Het evangelie ‘full circle’

De messiaans-joodse stem eeuwenlang gesmoord

door Jeroen Bol

Veel theologen erkennen tegenwoordig dat het Nieuwe Testament van a tot z een joods boek is, en dat de wortels van de kerk liggen in het jodendom van de eerste eeuw. Het evangelie ontstond binnen een joodse context. Jezus was een jood. Net als de apostelen en de vele duizenden joden die in die eerste eeuw van onze jaartelling gehoor gaven aan het evangelie. Het evangelie van Jezus Christus was goed nieuws van God voor Jood en Griek. Helaas is het zo niet gebleven. Al in de tweede eeuw vond het vervangingsdenken ingang in de vroege kerk die intussen een meerderheid van niet-joodse gelovigen kende. De kerkvaders, de theologen van de vroege kerk die allen niet-joden waren, begonnen te leren dat de kerk de plaats van Israël had ingenomen. De kerk was nu Israël, Gods verbond met Israël was volgens hen op de kerk overgegaan. De Wet zou hebben afgedaan, ook zelfs voor Joodse Jezus gelovigen. Binnen de kerk was al snel geen plaats meer voor joodse christenen die vast wilden houden aan hun joodse identiteit en het onderhouden van de Wet van Mozes. Het evangelie was dan nog steeds wel goed nieuws voor de volken, maar op deze wijze niet langer voor de joden. Mark Kinzer heeft in zijn boek ‘Jerusalem crucified, Jerusalem risen’ overtuigend aangetoond dat deze ontwikkeling een versmalling van het oorspronkelijke evangelie betekend heeft. Het evangelie dat gepredikt werd erkende niet langer ook maar enig onderscheid tussen Jood en Griek. Het enige onderscheid dat nog gold binnen de kerk was dat tussen christen en heiden. Joden moesten zich bekeren en werden dan christen. En daarmee waren ze volgens de kerk niet langer jood. Het evangelie dat goed nieuws was voor zoveel heidenen, was op deze manier niet langer goed nieuws voor de joden. Zij werden immers door de kerk gedwongen volledig afstand te doen van hun jood zijn. Toetreden tot de kerk betekende het einde van je joodse identiteit. Diezelfde kerk eigende zich al de in het Oude Testament aan Israël gedane heilsbeloften toe, voor Israël bleef alleen de vloek over. Dit stond niet alleen haaks op het getuigenis van het Oude Testament dat keer op keer spreekt van een ‘eeuwig verbond’. Het stond ook haaks op wat het Nieuwe Testament zelf leert. Nergens in het Nieuwe Testament staat met zoveel woorden dat de kerk de plaats van Israël zou hebben ingenomen. Het maakt alles deel uit van het vervangingsdenken. Hoe de messiaanse joden eeuwenlang geen plek binnen de kerk gegund werd staat beschreven in hoofdstuk 7 van het boek ‘Israël in het hart van de Kerk’. Deze beschamende geschiedenis is jammer genoeg nauwelijks bekend binnen de kerk. Het komt zelden ter sprake. 

 

De cirkel rond 

Eeuwenlang heeft de uitsluiting van messiaanse joden stand gehouden. Totdat vanaf het begin van de 19e eeuw eindelijk weer ruimte kwam voor joden die hun geloof in Jezus niet in strijd zien met hun jood zijn. Van een kerkelijk verbod op joodse praxis (Halacha) is in onze tijd gelukkig geen sprake meer. Het aantal messiaanse joden is met name de afgelopen vijftig jaar wereldwijd sterk toegenomen. Vooral in de Verenigde Staten en Israël. En zij laten gelukkig in toenemende mate van zich horen. Het boek ‘Introduction to Messianic Judaism’ is daar een sterk voorbeeld van. Messiaanse joden hebben een belangrijke boodschap voor de kerk van vandaag: het evangelie van Yeshua Messias is wel degelijk goed nieuws ook voor Israël. In zekere zin is in onze tijd de cirkel weer rond. Het evangelie begon 2000 jaar geleden met Joden die verkondigden dat er in Jezus Messias verlossing is voor jood en niet-jood. Nu, in onze tijd, verkondigen joden opnieuw dat Jezus de Messias is, en dat dit evangelie niet alleen goed nieuws is voor een ieder die gelooft. Het evangelie is tevens het goede nieuws dat Jezus een dienaar van de joden is geworden om Gods beloften aan zijn volk te bevestigen, te garanderen. (Romeinen 15:8). Deze in dit verband bijzonder belangrijke tekst staat al 2000 jaar in het Nieuwe Testament. Maar we horen er in de kerk zelden over. Hoe jammer! Paulus leert hier dat Jezus’ lijden, sterven en opstanding een eigenstandige heel belangrijke betekenis heeft specifiek voor het Joodse volk. Dat we hier bijna nooit over horen is echt een manco in de verkondiging. Dit kan niet los gezien worden van de eeuwenlange dominante invloed van het vervangingsdenken. Pas in de loop van de twintigste eeuw zijn steeds meer theologen en kerken begonnen vraagtekens te stellen bij de vervangingstheologie. Opnieuw wil ik in dit verband wijzen op het bijzondere boek van Mark Kinzer ‘Jerusalem crucified, Jerusalem risen’ waarin Kinzer mijns inziens overtuigend aantoont dat het evangelie alles te maken heeft met de vervulling van al Gods beloften aan het volk Israël. Beloften van de God van Israël aan zijn volk zoals we die op tal van plaatsen aantreffen in het Oude Testament. Dat Jezus die beloften bevestigt en garandeert, behoort volgens Kinzer ook tot het goede nieuws van het evangelie. Ook dat stuk van het evangelie zouden we als kerk moeten horen, Paulus zelf gaat ons hierin voor. Het evangelie gaat over nog meer dan vergeving van zonden en eeuwig leven. Het gaat ook over het behoud van Israël en de voleinding van heel Gods schepping wanneer God zal zijn alles in allen. Het heil van de God van Israël is en voor Israël en voor de volken.

 


Jezus ondenkbaar zonder zijn Joodse context

N.a.v. het boek ‘Jezus: Reconstructie en revisie’ door Henk Bakker

KokBoekencentrum 2020 ISBN 9789043534109

Door: Jeroen Bol

In september 2020 verscheen van de hand van Henk Bakker ‘Jezus. Reconstructie en revisie’. Op de achterzijde van het bij KokBoekencentrum uitgegeven boek lezen we: “Met Jezus. Reconstructie en revisie heeft de lezer een boek in handen dat diep op de discussie over de ‘historische Jezus’ ingaat en de conclusie trekt dat de bronnen enerzijds voldoende materiaal bieden om Hem binnen de Joodse context van zijn tijd te duiden en anderzijds een correctie inhouden voor bepaalde denkbeelden die christenen soms van Hem hebben. Al met al is het een uitdagend boek dat stof tot discussie geeft en het debat verder brengt”.

Henk Bakker is namens de Unie van Baptisten als hoogleraar theologie verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij bekleedt daar de James W. McClendon Chair for Baptistic and Evangelical Theologies en is verbonden aan het Baptisten Seminarium in Amsterdam. Zijn boek is bijzonder goed ontvangen, recent verscheen een derde druk. Dit boek biedt de theologisch geïnteresseerde lezer veel. Het maakt inzichtelijk hoe de impact van de geloofservaringen van de eerste getuigen in de daarop volgende paar eeuwen aan uitmondde in de zich uitkristalliserende geloofsleer van de vroege kerk. En met name in de christologie van de vroege kerk. Henk Bakker bespreekt helder de belangrijke christologische discussies uit de eerste vier eeuwen. Hij laat zien hoe het Jood-zijn van Jezus in wezen geen rol van betekenis heeft gespeeld in deze vroegkerkelijke discussies.

 

REGULA FIDEI

Als dat ergens duidelijk wordt dan is het in de geloofsbelijdenis van Nicea- Constantinopel uit de vierde eeuw. Dit is nog steeds de belangrijkste geloofsbelijdenis in zowel het westers als het oosters christendom. Deze belijdenis rept met geen woord over het Jood-zijn van Jezus, ook Israël heeft er geen plek in. De identiteit van Jezus als behorend tot zijn volk blijft in deze oerbelijdenis onbenoemd. Alsof het slechts om zijn ‘mens zijn’ zou gaan: ‘het Woord is vlees geworden’. Dat het Woord Joods vlees was geworden bleef helaas onbenoemd. Dit voorbijzien aan de Joodse identiteit van Jezus, samen met het negeren van Israël, heeft zijn wortels al in de tweede eeuw. Wetenschappers als Kendall Soulen, Wayne Meeks en Rowan Greer hebben aangetoond dat dit alles te maken heeft de ‘regula fidei’ (‘regel van het geloof’), de geloofsleer van de vroege kerk. Deze geloofsleer werd eind tweede eeuw voor het eerst op schrift gesteld door de grondleggende kerkvader Irenaeus. 1 In deze ‘regula fidei’ die volgens Ireneaus terugging op de apostelen zelf, was de Kerk nu het nieuwe Israël. Het oude Israël zou zijn verbondstatus hebben verspeeld omdat het Jezus niet als Messias had erkend. Daarnaast was het volgens Ireneaus altijd al Gods plan dat de Kerk Gods einddoel zou zijn. Israël vervulde slechts een voorbereidende rol in de heilsgeschiedenis. Anders gezegd: het moest wel zo gaan. Hier, in de vroege kerk van de tweede eeuw, ligt de oorsprong van het vervangingsdenken. Nu de kerk de plaats van Israël had ingenomen speelde ook het Jood zijn van Jezus geen rol van betekenis meer. Christus was waarlijk mens en waarlijk Zoon van God. Daar ging het om.

 

SCHIJN

Met Ireneaus is volgens Kendall Soulen eind tweede eeuw de toon gezet voor al de eeuwen die erop volgden. 1 Het vervangingsdenken zat sindsdien stevig verankerd in het christendom. Volgens Henk Bakker is het voorbijzien aan de Joodse identiteit van Jezus een ernstig manco in de christologie. Hij legt hier in zijn boek regelmatig de vinger bij en neemt geen blad voor de mond om het ter discussie te stellen. De auteur stelt dat dit manco extra problematisch is vanwege de sleutelpositie die de christologie inneemt in het christelijk denken.

Bakker: “Het is niet mogelijk om een verantwoord beeld van Jezus te geven zonder Jezus’ Jood-zijn als de dragende grond van zijn identiteit en persoonlijkheid te nemen. Waar dit niet gebeurt, wordt aan grondwaarheden van Jezus’ leven voorbijgegaan en dreigt het onderzoek in historisch opzicht in de lucht te komen hangen. Helaas is dit in de theologiegeschiedenis maar al te vaak gebeurd. (…) Het moet gezegd dat in de christologie lang aan ‘schijn’ is vastgehouden, en nog altijd gebeurt dit. Ik zal hieronder uitleggen wat daarmee bedoeld wordt. Met de centrale plaats die de christologie in zijn algemeenheid inneemt, heeft het vasthouden aan schijnchristologie flinke gevolgen, want die doortrekt niet alleen de kerkleer, maar ook andere onderdelen van de theologie, zoals de heilsleer, de scheppingsleer, de toekomstleer. Als de schijn in de christologie begint, houdt christelijke theologie die meestal vast in haar kijk op verlossing, kerkelijke presentie, schepping en verantwoordelijkheid, toekomstverwachtingen, en ga zo maar door. Theologie kan dan schouwen in een schijnwerkelijkheid worden, die christenen van het geleefde leven losmaakt. (…) Een kerk die Jezus volgt, moet aan de onwetendheid over Jezus’ Jood-zijn voorbij, en zo mogelijk ook aan de schijn voorbij alsof dit allemaal niet zou uitmaken. Buiten Jezus’ Jood-zijn om is er geen Jezus, omdat de eenheid van zijn persoon in zijn Joodse identiteit geconcentreerd is. Het heeft de kerk veel tijd en moeite (en verdriet) gekost om te beseffen dat het Jood-zijn van Jezus drager van zijn persoonlijkheid is en dat alleen van daaruit kan worden gesproken over zijn woorden, daden en titels.” (pag. 81-82) .

Wat er in dit lange citaat vooral voor mij uitspringt is zijn herhaaldelijk gebruik van het woord ‘schijn’. Boven het citaat staat in zijn boek het kopje ‘Voorbij de schijn’. Henk Bakker ziet een verband tussen de ‘schijn’ die optreedt met het negeren van het Jood-zijn van Jezus in veel theologie en het docetisme dat in de vroege kerk speelde. Het docetisme leerde dat Jezus geen werkelijk lichaam zou hebben gehad. Hij zou een schijnlichaam gehad hebben en dus aan het kruis ook slechts in schijn hebben geleden. Bakker schrijft in dit verband: “ In de vroege kerk werd deze dwaalgedachte docetisme genoemd (Grieks dokein, is ‘schijnen’), en werd de afwijking ook afgewezen, maar inmiddels is het docetisch wegkijken een theologisch patroon dat subtieler opereert. ‘Schijn’ heeft alles te maken met ‘net doen alsof’. Leven alsof de kerk haar Joodse wortels zou kunnen missen, alsof Jood-zijn er sinds Jezus niet meer toe doet, alsof Gods koninkrijk er al is, alsof er geen nog-niet voor christenen bestaat. Als naar het ‘reeds’ van de kerk wordt doorgevraagd, heeft het alle schijn tegen zich. Over welk ‘reeds’ hebben we het dan? Over welke praktijken gaat het dan? (pag. 82) . Met deze laatste scherpe kritiek refereert hij naar wat hij even eerder op pag. 82 schrijft: ¨Joden zetten kritische vragen bij de gerealiseerde eschatologie van de kerk. Ze confronteren de kerk met haar eigen onaf-zijn, belichamen de permanente herinnering aan haar eigen nog-niet. Het nog-niet kwam vooral tot uiting in tijden dat Joden het moesten ontgelden, toen zij door christenen op de huid werden gezeten, terwijl de Heer van de kerk nota bene zelf Jood was.”

 

VERONTWAARDIGING

Hoe herkenbaar is dit allemaal. Hoe vaak heb ik niet in mijn eigen kerk onder een prediking gezeten waarin deze twee zaken steevast buiten beeld bleven: de Joodse identiteit van Jezus en het veelvuldige lijden van de Joden door de eeuwen heen dat hen door christenen werd aangedaan. Dat werkt vervreemdend op den duur. Dergelijke prediking presenteert een schijnwerkelijkheid, te essentiële zaken worden bewust, dan wel onbewust, buiten beeld gehouden. Bij Bakker hoor ik hier en daar de verontwaardiging over dit presenteren van ‘schijn’ in de kerk. Gelukkig blijft hij daar niet in hangen. Zijn boek is een groots pleidooi om met behulp van het vele positieve theologische materiaal dat in de christelijke en Joodse traditie te vinden is, tot een christologie voorbij de schijn te geraken. Een christologie die werkelijk recht doet aan de Joodse context van het evangelie. Het is indrukwekkend hoeveel laatjes Henk Bakker hiervoor weet open te trekken, hoe hij zijn indrukwekkende belezenheid vruchtbaar weet te maken ten dienste van de kerk nu. Verrassend is de hoeveelheid aandacht die hij besteedt aan een aantal Nederlandse theologen uit de 19e en 20e eeuw. Michael Mulder schrijft in zijn recensie in Inspirare (januari 2021): “De revisie betreft met name zijn appèl om meer aandacht te geven aan de Joodse identiteit van Jezus en zijn verzet tegen iedere vorm van docetisme dat door abstraherende christologische constructies in de hand gewerkt kan worden. Zo stelt hij vragen aan de systematisch-theologische bezinning op de christologie vanuit de Bijbelse theologie, waarin oud- en nieuwtestamentische gegevens in één grote beweging knap worden neergezet. In deze dialogische opzet waarin de verschillende theologische deelgebieden met elkaar in gesprek gaan is het boek uniek.“

Het zal niet verbazen dat Henk Bakker eveneens de nodige aandacht besteedt aan het onderzoek naar de historische Jezus dat zijn grote vlucht nam aan het eind van de 19e eeuw met onder meer het werk van Albert Schweitzer. Dat dit onderzoek nog steeds niet ten einde is bewijst het intussen vijfdelige werk van de Amerikaanse theoloog John P. Meier. De titel van dit indrukwekkend erudiete werk is ‘A Marginal Jew: Rethinking the historical Jesus’. Het eerste deel verscheen in 1991, het vijfde in 2016. Meier werkt momenteel aan deel zes. Meier is een gelovig rooms-katholiek priester en een wetenschapper van groot formaat. Zijn belezenheid is zonder meer fenomenaal. Tegelijk is zijn werk ook goed leesbaar voor de geïnteresseerde niet-specialist. Van de hand van de gerenommeerde nieuwtestamenticus Paul J. Achtemeier is de volgende aanbeveling achter op deel 1: “Met zijn nauwgezet onderzoek, zijn gebalanceerde presentatie, en zijn evenwichtige conclusies, heeft Meier een nieuwe standaard gezet aan de hand waarvan alle toekomstige studies beoordeeld zullen moeten worden.”

 

GEEN ‘MENEER JEZUS΅

Even verderop in zijn boek bespreekt Henk Bakker enkele van de grote christologische discussies die de eerste paar eeuwen in de vroege kerk rond de persoon van Jezus gevoerd zijn. Dat zijn heftige discussies geweest. Daarin draaide het vooral om de vraag hoe het mens zijn van Jezus gezien moest worden in relatie tot zijn pre-existente goddelijke natuur. Het Woord is immers vlees geworden. Maar is Jezus dan niet méér dan het vleesgeworden Woord in een tijdelijke Joodse lichamelijke gedaante? Voegt het Jood-zijn van Jezus dan niets wezenlijks toe aan de persoon die Hij van eeuwigheid al was? Doet het Jood- zijn van Jezus er dan in wezen niet toe? Dat soort vragen speelden mee in de vroegkerkelijke theologische discussies en Bakker laat zien dat ze nog steeds spelen. In dit verband schrijft hij het volgende: “Om de schijn in de christologie enigszins de pas af te snijden, kom ik terug op wat aan het begin van deze paragraaf is gezegd. Vanouds heeft de kerk beweerd dat de mens Jezus geen persoonlijkheid van zichzelf had (anhypostasie) en deze uit het eeuwige Woord ontving (enhypostasie).1 Pas bij de menswording kreeg Jezus persoonlijkheid, dus zonder incarnatie (vleeswording) zou ‘meneer Jezus’ niet hebben bestaan. Het eeuwige Woord (logos) is op zichzelf zonder vlees (logos asarkos) en heeft dan ook geen Joodse identiteit of iets dat daarop wijst. De vleeswording die tot de persoon van Jezus leidde, die in Israël plaatsvond en een Joodse identiteit droeg, heeft dan een voorlopig karakter en kan zelfs als een tijdelijke omweg worden gezien. Het Woord kwam als de persoon van Jezus naar Israël en speelde het Jood-zijn enkele decennia mee en meende er dan ook het zijne van. Hij was kritisch en kon dit ook zijn, want het Woord was zelf niet Joods, ook al had het er alle schijn van.” (pag. 87) Het behoeft geen betoog dat Bakker hier ‘het had er alle schijn van ’ ironisch bedoelt.

 

HEIMHOLUNG JESU

Vanaf pagina 110 besteedt Henk Bakker een deel van zijn boek aan de bespreking van recent Joods onderzoek naar Jezus sinds de tweede helft van de vorige eeuw. Het zal niet verbazen dat Joodse auteurs geen moeite hebben om het Jood-zijn van Jezus te erkennen en er geïnteresseerd in zijn. Een aantal belangrijke Joodse denkers passeren de revue. De sterk toegenomen positieve interesse in de persoon van Jezus van Joodse kant is van recente datum. Deze nieuwe brede Joodse belangstelling van Joden voor de persoon van Jezus heeft een naam gekregen: ‘die heimholung Jesu’, het thuishalen van Jezus in het Jodendom. Jezus wordt door Joden niet langer gezien als exclusief tot het christendom behorend, Joden ontdekken hem als een van hen, als iemand behorend tot hun volk. Deze nieuwe Joodse belangstelling voor Jezus loopt synchroon met een ander fenomeen dat eveneens een nieuw fenomeen is: de dialoog van Joden en christenen.Joden en christenen die op basis van gelijkwaardigheid zonder dwang diepgaand met elkaar in gesprek gaan, en bereid zijn werkelijk naar de ander te luisteren, is net zo’n novum. Eeuwenlang was zoiets ondenkbaar. Er is sinds de Tweede Wereldoorlog veel in beweging gekomen. Het erkennen van de blijvende verbondstatus van het Joodse volk en het afzweren van de vervangingsgedachte door veel kerkgenootschappen maakt hier eveneens deel van uit.

Welke Joodse denkers bespreekt Bakker en wat dragen ze bij aan het Jezus onderzoek? Als eerste noemt hij Schalom Ben-Chorin. Ben-Chorin meldt dat er sinds de vestiging van de staat Israël meer Joodse boeken over Jezus zijn verschenen dan in alle eeuwen ervoor. Dat is natuurlijk een zeer bijzondere ontwikkeling. Net als de meeste Joodse auteurs die zich in Jezus hebben verdiept komt ook Ben-Chorin niet tot wat Bakker noemt ‘een hoge christologie’. De reden daarvoor ligt voor de hand, aldus Bakker: “Immers, niet alleen is met Jezus Gods rijk van vrede niet aangebroken, ook de kerk is in twintig eeuwen niet in de buurt gekomen van iets dat daarop lijkt. (…) voor het Jodendom is Jezus niet de Messias, want de wereld is na het offer op Golgotha wezenlijk niet veranderd.” aldus Ben- Chorin. (pag.110). Shalom Ben-Chorin wordt breed gewaardeerd omdat hij zijn zoektocht naar de Joodse Jezus altijd heeft laten samengaan met respect voor christenen. Overigens geldt dit laatste voor meer belangrijke Joodse denkers in de afgelopen eeuw. Ik denk onder meer aan Franz Rosenzweig en Martin Buber. Joden als Ben-Chorin mogen dan in Jezus niet de Messias herkennen, het is zonder meer fascinerend om te lezen hoe deze Joden Jezus dan wel zien. Henk Bakker schrijft in verband met Ben-Chorin het volgende: “Toch valt Jezus volgens Ben-Chorin niet zomaar in een hokje te plaatsen. Net als Eduard Schweitzer en anderen meent hij dat eenduidige identificatie onmogelijk is: ‘Jezus’ persoonlijkheid die ons in het getuigenis van het Nieuwe Testament tegemoet treedt is zo complex, dat een eenduidige definitie niet mogelijk is’. Duidelijk is wel dat Hij als leraar en martelaar zijn Joodse tijdgenoten heeft voorgeleefd om de Joodse wet door liefde te vervullen. In dit opzicht spreekt Ben-Chorin de woorden van Martin Buber na, dat ‘in hem de edelste elementen van het Jodendom zijn verenigd en gestalte hebben aangenomen’. Door deze weg te gaan heeft hij miljoenen mensen volgelingen van de God van Abraham, Isaac en Jakob gemaakt, en verwachten Joden en christenen nu samen Gods ingrijpen in de wereldgeschiedenis. 2 Voor Ben-Chorin dient het verhaal van Jezus’ dood en opstanding als een gelijkenis over de bijzondere gang van het Joodse volk door de geschiedenis heen. Dit martyrium belichaamt bij uitstek háár lijden. Ook de boodschap van opstanding duidt op de herleving van het Joodse volk, telkens opnieuw. Joden en christenen moeten elkaars geschiedenissen leren kennen om zichzelf te verstaan. Daarom is dialoog nodig, en waar die plaatsvindt, getuigt Ben-Chorin, en mensen ‘erin leren leven’, heeft dit gesprek de deelnemers zonder meer veranderd.3

 

ANDERE STEMMEN

Henk Bakker noemt vervolgens de Franse Joodse historicus Jules Isaac (1877-1963) die volgens hem met zijn boek ‘Jésus et Israël’ in 1948, kort na de oorlog met name ‘onder Joden een belangrijke stoot heeft gegeven aan het het academische Jezus onderzoek.‘ 4 Bakker: “Isaac doet gedetailleerde analyse naar Jezus in de evangeliën en komt tot de conclusie dat de christelijke kerk haar voorstelling van Jezus en van het Joodse volk zou moeten wijzigen.“ (pag. 111) De impact van Jules Isaacs arbeid is nog veel groter geweest. Het is in belangrijke mate aan Jules Isaacs niet aflatende inspanningen te danken dat de Rooms Katholieke Kerk in 1965 tijdens het Tweede Vaticaans Concilie met de verklaring Nostra Aetate de bijna 2000 jaar anti-Joodse kerkelijke leer definitief herroepen heeft. Het belang hiervan kan moeilijk overschat worden. In het voetspoor van Nostra Aetate hebben sinds 1965 tal van kerkgenootschappen wereldwijd vergelijkbare verklaringen uitgebracht.

Henk Bakker besteedt ook veel aandacht aan de de Joodse geleerde David Flusser (1917-2000) die in Jeruzalem het vroege christendom doceerde en een gerenommeerd nieuwtestamenticus was. Beroemd is zijn boek over Jezus, dat sinds het verschijnen in 1968 verscheidene malen is herzien en in vele talen is vertaald. Dit standaardwerk draagt nu de titel ‘The Sage from Galilee: Rediscovering Jesus’ Genius’. Bakker over Flusser: “Jezus doorbrak het noodzakelijke verband tussen zonden en gevolgen en gebood daarom vijanden lief te hebben (het niemand betaald te zetten), vergevingsgezind te zijn, niet te haten, geen geweld te gebruiken en niet te denken dat wie ziek of arm was in zonden leefde. Flusser meent dat de wijze waarop Jezus deze nieuwe ethische opvattingen een eigen sociaal accent gaf en vervolgens aan het koninkrijksbewustzijn koppelde, radicaal nieuw was. (pag. 116-117). Na David Flusser bespreekt hij ook nog Pinchas Lapide (1922-1997) en Geza Vermes (1924-2013). Hij noemt Lapides grote inzet voor de Joods-christelijke dialoog, het voeden van de wederzijdse nieuwsgierigheid. Bakker: “Centrale thesen in Lapides opvattingen waren dat Jezus zich niet als messias aan zijn volk had geïntroduceerd, dat het volk hem ook niet had afgewezen en dat hij het ook niet verworpen had.” (pag. 120) Eerder was Jules Isaac in de jaren veertig van de vorige eeuw in zijn omvangrijke studie van de evangeliën ‘Jésus et Israël’ (Jezus en Israël) tot dezelfde conclusies gekomen. Over Geza Vermes schrijft hij dat zijn bijdrage volgens de Duitse rabbi en hoogleraar Walter Homolka aan de Joodse zoektocht naar Jezus zo fundamenteel is geweest, dat deze Joodse zoektocht feitelijk met Vermes eindigt. Geza Vermes heeft een hele reeks publicaties op zijn naam staan, zijn oeuvre is inderdaad indrukwekkend.5 Geza Vermes is tevens specialist op het gebied van de Dode Zeerollen. Bakker: “Het grondwerk dat door hem en Flusser werd aangedragen vormt een stevige historische en exegetische basis. De uitkomsten zijn niet ingegeven door antichristelijke sentimenten, maar stellen de dominantie van het christelijk geloof en de daarbij heersende waarheidsclaims wel ter discussie.”(pag. 120-121)

 

KINZER

Henk Bakker besteedt terecht ook de nodige aandacht aan de Joods theoloog Mark Kinzer (1952). Kinzer maakt deel uit van de in onze tijd zich sterk ontwikkelende beweging van Joden die Jezus als de Messias belijden in samengaan met het voluit vasthouden aan hun Joodse identiteit, inclusief het houden van de Halacha, de Joodse wet. Mark Kinzer is momenteel de belangrijkste theoloog van deze beweging. Van zijn hand verschenen sinds 2005 vier belangrijke boeken. In 2020 verscheen een bundel met onder meer vijf in het Nederlands vertaalde lezingen van Kinzer, ‘Israël in het hart van de Kerk: Jezus in het hart van Israël’. 6Andere messiaans-joodse theologen die momenteel aan de weg timmeren zijn onder meer Richard Harvey, David Rudolph en Jennifer Rosner.De kerk begon ooit als een nieuwe Joodse beweging binnen het jodendom van Jezus’ dagen. Dat het Joodse deel van de kerk zich uitgerekend in onze dagen na een afwezigheid van 1800 jaar aan het herstellen is, is een van de zeer bijzondere ontwikkelingen van de afgelopen 75 jaar. Deze ‘comeback’ geeft de kerk nieuwe kansen en mogelijkheden om het verloren zicht op haar eigen Joodse wortels te herwinnen. Kinzer is niet alleen theoloog maar ook een pionier en netwerker. Dat heeft geresulteerd in al heel wat veelbelovende nieuwe initiatieven. Het meest recente is het in najaar 2020 gestarte online platform voor Joden die Jezus belijden en op welke wijze ook vast willen houden aan hun Joodse identiteit. Het platform is ook toegankelijk voor niet-Joden die welkom zijn als gast. Op de website www.yachad-beyeshua.org (‘Together in Jesus’) is allerlei ook voor christenen boeiende informatie te vinden. Razend boeiend zijn de fris opgezette leerzame webinars die zowel live te volgen zijn als teruggekeken kunnen worden.

 

TOT SLOT

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Henk Bakker met dit boek een knuppel in het hoenderhok van het veelal van zijn Joodse wortels los gezongen kerkelijk bedrijf heeft geworpen. Het christendom staat of valt met de belijdenis van Jezus. Hij stelt dat er geen andere Jezus is dan een Joodse Jezus. En dat het onbenoemd laten van, en voorbijgaan aan deze Joodse identiteit van Jezus, tot schijn leidt. Het gaat denk ik te ver om iedere prediking waarin het Jood-zijn van Jezus niet aan de orde komt een schijnvertoning te noemen. Maar een kerkelijk bedrijf waarin de Jood-zijn van Jezus zondag na zondag onbenoemd blijft, alsof die er in wezen niet toe doet, komt daar volgens mij wel gevaarlijk dicht bij in de buurt. Dat is tenminste de conclusie die ik geneigd ben te trekken na lezing van dit knappe maar zeker ook moedige boek. Ik ben heel benieuwd of we de komende jaren meer over de Joodse Jezus gaan horen in Nederlandse kerken en gemeenten. Het lijkt me hoog tijd eerlijk gezegd. Daar zal voor de voorgangers en predikanten die dit boek ter harte willen nemen ongetwijfeld wel wat studie bij komen kijken. En mogelijk zal er soms ook enige moed voor nodig zijn. Maar juist bij dit soort gelegenheden komt de Geest ons graag ter hulp.

1 Zie voor ‘regula fidei’ en Ireneaus: R. Kendall Soulen, The God of Israel and Christian Theology, pag. 42, 45, Wayne Meeks, The Moral World of the First Christians, pag. 156, Rowan A. Greer, Early Biblical Interpretation, pag. 111-112, 123-124 en Wayne Meeks, The Origins of Christian Morality, pag. 210.

2 R. Kendall Soulen, The God of Israel and Christian Theology, pag. 48-49.

3 Voetnoot van Henk Bakker: Het begrip hupostasis (Grieks) kan hier worden verstaan als ‘de werkelijke aard’. Anhypostasie bedoelt dan te zeggen , ‘zonder werkelijke aard’, en enhypostasie ‘de werkelijke aard krijgen in’.

4 Voetnoot van Henk Bakker: Ben-Chorin, Weil wir Brüder sind:zum christlich-jüdischen Dialog heute, pag. 175-180, op 177, 178 en 179.

5 Voetnoot van Henk Bakker: Schalom Ben-Chorin, Je broeder Israël: Joodse existentie (Amsterdam: ten Have, 1968), 132)

6 Jésus et Israël verscheen in 1971 in Engelse vertaling onder de titel Jesus and Israel.

7 ‘‘Jesus the Jew’, 1976, ‘Jesus and the World of Judaism’, 1983, ‘The Religion of Jesus the Jew’, 1993, ‘Jesus: Nativity Passion Resurrection’, 2005

8 ‘Postmissionary Messianic Judaism: redefining Christian Engagement with the Jewish people’(2005), ‘Israel’s Messiah and the People of God: : A vision for Messianic Jewish Covenant Fidelity’ (2011, ‘Searching Her Own Mystery: Nostra Aetate, the Jewish People and the Identity of the Christian Church’ (2015), ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: the Resurrected Messiah, The Jewish People, and the Land of Promise’ (2018)

 



Verder bouwen aan een alternatief voor vervangingsdenken

Door Jeroen Bol

De kerkvaders hebben de kerk destijds met een enorm probleem opgezadeld. Dat hebben ze zich ongetwijfeld niet gerealiseerd toen ze in die eerste eeuwen na Christus hun ‘adversus judaeos’ (‘tegen de joden’) teksten schreven. Zij zijn de architecten geweest van wat tegenwoordig bekend staat als de vervangingstheologie: de idee dat Israël heeft gefaald en dat de kerk sindsdien de plaats van Israël heeft ingenomen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog en de stichting van de staat Israël kort daarna, was deze vervangingsgedachte nagenoeg algemeen: de Kerk is het nieuwe Israël.

Het waren de kerkvaders die vanaf het eind van de eerste eeuw na Christus deze gedachte met hun merkwaardige exegese aangaande Israël vorm hebben gegeven. Zij waren de theologen die vanaf het begin van de tweede eeuw het klassieke christelijke belijden begonnen te formuleren. De vervangingsgedachte zat van meet af aan in het hart van dit belijden, ook al is ze nooit met zoveel woorden in de klassieke geloofsbelijdenissen terecht gekomen. Het is dus niet verwonderlijk dat de vervangingsgedachte diep in het DNA van de christelijke theologische traditie genesteld is geraakt. Wie recente Nederlandse uitgaven over de kerkvaders en de Vroege Kerk inkijkt bemerkt al snel dat hierover met geen woord gerept wordt. Terwijl de ‘adversus judaeos’ (‘tegen de Joden’) literatuur als rode draad door de geschriften van al de kerkvaders loopt, kom je hierover in recente publicaties over de Vroege Kerk niets tegen. Dat is een merkwaardig hiaat. Dit stilzwijgen heeft mogelijk te maken met verlegenheid met de merkwaardige exegese door de kerkvaders van tal van oudtestamentische teksten die Israël betreffen. En mogelijk is er ook sprake van verlegenheid met de ‘wirkungsgeschichte’ van die exegese, wat ze aangericht heeft: eeuwen van Jodenhaat en Joods lijden in christelijk Europa. De Amerikaanse theologe Rosemary Ruether heeft deze exegese van de kerkvaders aangaande Israël grondig geanalyseerd in haar baanbrekende studie ‘Faith and Fratricide’ (1974). Ruether heeft de onhoudbaarheid van deze exegeses aangaande Israël haarscherp bloot gelegd.

Verlegenheid met Israël theologie van de kerkvaders

Maar de verlegenheid met de exegetische kunstgrepen die de kerkvaders hebben toegepast om Israël buiten spel te zetten, valt mogelijk vooral te verklaren uit het feit dat de kerkvaders met hun geschriften het fundament hebben gelegd voor de hele christelijke geloofsleer. Gezien hun onmiskenbaar belangrijke rol in het ontstaan van het christendom valt het moeilijk te verteren dat Ireneaus, Hieronymus, Augustinus en al die andere grote namen zich van meet af aan zo deerlijk vergist hebben waar het de plaats van Israël betreft. Maar dat is dus onmiskenbaar wel het geval. Daarmee heeft de christelijke traditie natuurlijk wel een enorm probleem. Want dan zit er in het fundament reeds sinds het jaar 100 iets heel wezenlijks scheef. Geen wonder dat velen dit hoofdpijndossier liever blijven negeren. Want hoe zetten we dit alles nog recht na 2000 jaar? Dat het probleem niet alleen groot maar ook blijvend urgent is wordt duidelijk wanneer je je realiseert hoe fundamenteel de blijvende centrale plaats van Israël is in Gods heilsplan. God is de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van Israël. Gods verbond met Abraham is onvoorwaardelijk en voor eeuwig (Gen. 17:4-8). Jezus de Messias is een Jood (Op. 5:5, Op. 22:16). De genadegaven en de roeping van Israël door God zijn onberouwelijk (Rom.11:28). Israël zal altijd blijven bestaan (Jer. 31:35-37). En zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Vanzelfsprekendheid vervangingsdenken verdwenen

Gelukkig hebben steeds meer kerkgenootschappen sinds de Holocaust en de wonderbaarlijke terugkeer op het wereldtoneel van een Joodse staat na 2000 jaar publiekelijk afstand genomen van de vervangingsgedachte. De vanzelfsprekendheid ervan is dan ook nagenoeg verdwenen. Spreek je tegenwoordig iemand hierover dan hoor je al heel gauw: ‘nee, ik hang de vervangingsgedachte niet aan, ik ben geen vervangingstheoloog.’ Dat is zonder meer winst. De vervangingsgedachte wordt inderdaad zelden meer met zoveel woorden verkondigd. Maar daarmee zijn we er nog niet, dit is pas een begin. In wat door velen tot een van de beste en belangrijkste boeken over het vervangingsdenken wordt gerekend, ‘The God of Israël and Christian Theology’ (1996), stelt de Amerikaanse systematische theoloog Kendall Soulen dat de vervangingsgedachte haar sporen heeft getrokken in heel het bouwwerk van de christelijke theologie. Denk aan het beeld van een gebouw en het fundament waarop het rust. Als het fundament scheef komt te liggen, staat heel het gebouw scheef. De vervangingsgedachte kan gezien worden als een verzakt fundament. Ze heeft haar stempel gedrukt op tal van aspecten van de theologie. De vervangingsgedachte heeft overal haar sporen achter gelaten en veelvuldig disbalans heeft veroorzaakt. Het schokeffect van de bijna volledige vernietiging van het Joodse volk in de Tweede Wereldoorlog en de wonderbaarlijke verrijzenis uit de as van een Joodse staat drie jaar na deze genocide, hebben een grondige restauratie van het hele bouwwerk van de christelijke theologie onontkoombaar noodzakelijk gemaakt. Het oude verhaal gaat niet meer op, het vervangingsdenken is failliet gebleken. Met deze restauratie is intussen een aanvang gemaakt, maar ze is nog lang niet voltooid.

De diverse verklaringen van een fors aantal kerkgenootschappen waarin inmiddels afstand is genomen van de vervangingsgedachte, zijn dan ook geen eindpunt. Maar ze vormen wel een belangrijk begin. De Engelse theoloog James Parkes, een van de allereerste pioniers op dit terrein en vooral bekend van zijn baanbrekende studie ‘The Conflict of the Church and the Synagogue’ (1934), was van mening dat deze verbouwing 300 jaar nodig gaat hebben. Hoe dan ook, zeker is dat de klus niet binnen een of twee generaties geklaard zal zijn. De vervangingsgedachte mag dan nog maar zelden frank en vrij verkondigd worden maar wat Kendall Soulen ergens zo treffend ‘Israël forgetfulness’ noemt is nog steeds aan de orde van de dag. ‘Israël forgetfulness’ staat voor het over het hoofd zien van Israël / het ‘vergeten’ van het Joodse volk in tal van preken, christelijke publicaties en wat dies meer zij. Hoe vaak niet worden bijvoorbeeld heilsbeloften uit het Oude Testament zonder meer op nieuwtestamentische gelovigen toegepast. En dat dan zonder te noemen dat de eerste geadresseerde het Joodse volk niet alleen was, maar ook nog steeds is. En wanneer Israël al genoemd wordt, dan is het bijna altijd Israël toen en zelden het Joodse volk nu. Veel predikanten weten nog steeds niet goed wat ze met Israël aan moeten. Helemaal niet noemen is de route die dan vaak maar genomen wordt. Op deze manier wordt het Oude Testament nog steeds met het grootste gemak ‘christelijk geannexeerd’.

Voorbij het vervangingsdenken

Waar staan we nu anno 2020? Hoe staat het met het ontwikkelen van een nieuwe Bijbels verantwoorde theologie die werkelijk gevrijwaard is van vervangingsdenken? Een van de grote uitdagingen is om nieuwtestamentische teksten als onder meer de Galatenbrief, de Hebreënbrief en Filippenzen 3 anders te leren verstaan. Dit zijn bij uitstek teksten die eeuwenlang steevast zijn uitgelegd als zouden ze de vervangingsgedachte leren: ‘het jodendom heeft afgedaan, met het evangelie van Jezus is iets volkomen nieuws begonnen’ enzovoort. Het is nog steeds een minderheid van theologen die hun beste krachten geven aan exegese en theologie die het vervangingsdenken voorbij is. Maar het is wel een minderheid die steeds meer van zich laat horen. Ik oriënteer me vooral op het Engelse taalgebied maar ben me ervan bewust dat ook in het Duitse taalgebied het nodige gebeurt op dit gebied.1 Bijna altijd gaat het om theologen die zich in het jodendom verdiepen en die vaak ook zelf contacten met joodse denkers hebben. Wat je veel ziet is dat men in het Nieuwe Testament, wat natuurlijk zelf een joods geschrift is, belangrijke nieuwe dingen ontdekt die lang over het hoofd zijn gezien. De laatste jaren wordt ook de input van messiaans-joodse theologen als Mark Kinzer en David Rudolph steeds belangrijker. 2 Het is de kruisbestuiving over en weer van joodse en christelijke theologen die met name de laatste jaren voor veelbelovende doorbraken in de exegese van het Nieuwe Testament zorgen. ‘Post-supersessionist theologie’ is een nieuwe term die steeds meer ingeburgerd begint te raken in kringen van theologen die met dit bijltje hakken. 3 Supersessionism’ is de wetenschappelijke term voor vervangingsdenken die in Engelstalige theologie gangbaar is geraakt. ‘Post-supersessionism’ is de Engelse benaming voor een zich ontwikkelende nieuwe theologie die het vervangingsdenken voorbij (‘post’) is. J. Brian Tucker schrijft er het volgende over: “post-supersessionism beaamt Gods onherroepelijke verbond met het Joodse volk als een centraal en samenhangend deel van kerkelijk onderricht. Post-supersessionism wijst opvattingen over het Nieuwe Verbond die de opheffing of het verouderd zijn van Gods verbond met het Joodse volk behelzen, af. Net zo verwerpt ze opvattingen die leren dat de Thora als blijvende afbakening van de identiteit van de Joodse gemeenschap niet meer van kracht zou zijn.” 4

Een bijzonder veelbelovend nieuw initiatief is de in 2017 gestarte reeks New Testament After Supersessionism (Nieuw Testament na vervangingsdenken). 5 Deze reeks voorziet in de hierboven genoemde behoefte om nieuwtestamentische teksten, die eeuwenlang in stelling zijn gebracht om de vervangingsgedachte te staven, anders te leren lezen en verklaren. Er zijn in deze reeks tot nu toe drie commentaren verschenen, een over Romeinen, een over Filippenzen en een over Efeze en Colossenzen. Een van de drie redacteuren van de reeks is de eerder genoemde Messiaans Joodse theoloog David Rudolph. Rudolph behoort naast Mark Kinzer tot de belangrijkste en meest productieve Messiaans Joodse theologen van dit moment. Hij promoveerde in 2007 aan Cambridge University. Voor zijn proefschrift ‘A Jew to the Jews: Jewish Contours of Pauline Flexibility in 1 Corinthians 9:19-23’ ontving hij de Franz Delitszch Prijs van de Freie Theologische Akademie in Giessen, Duitsland. Hij is directeur van de Messiaans Joodse Studies aan The King’s University in Dallas Texas en is daar tevens hoogleraar Nieuwe Testament en Joodse Studies 6 Rudolph maakt tevens deel uit van de stuurgroep van de in 2017 opgerichte Society for Post-Supersessionist Theology.

Zeer de moeite waard is ook de Journal of the Jesus Movement in its Jewish Settting. De website www.jjmjs.org bevat een schat aan peer reviewed artikelen en is vrij toegankelijk voor geïnteresseerden.

Belangrijke nieuwe boeken

In het grote Engelse taalgebied verschijnen voortdurend nieuwe boeken over deze onderwerpen. Ik licht er drie uit. In 2016 verscheen ‘The New Christian Zionism: fresh perspectives on Israël & the land’. Het boek is samengesteld en geredigeerd door Gerald R. McDermott. Het bevat twaalf essays van tien verschillende christelijke en messiaans-joodse theologen, onder wie Mark Kinzer en David Rudolph, plus een voortreffelijke inleiding door Gerald McDermott zelf. Onderwerpen die aan de orde komen zijn onder meer zionisme in het Mattheüs evangelie, zionisme in Lukas-Handelingen en zionisme in de geschriften van de apostel Paulus. Wie zijn visie op christelijk zionisme verder wil verdiepen zal in dit boek veel van zijn gading vinden.

Dan verscheen van de hand van William S. Campbell in 2018 een uitzonderlijk waardevolle en bovendien goed leesbare studie over de apostel Paulus in relatie tot Israël en de volken. De titel luidt ‘The nations in the divine economy: Paul’s covenantal hermeneutics and participation in Christ’. Campbell heeft decennia lang Bijbelse theologie gedoceerd aan onder meer de Universiteit van Wales. Hij heeft tal van publicaties op zijn naam staan over de sociale en historische context van de brieven van Paulus en identiteitsvorming in het vroege jodendom en het vroege christendom. Campbell is heel zijn werkzame leven als theoloog intensief met Paulus bezig geweest. Hij is zeer goed op de hoogte van wat in de loop der jaren door theologen over Paulus is gepubliceerd. Hij is altijd overtuigd geweest van de blijvende centrale plaats van Israël en een scherp criticus van het vervangingsdenken. Campbell beheerst de hele thematiek als weinig anderen. Het boek van ruim 400 pagina’s biedt een schat aan belangrijke waardevolle inzichten.

Eveneens in 2018 verscheen het lang verwachte werk van Mark Kinzer over Israël-christologie, ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: the Resurrected Messiah, the Jewish People, and the Land of Promise’. Kinzer heeft er ruim zeven jaar aan gewerkt. In het boek besteedt hij ook regelmatig aandacht aan de theologie van N.T. (Tom) Wright die hij zowel prijst als onder kritiek stelt. Darrell Bock van Dallas Theological Seminary schrijft het volgende over dit nieuwste boek van Kinzer: “Dit is een fascinerend boek. Kinzer houdt een sterk pleidooi dat Israël een dermate centrale plaats inneemt in de boodschap van het evangelie zelf, dat het verwijderen van die plaats en de hoop die ermee verband houdt, in ernstige mate verwatert waar het in het evangelie om draait.” Gerald McDermott schrijft: “Lezers van dit boek zullen gezichtspunten over Jezus en de vroege kerk ontdekken die de hele bekende christelijke theologie in een nieuw licht doet staan.” Gavin D’Costa van de Universiteit van Bristol zegt het volgende: “Dit werk van Kinzer is baanbrekend. Hij focust met name op Lucas en Handelingen om aan te tonen dat Jeruzalem toen, nu en in de toekomst een centrale plaats inneemt voor de hoop van de Joodse Messias, Jezus – en dus voor zijn Lichaam dat de gemeente is, zowel voor het Joodse deel als voor de gelovigen uit de volken. Het Goede Nieuws is geografisch. Kinzer ontwikkelt een nieuwe vorm van zionisme waarin Christus een centrale plaats inneemt.”

Ik hoop zo een indruk te hebben gegeven van post-supersessionist theologie die naar meer doet smaken. Post-supersessionism is een fascinerende nieuwe ontwikkeling van waaruit veel theologisch materiaal wordt aangereikt om op verantwoorde en bedachtzame wijze verder te kunnen bouwen aan een christendom zonder vervangingsdenken. Het is te hopen dat deze theologie ook zijn weg zal gaan vinden naar de verschillende theologie-opleidingen in ons taalgebied.

 

1  Hier moet zeker de productieve belangrijke Duitse theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt (1926-2002) genoemd worden.

2  Mark Kinzer behoort tot de belangrijkste Messiaans Joodse theologen van dit moment. Sinds 2005 verschenen vier boeken van zijn hand die stuk voor stuk een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het verder ontwikkelen van een volwaardige nieuwtestamentische theologie zonder vervangingsdenken. Zie voor meer over Mark Kinzer zijn website www.markkinzer.com

3  Zie de website van de in 2017 opgerichte Society for Post-Supersessionist Theology www.post-supersessionism.com

4  Tucker, Brian, Reading Romans after supersessionism: the continuation of Jewish Covenantal Identity, Series Preface, pag. II, Eugene, Oregon, Cascade Books, 2018,

5  Uitgegeven door Cascade Books / Wipf and Stock Publishers. De volgende drie titels zijn tot nu toe verschenen: Reading Romans after supersessionism: the continuation of Jewish Covenantal Identity, Reading Ephesians & Colossians after supersessionism: Christ’s Mission through Israel to the Nations en Reading Philippians after supersessionism: Jews, Gentiles and Covenant Identity.

6  Zie voor meer informatie over David Rudolph en Messiaans Joodse studies www.tku.edu/faculty/dr-david-rudolph/. Zie ook MJStudies, A Gateway to Post-Supersessionist New Testament Scholarship, www.mjstudies.com

 



Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet: Israël in het hart van de Kerk, Jezus in het hart van Israël

Door Jeroen Bol

Wie kent niet dat oude kinderspelletje waar je niets voor nodig hebt behalve ten minste een werkend oog: ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’. Ik heb geen idee of het tegenwoordig nog vaak gespeeld wordt maar wij deden het vroeger thuis regelmatig. Ik moest hier onlangs aan denken naar aanleiding van de titel en de ondertitel van het boek dat in maart verscheen, ‘Israël in het hart van de Kerk’. De ondertitel luidt ‘Jezus in het hart van Israël’. Het boek is een gezamenlijk uitgave van de Jules Isaac Stichting en Uitgeverij Scholten. Het bevat, naast meer, de vijf lezingen die de messiaans-joodse theoloog Dr. Mark S. Kinzer in het najaar van 2015 in Nederland gaf. De lezingen maakten destijds zo veel indruk dat we besloten dat ze in Nederlandse vertaling beschikbaar moesten komen. De titel en ondertitel zijn in nauw overleg met Mark Kinzer gekozen, ze raken de kern van zijn theologisch denken over Israël en de Kerk. Israël en de Kerk zijn volgens Kinzer in Jezus, de Messias van Israël, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat je de metafoor van het hart met recht kunt gebruiken: ‘Israël in het hart van de Kerk’ . En Jezus, of Jesjoea, is volgens Kinzer zo nauw verbonden met het het Joodse volk van alle tijden dat je diezelfde metafoor ook op Israël kunt toepassen: ‘Jezus in het hart van Israël’. In de vier boeken die sinds 2005 van zijn hand verschenen zet hij de exegetische en theologische argumenten hiervoor op indrukwekkend zorgvuldige wijze uiteen.1 Het meest grondig doet Kinzer dit in zijn laatste in 2018 verschenen boek ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen’ The Resurrected Messiah, the Jewish People, and the Land of Promise.

Terug naar dat kinderspelletje ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’ . Onlangs realiseerde ik me voor het eerst dat de titel van het boek ‘Israël in het hart van de Kerk, Jezus in het hart van Israël’ precies dat uitdrukt wat de Kerk en de Synagoge eeuwenlang juist helemaal niet zagen. De Kerk zag zichzelf in de lijn van het vervangingsdenken als het nieuwe, het ‘geestelijk Israël’. De idee van ‘Israël in het hart van de Kerk’ slaat dan vanzelfsprekend nergens op. Want de Kerk is immers Israël. En het Jodendom associeerde Jezus uitsluitend met de Kerk, met Israël had de christelijke Jezus volgens het jodendom weinig tot niets van doen. Hij kon in de ogen van de Joden in ieder geval niet de Messias zijn. Dus ‘Jezus in het hart van Israël’ klinkt in veel Joodse oren nog steeds als een vreemde uitspraak waar men zich weinig bij kan voorstellen. Net zo klinkt ‘Israël in het hart van de Kerk’ nog steeds vreemd in het oor van menig christen.

Maar waarom dan deze titel gekozen? En hoe kan het dat juist deze titel de kern van het denken van de Messiaans-Joodse theoloog Mark Kinzer raakt? Dat heeft alles te maken met het gezichtspunt van waaruit Mark Kinzer naar de Schrift en naar de geschiedenis kijkt. Dat is het gezichtspunt van een Jood die Jezus als de Messias belijdt, of zoals hij zichzelf noemt: een ‘Messianic Jew’. Hij kijkt dus met de ogen van een Jood en met de ogen van iemand die Jezus, Jesjoea, als de Messias erkent. Dit gezichtspunt is in zekere zin allesbepalend. Natuurlijk komt hierbij dat Kinzer ook als een goed geïnformeerd theoloog naar Schrift en geschiedenis kijkt. Maar het eerstgenoemde, zijn ‘sitz im leben’ als Messiaanse Jood, die is doorslaggevend voor wat hij zegt te zien: ‘Israël in het hart van de Kerk’ en ‘Jezus in het hart van Israël’. Bij mijn weten is Mark Kinzer de eerste die deze twee concepten zo grondig en zo overtuigend exegetisch en theologisch heeft weten te onderbouwen. En ze met elkaar heeft weten te verbinden. Noem het gerust een ‘paradigmawisseling.’ Een paradigma staat voor het gezichtspunt van waaruit iemand de werkelijkheid beschouwt. Paradigma’s zijn per definitie enorm invloedrijk. Doorgaans ben je je helemaal niet bewust van het paradigma dat je kijk op de dingen bepaalt. Eeuwenlang heeft de Kerk bepaald hoe christenen tegen Israël horen aan te kijken, zonder ook maar enige twijfel aan haar standpunt dat de Kerk de plaats van Israël zou hebben ingenomen. En net zo stond het Joodse standpunt eeuwenlang onwrikbaar vast, en bepaalde het hoe je als Jood tegen de ‘Jezus van de christenen’ aankeek: deze kon onmogelijk de Messias van Israël zijn.

Het gezichtspunt van een theologisch grondig geïnformeerde messiaans-joodse theoloog was vele eeuwenlang een onmogelijkheid. Het kon eenvoudig niet bestaan omdat zowel in de Kerk als in het Jodendom geen enkele ruimte bestond om tegelijk Jood te zijn en Jezus als Messias te belijden. Het was een van de weinige dingen waarover Kerk en Synagoge het wél eens waren: je was of Jood of Christen. Beide identiteiten combineren, dat was onmogelijk. Pas sinds de 19e eeuw is dit langzaam gaan kantelen en vooral sinds de jaren zestig van de afgelopen eeuw is het aantal Messiaanse Joden sterk aan het toenemen. We leven intussen in een tijd dat de Kerk en de Synagoge niet meer de macht en mogelijkheid hebben om zoiets als Messiaans Jodendom effectief te verbieden. Er is ruimte voor iets nieuws dat eigenlijk heel oud is.

De Kerk begon ooit als een beweging van Joden die Jezus als de Messias beleden. Deze Joden schreven praktisch het hele Nieuwe Testament. Maar toen de Kerk in de tweede eeuw begon te leren dat zij nu het nieuwe Israël was, werden deze zelfde Joden binnen de Vroege Kerk door de niet-Joodse meerderheid steeds meer in de hoek gedrongen. Voor messiaans-joods leven bestond al vroeg in de geschiedenis van de Kerk geen ruimte meer. 2 We leven intussen in een andere tijd. Het messiaans-jodendom is zich in onze dagen steeds meer aan het profileren. Mark Kinzer is hier een goed voorbeeld van. Met zijn 68 jaar is hij intussen de mentor van een groeiende groep jongere messiaans-joodse theologen van wie er steeds meer promoveren en geleidelijk aan ook leerstoelen gaan bekleden. Het is zonder meer een heel bijzondere ontwikkeling die zich in onze dagen afspeelt. Zo verovert messiaans-jodendom langzamerhand haar plaats binnen de wereld van de theologie. Het recente debat dat Mark Kinzer 11 september 2019 had met de bekende Engelse theoloog N.T. (Tom) Wright is hier een treffend voorbeeld van. 3

Terug naar het boek ‘Israël in het hart van de Kerk’. Het is zonder meer fascinerend te zien hoe in deze vijf lezingen de puzzelstukken ineens in elkaar blijken te passen. De puzzel hoe Israël, Jezus en de Kerk zich nu eigenlijk tot elkaar verhouden in het licht van de Schrift. Was Jezus eeuwenlang degene die christendom en jodendom verdeelde, in Kinzers lezing van de Bijbel is Jezus juist degene die Kerk en Israël verbindt. Jezus is zowel de Messias-Koning van Israël en Hij is het Hoofd van zijn Lichaam, de Gemeente van Christus. De argumenten die deze messiaans-joodse theoloog hiervoor aandraagt zijn zonder meer indrukwekkend. Ik besluit dit korte artikel met twee aanbevelingen van Nederlandse theologen. De eerste komt van Arnold Huijgen, hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn: “Mark Kinzer biedt de hoogste kwaliteit die er te vinden is in de bezinning op de plaats van Israël en de kerk. Dit boek plaatst Israël terecht in het hart van de kerk. Christenen zijn Kinzer veel dank verschuldigd.” De tweede aanbeveling is van Dineke Houtman, bijzonder hoogleraar Jodendom en Joods-christelijke relaties aan de Protestantse Theologische Universiteit: “In een tijd waarin de discussie over de zogenoemde “onopgeefbare verbondenheid” weer oplaait is het belangrijk te blijven onderzoeken wat de Bijbel zegt over de relatie tussen Jodendom en christendom. Dit boek laat zien dat die relatie dieper gaat dan we lang geneigd waren te denken.”

 

1  Kinzer, Mark S., Postmissionary Messianic Judaism: Redefining Christian Engagement with the Jewish People, Brazos Press, Grand Rapids, Michigan, 2005.

Kinzer, Mark S., Jennifer M. Rosner, editor, Israel’s Messiah and the People of God: A Vision for Messianic Jewish Covenant Theology, Cascade Books, Eugene, Oregon, 2011.

Kinzer, Mark S., Searching Her Own Mystery: Nostra Aetate, the Jewish People, and the identity of the Church, Cascade Books, Eugene, Oregon, 2015.

Kinzer, Mark S., Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen: The Resurrected Messiah, the Jewish People, and the Land of Promise, Cascade Books, Eugene, Oregon, 2018.

2  Zie hoofdstuk 7 in ‘Israël in het hart van de Kerk’ : ‘Twintig eeuwen Messiaans Jodendom in vogelvlucht’

3  Het volledige debat is te beluisteren op youtube: https://youtu.be/qIBt64m-Py4

 



Over Nostra Aetate

Door J. Bol

De Frans-Joodse historicus Jules Isaac heeft vanaf 1943 de laatste twintig jaar van zijn leven gewijd aan onderzoek hoe de vernietiging van de joden met zo’n gemak heeft kunnen plaatsvinden. Zijn conclusie was even duidelijk als pijnlijk: het christendom heeft eeuwenlang anti-Joodse denkbeelden voorzien van een theologisch fundament en er zo kerkelijk gezag aan verleend. Dit heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het ontstaan van een voedingsbodem voor de anti-Joodse politiek van de Nazi’s. Het werk van Jules Isaac resulteerde in 1965 tijdens het Tweede Vaticaans Concilie in de historische verklaring Nostra Aetate. Daarmee verwierp de Rooms Katholieke Kerk achttien eeuwen anti-Joodse theologie. Deze ommekeer werd gevolgd door tal van verklaringen waarin steeds meer kerken afstand namen van christelijk triomfalisme richting het jodendom. Denk onder meer aan de kerkorde van de PKN waarin wordt gesproken over de onopgeefbare verbondenheid van de kerk met het Joodse volk. Lees meer


Huidig Israël in de theologie van N.T. Wright

Door: Jeroen Bol

De Engelse anglicaanse theoloog Tom Wright is een van de belangrijkste nieuwtestamentici van dit moment. Hij geniet intussen ook in ons land grote bekendheid. Tot nu toe is in ons land nog maar weinig aandacht gegeven aan de plaats die Wright in zijn theologie aan Israël toekent. Tom Wright (1948) is in staat gebleken om zijn rijke theologische inzichten niet alleen voor collega theologen op papier te zetten, hij weet ze tevens voor een breed publiek toegankelijk te maken. Die combinatie, samen met zijn enorme kennis van de 20e eeuwse theologie, maakt hem tot een van de meest invloedrijke theologen van het moment. Tientallen boeken zijn intussen van zijn hand verschenen. In Nederland spreekt Wright met name de jongere generatie predikanten aan. Niet in het minst omdat hij cruciale elementen van het christelijke geloof zoals de goddelijke natuur van Jezus, Jezus’ opstanding en de betrouwbaarheid van het Oude en Nieuwe Testament met verve overeind houdt. Daarnaast slaagt Wright erin om de betekenis van het evangelie voor alle facetten van het leven op frisse en overtuigende wijze voor het voetlicht te brengen. Ook voor het maatschappelijk leven dus, denk onder meer aan politiek en economie. Tom Wright besteedt dus veel aandacht aan de relevantie van het evangelie voor het héle leven. Dat spreekt met name veel jongere predikanten en theologen aan. Het inspireert en helpt hen aan nieuwe argumenten om in het huidige gure klimaat van voortgaande secularisatie de onvervreemdbare blijvende geldigheid van het evangelie en de betrouwbaarheid ervan opnieuw fris te kunnen verwoorden. Dat is voorwaar geen geringe verdienste. In 2014 organiseerde de Confessionele Vereniging een druk bezochte predikantenconferentie met Tom Wright die in de christelijke pers veel aandacht trok.

Lees meer


Over de noodzaak van een nieuwe reformatie

Door: Jeroen Bol

In twee eerdere artikelen (september 2016 en maart 2017) stond ik stil bij het vraagstuk van de blindheid van een groot deel van de kerk voor de blijvende positie van Israël als verbondsvolk van God. Hoe heeft die kunnen ontstaan, en vooral: hoe kan het dat die blindheid ruim 1800 jaar nagenoeg algemeen is geweest? Hoewel die blindheid sinds de Holocaust en het ontstaan van de staat Israël zeker is afgenomen, kunnen we helaas nog niet zeggen dat heel de christenheid het intussen wel scherp ziet. Zoals al vaak opgemerkt, 1900 jaar vervangingsdenken laat zich niet in een of twee generaties genezen. Daar gaat echt meer tijd overheen. Mijn artikel in het maartnummer van Israël en de Kerk droeg de titel ‘Bekering tot de God van Israël’. Vanuit de redactie kreeg ik de vraag om in een derde artikel in te gaan op de vraag wat zou kunnen bijdragen aan die bekering van christenen. Voor ik van wal steek toch even een beknopte omschrijving van wat ik dan wel versta onder ‘bekering tot de God van Israël’. Ik versta daaronder erkenning van het feit dat de God die wij als christenen belijden tevens de God van Israël en het hedendaagse Jodendom is.

Dat de verbonden die God met de aartsvaders Abraham, Isaac en Jakob en met David sloot alle nog volledig van kracht zijn voor het Joodse volk van nu. En dat geen van de beloften aan Israël, die in deze verbonden vervat zijn, ooit is herroepen (Rom. 9:4-5 en Rom. 11:28-29). Met andere woorden: bekering tot de God van Israël is synoniem met radicaal afstand doen van iedere gedachte dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen. Het Joodse volk heeft ook na Christus zijn status als volk van God behouden, naast de kerk. Bekering tot de God van Israël gaat tevens gepaard met erkenning van het lijden dat de Joden eeuwenlang door christenen is aangedaan. Erkenning ook dat dit zonde geweest is. Zonde tegen de Joodse medemens en zonde tegen de God van Israël.

Lees meer


Bekering tot de God van Israël

Door: Jeroen Bol

“De bekering die de kerk nodig heeft zal haar gegeven moeten worden van Godswege. Alleen God kan de bedekking en de verharding wegnemen.” Dit waren zo’n beetje de laatste woorden in mijn artikel ‘Geen plaats voor hoogmoed’ dat afgelopen jaar verscheen in het septembernummer van dit tijdschrift. Ik had verwacht dat het artikel wel voor enige discussie zou gaan zorgen. Afgezien van een aantal instemmende reacties bleef het echter verder stil. Dat heeft me toch wel enigszins verbaasd. Want het is nogal wat wat ik daar beweerde, dat het niet-Joodse deel van de christelijke kerk vanaf het begin van de tweede eeuw onder een oordeel van God zou zijn gevallen vanwege hoogmoed ten opzichte van de Joden. Dat oordeel bestond uit een gedeeltelijke verharding van de kerk van Godswege, zo concludeerde ik op basis van een bij mijn weten nog niet eerder gedane exegese van Romeinen 11:21 en 22. Een verharding die maakte dat de kerk niet langer bij machte was om Gods openbaring ten aanzien van Israël te verstaan. Volgens de exegese die ik in dat artikel voorstel is de kerk vanwege hoogmoed ten opzichte van de Joden door God nagenoeg blind gemaakt voor de verbondstatus van Israël. Het is dus niet in de eerste plaats onwil die maakte dat de kerk eeuwenlang geen oog heeft gehad voor de status die Israël bij God heeft, het is veeleer onvermogen. En dan wel een door God bewerkt onvermogen. Voor de onderbouwing van mijn exegese verwijs ik naar het artikel dat intussen ook te vinden is op de website van de Jules Isaac Stichting. De reacties die ik wél heb gekregen waren onverdeeld positief, vaak zelfs uitgesproken lovend. Onder degenen die reageerden waren ook verschillende theologen van naam. Geen van hen had substantiële kritiek op het artikel, noch op de gedane exegese, noch op de door mij getrokken conclusies. Dit was meer dan ik had durven hopen. Dat de door mij voorgestelde exegese ook bij theologen niet onder vuur kwam te liggen was voor mij belangrijk. Het heeft me gesterkt in de overtuiging waarschijnlijk op het juiste exegetische spoor te zitten. En het heeft me bemoedigd om de gekozen denklijnen verder door te trekken. In dit vervolgartikel doe ik enkele kleine stappen daartoe, met de bedoeling dat er later meer volgt, van mijn hand en hopelijk ook door anderen. Want dat zou betekenen dat het verhaal breder gaat landen. Dat ik dat gezien het grote belang van de zaak wenselijk acht moge duidelijk zijn.

Lees meer


Geen plaats voor hoogmoed

Paulus’ pleidooi voor een niet triomfalistisch christendom

Door: Jeroen Bol

In zijn Jewish New Testament Commentary (Joods commentaar op het Nieuwe Testament) maakt de Messiasbelijdende Jood David Stern op pagina 932 in een appendix de volgende opmerking naar aanleiding van Romeinen 11:25: “Metaphorically speaking, the situation has now reversed itself: hardness has come on the church until the full number of Jews has come in“ (“De situatie is nu bij wijze van spreken omgekeerd: een verharding is over de kerk gekomen totdat de volheid van Joden is binnengegaan.”) Stern ziet blijkbaar aanleiding om wat Paulus in Romeinen 11:25 schrijft om te draaien: in plaats van een gedeeltelijke verharding over Israël signaleert Stern in onze tijd een verharding over de kerk. En in plaats van dat er gewacht wordt op de volheid der heidenen ziet Stern nu een volheid der Joden aan de horizon verschijnen.

Met andere woorden, Paulus signaleerde een gedeeltelijke verharding onder het merendeel van de Joden in zijn tijd, en getuige Romeinen 9:1-5 heeft hij daar intens mee geworsteld. Een vergelijkbare verharding signaleert Stern nu in onze dagen in de Kerk. Zoals het merendeel van de Joden in de eerste eeuw ongevoelig was voor de belijdenis van de eerste Jezusgelovigen, zo is volgens Stern een groot deel van de kerk nu nog steeds ongevoelig voor het getuigenis van de Schrift aangaande Israël.

Lees meer


‘Contouren van een nieuw canoniek verhaal’

Toelichting bij titel en onderwerp van de themadag op 19 november 2016

Door: Jeroen Bol

De ondertitel van de themadag luidt ‘Contouren van een nieuw canoniek verhaal’. Voor de meeste mensen zal niet direct duidelijk zijn wat we hiermee bedoelen. Daarom een korte toelichting. De term ‘canoniek verhaal’ is in 1996 geïntroduceerd door de Amerikaanse theoloog Kendall Soulen in zijn boek ‘The God of Israël and Christian Theology’. Hij introduceerde deze term om duidelijk te maken hoe diep het vervangingsdenken is verankerd geraakt in de traditie van de kerk en met name in haar uitleg van de Bijbel. Het begrip ‘canoniek verhaal’ neemt een centrale plaats in in Soulens analyse van hoe de vervangingstheologie werkt en waarom ze ten diepste niet bijbels is. Volgens Soulen is het van het allergrootste belang dat we oog gaan krijgen voor de sleutelrol die dit ‘canonieke verhaal’ speelt, willen we de erfenis van 1800 jaar vervangingsdenken in de christelijke traditie ooit werkelijk te boven komen.

Lees meer