kruis ook slechts in schijn hebben geleden. Bakker schrijft in dit verband: “ In de vroege kerk werd deze dwaalgedachte docetisme genoemd (Grieks dokein, is ‘schijnen’), en werd de afwijking ook afgewezen, maar inmiddels is het docetisch wegkijken een theologisch patroon dat subtieler opereert. ‘Schijn’ heeft alles te maken met ‘net doen alsof’. Leven alsof de kerk haar Joodse wortels zou kunnen missen, alsof Jood-zijn er sinds Jezus niet meer toe doet, alsof Gods koninkrijk er al is, alsof er geen nog-niet voor christenen bestaat. Als naar het ‘reeds’ van de kerk wordt doorgevraagd, heeft het alle schijn tegen zich. Over welk ‘reeds’ hebben we het dan? Over welke praktijken gaat het dan? (pag. 82) . Met deze laatste scherpe kritiek refereert hij naar wat hij even eerder op pag. 82 schrijft: ¨Joden zetten kritische vragen bij de gerealiseerde eschatologie van de kerk. Ze confronteren de kerk met haar eigen onaf-zijn, belichamen de permanente herinnering aan haar eigen nog-niet. Het nog-niet kwam vooral tot uiting in tijden dat Joden het moesten ontgelden, toen zij door christenen op de huid werden gezeten, terwijl de Heer van de kerk nota bene zelf Jood was.”

 

VERONTWAARDIGING

Hoe herkenbaar is dit allemaal. Hoe vaak heb ik niet in mijn eigen kerk onder een prediking gezeten waarin deze twee zaken steevast buiten beeld bleven: de Joodse identiteit van Jezus en het veelvuldige lijden van de Joden door de eeuwen heen dat hen door christenen werd aangedaan. Dat werkt vervreemdend op den duur. Dergelijke prediking presenteert een schijnwerkelijkheid, te essentiële zaken worden bewust, dan wel onbewust, buiten beeld gehouden. Bij Bakker hoor ik hier en daar de verontwaardiging over dit presenteren van ‘schijn’ in de kerk. Gelukkig blijft hij daar niet in hangen. Zijn boek is een groots pleidooi om met behulp van het vele positieve theologische materiaal dat in de christelijke en Joodse traditie te vinden is, tot een christologie voorbij de schijn te geraken. Een christologie die werkelijk recht doet aan de Joodse context van het evangelie. Het is indrukwekkend hoeveel laatjes Henk Bakker hiervoor weet open te trekken, hoe hij zijn indrukwekkende belezenheid vruchtbaar weet te maken ten dienste van de kerk nu. Verrassend is de hoeveelheid aandacht die hij besteedt aan een aantal Nederlandse theologen uit de 19e en 20e eeuw. Michael Mulder schrijft in zijn recensie in Inspirare (januari 2021): “De revisie betreft met name zijn appèl om meer aandacht te geven aan de Joodse identiteit van Jezus en zijn verzet tegen iedere vorm van docetisme dat door abstraherende christologische constructies in de hand gewerkt kan worden. Zo stelt hij vragen aan de systematisch-theologische bezinning op de christologie vanuit de Bijbelse theologie, waarin oud- en nieuwtestamentische gegevens in één grote beweging knap worden neergezet. In deze dialogische opzet waarin de verschillende theologische deelgebieden met elkaar in gesprek gaan is het boek uniek.“

Het zal niet verbazen dat Henk Bakker eveneens de nodige aandacht besteedt aan het onderzoek naar de historische Jezus dat zijn grote vlucht nam aan het eind van de 19e eeuw met onder meer het werk van Albert Schweitzer. Dat dit onderzoek nog steeds niet ten einde is bewijst het intussen vijfdelige werk van de Amerikaanse theoloog John P. Meier. De titel van dit indrukwekkend erudiete werk is ‘A Marginal Jew: Rethinking the historical Jesus’. Het eerste deel verscheen in 1991, het vijfde in 2016. Meier werkt momenteel aan deel zes. Meier is een gelovig rooms-katholiek priester en een wetenschapper van groot formaat. Zijn belezenheid is zonder meer fenomenaal. Tegelijk is zijn werk ook goed leesbaar voor de geïnteresseerde niet-specialist. Van de hand van de gerenommeerde nieuwtestamenticus Paul J. Achtemeier is de volgende aanbeveling achter op deel 1: “Met zijn nauwgezet onderzoek, zijn gebalanceerde presentatie, en zijn evenwichtige conclusies, heeft Meier een nieuwe standaard gezet aan de hand waarvan alle toekomstige studies beoordeeld zullen moeten worden.”

 

GEEN ‘MENEER JEZUS΅

Even verderop in zijn boek bespreekt Henk Bakker enkele van de grote christologische discussies die de eerste paar eeuwen in de vroege kerk rond de persoon van Jezus gevoerd zijn. Dat zijn heftige discussies geweest. Daarin draaide het vooral om de vraag hoe het mens zijn van Jezus gezien moest worden in relatie tot zijn pre-existente goddelijke natuur. Het Woord is immers vlees geworden. Maar is Jezus dan niet méér dan het vleesgeworden Woord in een tijdelijke Joodse lichamelijke gedaante? Voegt het Jood-zijn van Jezus dan niets wezenlijks toe aan de persoon die Hij van eeuwigheid al was? Doet het Jood- zijn van Jezus er dan in wezen niet toe? Dat soort vragen speelden mee in de vroegkerkelijke theologische discussies en Bakker laat zien dat ze nog steeds spelen. In dit verband schrijft hij het volgende: “Om de schijn in de christologie enigszins de pas af te snijden, kom ik terug op wat aan het begin van deze paragraaf is gezegd. Vanouds heeft de kerk beweerd dat de mens Jezus geen persoonlijkheid van zichzelf had (anhypostasie) en deze uit het eeuwige Woord ontving (enhypostasie).1 Pas bij de menswording kreeg Jezus persoonlijkheid, dus zonder incarnatie (vleeswording) zou ‘meneer Jezus’ niet hebben bestaan. Het eeuwige Woord (logos) is op zichzelf zonder vlees (logos asarkos) en heeft dan ook geen Joodse identiteit of iets dat daarop wijst. De vleeswording die tot de persoon van Jezus leidde, die in Israël plaatsvond en een Joodse identiteit droeg, heeft dan een voorlopig karakter en kan zelfs als een tijdelijke omweg worden gezien. Het Woord kwam als de persoon van Jezus naar Israël en speelde het Jood-zijn enkele decennia mee en meende er dan ook het zijne van. Hij was kritisch en kon dit ook zijn, want het Woord was zelf niet Joods, ook al had het er alle schijn van.” (pag. 87) Het behoeft geen betoog dat Bakker hier ‘het had er alle schijn van ’ ironisch bedoelt.

 

HEIMHOLUNG JESU

Vanaf pagina 110 besteedt Henk Bakker een deel van zijn boek aan de bespreking van recent Joods onderzoek naar Jezus sinds de tweede helft van de vorige eeuw. Het zal niet verbazen dat Joodse auteurs geen moeite hebben om het Jood-zijn van Jezus te erkennen en er geïnteresseerd in zijn. Een aantal belangrijke Joodse denkers passeren de revue. De sterk toegenomen positieve interesse in de persoon van Jezus van Joodse kant is van recente datum. Deze nieuwe brede Joodse belangstelling van Joden voor de persoon van Jezus heeft een naam gekregen: ‘die heimholung Jesu’, het thuishalen van Jezus in het Jodendom. Jezus wordt door Joden niet langer gezien als exclusief tot het christendom behorend, Joden ontdekken hem als een van hen, als iemand behorend tot hun volk. Deze nieuwe Joodse belangstelling voor Jezus loopt synchroon met een ander fenomeen dat eveneens een nieuw fenomeen is: de dialoog van Joden en christenen.Joden en christenen die op basis van gelijkwaardigheid zonder dwang diepgaand met elkaar in gesprek gaan, en bereid zijn werkelijk naar de ander te luisteren, is net zo’n novum. Eeuwenlang was zoiets ondenkbaar. Er is sinds de Tweede Wereldoorlog veel in beweging gekomen. Het erkennen van de blijvende verbondstatus van het Joodse volk en het afzweren van de vervangingsgedachte door veel kerkgenootschappen maakt hier eveneens deel van uit.

Welke Joodse denkers bespreekt Bakker en wat dragen ze bij aan het Jezus onderzoek? Als eerste noemt hij Schalom Ben-Chorin. Ben-Chorin meldt dat er sinds de vestiging van de staat Israël meer Joodse boeken over Jezus zijn verschenen dan in alle eeuwen ervoor. Dat is natuurlijk een zeer bijzondere ontwikkeling. Net als de meeste Joodse auteurs die zich in Jezus hebben verdiept komt ook Ben-Chorin niet tot wat Bakker noemt ‘een hoge christologie’. De reden daarvoor ligt voor de hand, aldus Bakker: “Immers, niet alleen is met Jezus Gods rijk van vrede niet aangebroken, ook de kerk is in twintig eeuwen niet in de buurt gekomen van iets dat daarop lijkt. (…) voor het Jodendom is Jezus niet de Messias, want de wereld is na het offer op Golgotha wezenlijk niet veranderd.” aldus Ben- Chorin. (pag.110). Shalom Ben-Chorin wordt breed gewaardeerd omdat hij zijn zoektocht naar de Joodse Jezus altijd heeft laten samengaan met respect voor christenen. Overigens geldt dit laatste voor meer belangrijke Joodse denkers in de afgelopen eeuw. Ik denk onder meer aan Franz Rosenzweig en Martin Buber. Joden als Ben-Chorin mogen dan in Jezus niet de Messias herkennen, het is zonder meer fascinerend om te lezen hoe deze Joden Jezus dan wel zien. Henk Bakker schrijft in verband met Ben-Chorin het volgende: “Toch valt Jezus volgens Ben-Chorin niet zomaar in een hokje te plaatsen. Net als Eduard Schweitzer en anderen meent hij dat eenduidige identificatie onmogelijk is: ‘Jezus’ persoonlijkheid die ons in het getuigenis van het Nieuwe Testament tegemoet treedt is zo complex, dat een eenduidige definitie niet mogelijk is’. Duidelijk is wel dat Hij als leraar en martelaar zijn Joodse tijdgenoten heeft voorgeleefd om de Joodse wet door liefde te vervullen. In dit opzicht spreekt Ben-Chorin de woorden van Martin Buber na, dat ‘in hem de edelste elementen van het Jodendom zijn verenigd en gestalte hebben aangenomen’. Door deze weg te gaan heeft hij miljoenen mensen volgelingen van de God van Abraham, Isaac en Jakob gemaakt, en verwachten Joden en christenen nu samen Gods ingrijpen in de wereldgeschiedenis. 2 Voor Ben-Chorin dient het verhaal van Jezus’ dood en opstanding als een gelijkenis over de bijzondere gang van het Joodse volk door de geschiedenis heen. Dit martyrium belichaamt bij uitstek háár lijden. Ook de boodschap van opstanding duidt op de herleving van het Joodse volk, telkens opnieuw. Joden en christenen moeten elkaars geschiedenissen leren kennen om zichzelf te verstaan. Daarom is dialoog nodig, en waar die plaatsvindt, getuigt Ben-Chorin, en mensen ‘erin leren leven’, heeft dit gesprek de deelnemers zonder meer veranderd.3

 

ANDERE STEMMEN

Henk Bakker noemt vervolgens de Franse Joodse historicus Jules Isaac (1877-1963) die volgens hem met zijn boek ‘Jésus et Israël’ in 1948, kort na de oorlog met name ‘onder Joden een belangrijke stoot heeft gegeven aan het het academische Jezus onderzoek.‘ 4 Bakker: “Isaac doet gedetailleerde analyse naar Jezus in de evangeliën en komt tot de conclusie dat de christelijke kerk haar voorstelling van Jezus en van het Joodse volk zou moeten wijzigen.“ (pag. 111) De impact van Jules Isaacs arbeid is nog veel groter geweest. Het is in belangrijke mate aan Jules Isaacs niet aflatende inspanningen te danken dat de Rooms Katholieke Kerk in 1965 tijdens het Tweede Vaticaans Concilie met de verklaring Nostra Aetate de bijna 2000 jaar anti-Joodse kerkelijke leer definitief herroepen heeft. Het belang hiervan kan moeilijk overschat worden. In het voetspoor van Nostra Aetate hebben sinds 1965 tal van kerkgenootschappen wereldwijd vergelijkbare verklaringen uitgebracht.

Henk Bakker besteedt ook veel aandacht aan de de Joodse geleerde David Flusser (1917-2000) die in Jeruzalem het vroege christendom doceerde en een gerenommeerd nieuwtestamenticus was. Beroemd is zijn boek over Jezus, dat sinds het verschijnen in 1968 verscheidene malen is herzien en in vele talen is vertaald. Dit standaardwerk draagt nu de titel ‘The Sage from Galilee: Rediscovering Jesus’ Genius’. Bakker over Flusser: “Jezus doorbrak het noodzakelijke verband tussen zonden en gevolgen en gebood daarom vijanden lief te hebben (het niemand betaald te zetten), vergevingsgezind te zijn, niet te haten, geen geweld te gebruiken en niet te denken dat wie ziek of arm was in zonden leefde. Flusser meent dat de wijze waarop Jezus deze nieuwe ethische opvattingen een eigen sociaal accent gaf en vervolgens aan het koninkrijksbewustzijn koppelde, radicaal nieuw was. (pag. 116-117). Na David Flusser bespreekt hij ook nog Pinchas Lapide (1922-1997) en Geza Vermes (1924-2013). Hij noemt Lapides grote inzet voor de Joods-christelijke dialoog, het voeden van de wederzijdse nieuwsgierigheid. Bakker: “Centrale thesen in Lapides opvattingen waren dat Jezus zich niet als messias aan zijn volk had geïntroduceerd, dat het volk hem ook niet had afgewezen en dat hij het ook niet verworpen had.” (pag. 120) Eerder was Jules Isaac in de jaren veertig van de vorige eeuw in zijn omvangrijke studie van de evangeliën ‘Jésus et Israël’ (Jezus en Israël) tot dezelfde conclusies gekomen. Over Geza Vermes schrijft hij dat zijn bijdrage volgens de Duitse rabbi en hoogleraar Walter Homolka aan de Joodse zoektocht naar Jezus zo fundamenteel is geweest, dat deze Joodse zoektocht feitelijk met Vermes eindigt. Geza Vermes heeft een hele reeks publicaties op zijn naam staan, zijn oeuvre is inderdaad indrukwekkend.5 Geza Vermes is tevens specialist op het gebied van de Dode Zeerollen. Bakker: “Het grondwerk dat door hem en Flusser werd aangedragen vormt een stevige historische en exegetische basis. De uitkomsten zijn niet ingegeven door antichristelijke sentimenten, maar stellen de dominantie van het christelijk geloof en de daarbij heersende waarheidsclaims wel ter discussie.”(pag. 120-121)

 

KINZER

Henk Bakker besteedt terecht ook de nodige aandacht aan de Joods theoloog Mark Kinzer (1952). Kinzer maakt deel uit van de in onze tijd zich sterk ontwikkelende beweging van Joden die Jezus als de Messias belijden in samengaan met het voluit vasthouden aan hun Joodse identiteit, inclusief het houden van de Halacha, de Joodse wet. Mark Kinzer is momenteel de belangrijkste theoloog van deze beweging. Van zijn hand verschenen sinds 2005 vier belangrijke boeken. In 2020 verscheen een bundel met onder meer vijf in het Nederlands vertaalde lezingen van Kinzer, ‘Israël in het hart van de Kerk: Jezus in het hart van Israël’. 6Andere messiaans-joodse theologen die momenteel aan de weg timmeren zijn onder meer Richard Harvey, David Rudolph en Jennifer Rosner.De kerk begon ooit als een nieuwe Joodse beweging binnen het jodendom van Jezus’ dagen. Dat het Joodse deel van de kerk zich uitgerekend in onze dagen na een afwezigheid van 1800 jaar aan het herstellen is, is een van de zeer bijzondere ontwikkelingen van de afgelopen 75 jaar. Deze ‘comeback’ geeft de kerk nieuwe kansen en mogelijkheden om het verloren zicht op haar eigen Joodse wortels te herwinnen. Kinzer is niet alleen theoloog maar ook een pionier en netwerker. Dat heeft geresulteerd in al heel wat veelbelovende nieuwe initiatieven. Het meest recente is het in najaar 2020 gestarte online platform voor Joden die Jezus belijden en op welke wijze ook vast willen houden aan hun Joodse identiteit. Het platform is ook toegankelijk voor niet-Joden die welkom zijn als gast. Op de website www.yachad-beyeshua.org (‘Together in Jesus’) is allerlei ook voor christenen boeiende informatie te vinden. Razend boeiend zijn de fris opgezette leerzame webinars die zowel live te volgen zijn als teruggekeken kunnen worden.

 

TOT SLOT

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Henk Bakker met dit boek een knuppel in het hoenderhok van het veelal van zijn Joodse wortels los gezongen kerkelijk bedrijf heeft geworpen. Het christendom staat of valt met de belijdenis van Jezus. Hij stelt dat er geen andere Jezus is dan een Joodse Jezus. En dat het onbenoemd laten van, en voorbijgaan aan deze Joodse identiteit van Jezus, tot schijn leidt. Het gaat denk ik te ver om iedere prediking waarin het Jood-zijn van Jezus niet aan de orde komt een schijnvertoning te noemen. Maar een kerkelijk bedrijf waarin de Jood-zijn van Jezus zondag na zondag onbenoemd blijft, alsof die er in wezen niet toe doet, komt daar volgens mij wel gevaarlijk dicht bij in de buurt. Dat is tenminste de conclusie die ik geneigd ben te trekken na lezing van dit knappe maar zeker ook moedige boek. Ik ben heel benieuwd of we de komende jaren meer over de Joodse Jezus gaan horen in Nederlandse kerken en gemeenten. Het lijkt me hoog tijd eerlijk gezegd. Daar zal voor de voorgangers en predikanten die dit boek ter harte willen nemen ongetwijfeld wel wat studie bij komen kijken. En mogelijk zal er soms ook enige moed voor nodig zijn. Maar juist bij dit soort gelegenheden komt de Geest ons graag ter hulp.

1 Zie voor ‘regula fidei’ en Ireneaus: R. Kendall Soulen, The God of Israel and Christian Theology, pag. 42, 45, Wayne Meeks, The Moral World of the First Christians, pag. 156, Rowan A. Greer, Early Biblical Interpretation, pag. 111-112, 123-124 en Wayne Meeks, The Origins of Christian Morality, pag. 210.

2 R. Kendall Soulen, The God of Israel and Christian Theology, pag. 48-49.

3 Voetnoot van Henk Bakker: Het begrip hupostasis (Grieks) kan hier worden verstaan als ‘de werkelijke aard’. Anhypostasie bedoelt dan te zeggen , ‘zonder werkelijke aard’, en enhypostasie ‘de werkelijke aard krijgen in’.

4 Voetnoot van Henk Bakker: Ben-Chorin, Weil wir Brüder sind:zum christlich-jüdischen Dialog heute, pag. 175-180, op 177, 178 en 179.

5 Voetnoot van Henk Bakker: Schalom Ben-Chorin, Je broeder Israël: Joodse existentie (Amsterdam: ten Have, 1968), 132)

6 Jésus et Israël verscheen in 1971 in Engelse vertaling onder de titel Jesus and Israel.

7 ‘‘Jesus the Jew’, 1976, ‘Jesus and the World of Judaism’, 1983, ‘The Religion of Jesus the Jew’, 1993, ‘Jesus: Nativity Passion Resurrection’, 2005

8 ‘Postmissionary Messianic Judaism: redefining Christian Engagement with the Jewish people’(2005), ‘Israel’s Messiah and the People of God: : A vision for Messianic Jewish Covenant Fidelity’ (2011, ‘Searching Her Own Mystery: Nostra Aetate, the Jewish People and the Identity of the Christian Church’ (2015), ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: the Resurrected Messiah, The Jewish People, and the Land of Promise’ (2018)