Bekering tot de God van Israël

Door: Jeroen Bol

“De bekering die de kerk nodig heeft zal haar gegeven moeten worden van Godswege. Alleen God kan de bedekking en de verharding wegnemen.” Dit waren zo’n beetje de laatste woorden in mijn artikel ‘Geen plaats voor hoogmoed’ dat afgelopen jaar verscheen in het septembernummer van dit tijdschrift. Ik had verwacht dat het artikel wel voor enige discussie zou gaan zorgen. Afgezien van een aantal instemmende reacties bleef het echter verder stil. Dat heeft me toch wel enigszins verbaasd. Want het is nogal wat wat ik daar beweerde, dat het niet-Joodse deel van de christelijke kerk vanaf het begin van de tweede eeuw onder een oordeel van God zou zijn gevallen vanwege hoogmoed ten opzichte van de Joden. Dat oordeel bestond uit een gedeeltelijke verharding van de kerk van Godswege, zo concludeerde ik op basis van een bij mijn weten nog niet eerder gedane exegese van Romeinen 11:21 en 22. Een verharding die maakte dat de kerk niet langer bij machte was om Gods openbaring ten aanzien van Israël te verstaan. Volgens de exegese die ik in dat artikel voorstel is de kerk vanwege hoogmoed ten opzichte van de Joden door God nagenoeg blind gemaakt voor de verbondstatus van Israël. Het is dus niet in de eerste plaats onwil die maakte dat de kerk eeuwenlang geen oog heeft gehad voor de status die Israël bij God heeft, het is veeleer onvermogen. En dan wel een door God bewerkt onvermogen. Voor de onderbouwing van mijn exegese verwijs ik naar het artikel dat intussen ook te vinden is op de website van de Jules Isaac Stichting. De reacties die ik wél heb gekregen waren onverdeeld positief, vaak zelfs uitgesproken lovend. Onder degenen die reageerden waren ook verschillende theologen van naam. Geen van hen had substantiële kritiek op het artikel, noch op de gedane exegese, noch op de door mij getrokken conclusies. Dit was meer dan ik had durven hopen. Dat de door mij voorgestelde exegese ook bij theologen niet onder vuur kwam te liggen was voor mij belangrijk. Het heeft me gesterkt in de overtuiging waarschijnlijk op het juiste exegetische spoor te zitten. En het heeft me bemoedigd om de gekozen denklijnen verder door te trekken. In dit vervolgartikel doe ik enkele kleine stappen daartoe, met de bedoeling dat er later meer volgt, van mijn hand en hopelijk ook door anderen. Want dat zou betekenen dat het verhaal breder gaat landen. Dat ik dat gezien het grote belang van de zaak wenselijk acht moge duidelijk zijn.

Soulen

Ik ben niet de eerste die beweert dat we als kerk bekering nodig hebben waar het onze relatie met Israël en haar God betreft. Zo wees ook de Amerikaanse theoloog R. Kendall Soulen al in 1996 in het voorwoord van zijn boek The God of Israel and Christian Theology op de noodzaak van een hernieuwde bekering van het christelijke denken tot de God van Israël. In dit verband merkt Soulen op dat de christelijke theologie in haar gangbare klassieke gedaantes in wezen een onvolledige bekering tot de levende God, de God van Abraham, Isaak en Jakob laat zien. Een van de belangrijkste kenmerken van die onvolkomen bekering is volgens Soulen een triomfalistische houding ten opzichte van het Joodse volk (Soulen pag. X). Het is juist deze triomfalistische houding waartegen de apostel Paulus nadrukkelijk waarschuwt in de verzen 17-22 van Romeinen 11, een waarschuwing die de kerk niet ter harte heeft genomen. Op de gevolgen daarvan ben ik in mijn eerdere artikel ingegaan: God heeft de kerk gedeeltelijk verhard.
Dat verklaart mijns inziens dat het maar liefst 1800 jaar heeft geduurd voordat in het christendom fundamenteel nieuw inzicht over de plaats van Israël begon te ontstaan. Al die tijd floreerden in de kerk tal van misvattingen over het Joodse volk en de plaats van Israël in Gods heilsplan. Centraal in al die misvattingen stond de idee dat de kerk de plaats van Israël zou hebben ingenomen als gevolg van het falen van Israël en de idee van een diep falend jodendom dat Gods bedoelingen maar niet wil verstaan, het evangelie verwerpt en tegen Gods bedoeling in vasthoudt aan het onderhouden van de Thora.

Kentering

Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: pas sinds en vanwege de Holocaust en de spectaculaire terugkeer op het wereldtoneel van een soevereine Joodse staat begon een substantieel deel van de christenheid vraagtekens te stellen bij het ruim 1800 jaar lang nooit betwijfelde vervangingsdenken. Blijkbaar was de tijd aangebroken dat God zijn kerk bekering wilde gaan schenken van haar superioriteitsgevoel ten opzichte van de Joden. Zou ze deze kans grijpen? Inderdaad heeft sinds de Tweede Wereldoorlog een groot aantal christenen hun hart geopend voor het Joodse volk. Velen zijn de Bijbel anders gaan lezen. Wereldwijd hebben kerkgenootschappen in officiële verklaringen afstand genomen van het oude vervangingsdenken en van de daarmee verbonden negatieve stereotypen over het jodendom. De historische verklaring Nostra Aetate uit 1965 is wel een van de meest opmerkelijke. Israël is de afgelopen vijftig jaar door veel christenen herontdekt in hun lezen van de Schrift, niet in het minst door het luisteren naar Joodse stemmen. Denk aan Joodse auteurs als Pinchas Lapide, Martin Buber, Abraham Joshua Heschel, Géza Vermès en David Flusser, om maar enkele belangrijke namen te noemen. Ook in Nederland legden theologen hun oor te luisteren bij Joodse denkers en zijn mede daardoor tot belangrijke nieuwe inzichten over Israël gekomen. Tot hen behoren onder meer de vorig jaar veel te vroeg overleden Henk Vreekamp, Sam Gerssen, Peter Tomson, Simon Schoon en Hans Jansen, die begin jaren tachtig naam maakte met zijn Christelijke theologie na Auschwitz. Vorig jaar verscheen een opmerkelijke nieuwe studie van emeritus PKN- predikant Edjan Westerman met de titel De Messias Leren. Deze hele ontwikkeling, die gerust een ontdekkingstocht genoemd mag worden, zet nog steeds door. Wel moet hier de kanttekening worden gemaakt dat de gang er in Nederland, na de hausse aan publicaties in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, helaas wel wat uit is. Heel anders is de situatie in Noord-Amerika waar met de regelmaat van de klok nieuwe studies verschijnen. De opvatting dat de kerk in plaats van Israël is gekomen heeft intussen veel terrein moeten prijs geven, niet alleen onder theologen maar ook op het grondvlak van de kerk. Zo getuigen tijdens het Loofhuttenfeest in Jeruzalem jaarlijks in groten getale christenen uit de hele wereld enthousiast en met passie van hun verbondenheid met het Joodse volk. Opvallend is dat die christenen steeds vaker uit Azië en Afrika komen. Ook dit is een teken van de nieuwe verhouding tussen Joden en christenen sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar laten we ons niet rijk rekenen. Er zijn nog steeds veel christenen aan wie de nieuwe ontwikkeling grotendeels voorbijgaat.

Bekering

Om met Kendall Soulen te spreken: veel christenen hebben wat hun relatie met het Joodse volk betreft nog steeds bekering nodig. Bekering is een menselijke verantwoordelijkheid, maar ze wordt door God bewerkt. Het is een werk van Gods Geest, een verandering van hartgesteldheid. Alleen God kan de gedeeltelijke verharding, de ongevoeligheid en blindheid ten opzichte van Israël van iemand wegnemen. Dit is mijns inziens fundamenteel. We kunnen elkaar als christenen dan ook niet dwingen tot een andere hartgesteldheid ten opzichte van het Joodse volk. Er is veel geduld, geloof, hoop en liefde nodig in deze. Willen afdwingen van bekering is per definitie uit den boze en is bovendien ten enen male onmogelijk. Nogmaals, bekering is Gods werk. Het is zijn initiatief, en het is ónze verantwoordelijkheid om op Gods initiatief te reageren. Het is God die mensen de schellen van de ogen kan doen vallen en hun hart aanraakt. Het is God die liefde geeft voor het Joodse volk. We mogen bidden dat God de ogen van medechristenen opent voor de unieke plaats die het Joodse volk bij God heeft. De kerk is wat Israël betreft eeuwenlang een blindeman geweest die in het duister tast en zo heel wat schade en leed aangericht heeft. We leven nu in de tijd dat een deel van de kerk bezig is zich van de blinddoek te ontdoen. Dit is Gods werk en het is uiteraard grote winst.

Nieuwe tijd

Maar hoe moeten we dat in het licht van de Schrift eigenlijk zien, deze bekering van christenen? Is daarvoor een parallel te vinden te vinden in de Bijbel? Ik denk van wel en met name in de hoofdstukken 3 en 4 van het Mattheüsevangelie. We zien daar de prediking van Johannes de Doper en Jezus in dezelfde bewoordingen heel kernachtig samengevat: “Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Mat. 3:2-3 en Mat. 4:17). Jezus en Johannes hadden dezelfde boodschap: het koninkrijk der hemelen staat voor de deur. Daarom moest Israël zich door bekering klaarmaken voor dit cruciale moment in haar lange geschiedenis met de God van Abraham, Isaak en Jakob. Het al eeuwen door Israël verwachte vrederijk en koningschap van God stond blijkbaar op aanbreken. Dat was wat Johannes de Doper en Jezus met kracht verkondigden. Maak je klaar! Bekeer je! Messiaanse tijden zijn aangebroken! Het is in deze lijn dat Mattheüs in hoofdstuk 4, direct voorafgaand aan vers 17 met zijn omschrijving van Jezus’ prediking, Jesaja 8:15 en 16 citeert. Als we dan heel even verder lezen in Jesaja 9 wordt daar gesproken over een Zoon op wiens schouders de heerschappij zal rusten en wiens heerschappij groot zal zijn en dat de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk eindeloos zal duren. Toen Jezus begon in Galilea de komst van het koninkrijk van God te verkondigen moeten dit de associaties zijn geweest die direct bij zijn Joods gehoor opkwamen.
In Mattheüs 3 zien we iets soortgelijks in vers 3. Ook daar treffen we een citaat van Jesaja, nu uit hoofdstuk 40: “ Bereidt de weg van de Heer, maak recht zijn paden.” Ook dat vers resoneert met langgekoesterde Joodse verwachtingen. Kijk bijvoorbeeld naar wat Jesaja laat volgen in de verzen 9-11: “Klim op een hoge berg, vreugdebode Sion; verhef uw stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem; verhef ze, vrees niet; zeg tot de steden van Juda: Zie, hier is uw God! Zie, de Here Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon gaat voor Hem uit. Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden.” De koninkrijksprediking van Johannes en Jezus moet diepe Bijbelse snaren geraakt hebben onder hun Joods gehoor. Eeuwenoude heilsbeloften aan Israël stonden blijkbaar op het punt te worden ingelost. Maar wat was dat nu eigenlijk voor bekering waartoe Johannes en Jezus opriepen?

Vitaal

Hier was geen sprake van een oproep tot bekering van ongeloof tot geloof. Uit het onderzoek van de laatste honderd jaar naar het Jodendom van Jezus’ dagen is gebleken dat het Joodse geloof in al haar verschillende varianten vitaal en bloeiend was. De hardnekkige christelijke karikatuur van een dor, wettisch en troosteloos jodendom in Jezus’ tijd is daarmee naar het rijk der fabelen verwezen. In dit verband kan ik niet nalaten de Franse Joodse historicus Jules Isaac te citeren. Hij merkt in zijn spraakmakende studie Jesus and Israel op dat het jodendom van Jezus’ dagen geestelijk zo vitaal en springlevend was dat dááruit zoiets als het christendom heeft kunnen ontstaan – een historische observatie waarmee Isaac de hele oude christelijke karikatuur van een in wetticisme vastgelopen jodendom op zijn kop zet. Johannes en Jezus spraken niet tot een ongelovig gehoor. Maar wat dan wel? Waarom dan die oproep tot bekering? Het antwoord geven ze zelf: er breekt een nieuwe tijd aan, het koninkrijk van God is nabijgekomen. Zorg dat je leven op orde raakt. Leef naar de Thora en naar de geest van de Thora. Maak serieus en oprecht zaak van het leven volgens Gods Wet. In de Bergrede die Mattheüs direct laat volgen op zijn beschrijving van Jezus’ eerste prediking zet Jezus uiteen hoe Hij de geest van de Thora deels nieuw interpreteert en maakt Hij duidelijk dat de Thora altijd van kracht blijft voor Israël (Mat. 5:17-19).

In onze dagen?

Natuurlijk valt hierover meer te zeggen, maar waar het me hier met name om gaat is vast te stellen dat Jezus en Johannes bekering preekten tot een gehoor dat grotendeels uit gelovige Joden bestond. Ongeloof was niet waar het om ging hier. Aan de orde was het leven als Jood overeenkomstig de Thora. Want het koninkrijk van God stond voor de deur.
Wij weten dat het toch anders heeft uitgepakt. Het langverwachte vrederijk is niet aangebroken in Jezus’ dagen en daarna ook niet. In plaats van een herstel van het Davidisch koninkrijk kregen de Joden een verwoeste tempel en 65 jaar later in 135 na Christus een volledig verwoest Jeruzalem. En sindsdien zien zowel Joden als christenen uit naar de komst van de Messias en naar het Messiaanse vrederijk waarover met name Jesaja zo gloedvol en prachtig heeft geprofeteerd. Aan de gloed van die rijke beloften warmen Joden en christenen zich nu al eeuwen. Zo zagen Joden eeuwenlang uit naar hun terugkeer naar Sion en de komst van de Messias. Christenen verwachten Jezus’ wederkomst en het in vervulling gaan van alle heilsbeloften, niet in het minst het Vrederijk. De Joden zijn intussen na tweeduizend jaar diaspora terug in Sion, de Messias laat nog op zich wachten. Beiden, Joden en christenen, leven nog steeds in de verwachting van het komende koninkrijk van God. Jezus spoort ons aan daar dagelijks voor te bidden: “Onze Vader die in de hemelen zijt, uw Naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome.” Blijkbaar heeft God dat gebed van ons nodig om deze grote belofte in te kunnen lossen.

We leven nu tweeduizend jaar na de aankondiging door Jezus en Johannes van het koninkrijk van God. Er is in die tussentijd ontzaglijk veel gebeurd. Er zijn onder de Joden in die tweeduizend jaar momenten geweest dat men stellig overtuigd was dat de Messias op het punt stond te komen of al gekomen was. Maar telkens bleek men zich vergist te hebben en was men weer een illusie armer. Christenen hebben regelmatig gedacht dat de wederkomst van Jezus voor de deur stond. De tijd leek nabij maar was het blijkbaar toch niet. Jezus roept in het evangelie op om de tekenen der tijden serieus te nemen maar sceptici hoor je nogal eens zeggen dat men zich al zo vaak heeft vergist. Maar wie zich altijd op het standpunt stelt dat het nooit valt te zeggen of de komst van de Messias nabij is, weet zeker dat hij zich ooit een keer zal vergissen, namelijk als het inderdaad wél zover is.
Hoe staat het in ónze dagen met deze tekenen der tijden? Ik meen veilig te kunnen stellen dat we momenteel in toch wel heel bijzondere tijden leven. Onze tijd onderscheidt zich op diverse cruciaal belangrijke en ingrijpende punten van al de twintig eeuwen voor ons. Ik noem de meest opvallende en verontrustende. De afgelopen honderd jaar behoren tot de meest bloedige uit de hele wereldgeschiedenis. Nooit eerder waren oorlogen zo massaal en zo verwoestend en nooit eerder vielen in oorlogen zoveel slachtoffers. Uiteraard spanden de Eerste en de Tweede Wereldoorlog met tientallen miljoenen doden de kroon. En vooral, nooit eerder beschikten landen over nucleaire massavernietigingswapens waardoor men voor het eerst in de geschiedenis in staat is om de hele wereld te vernietigen en zo zelfs nagenoeg een einde te maken aan het voortbestaan van de mensheid en de rest van Gods schepping.

Daar komt bij de verontrustende verandering van het klimaat. Het feit dat de wereldtemperatuur door de uitstoot van broeikasgassen oploopt valt gewoonweg niet meer te ontkennen. De gevolgen zijn nu al zichtbaar in extreme weertypen variërend van ongewoon zware regenval en superstormen tot extreme droogtes in delen van Afrika en ook elders. Er is niet veel fantasie voor nodig om te zien dat het nog veel erger kan gaan worden. We maken ons zorgen over terreuraanslagen door islamitische extremisten, en begrijpelijk. Maar op termijn zal een verdere stijging van de wereldtemperatuur en doorzettende klimaatverandering een veel grotere bedreiging voor ons blijken dan de terreuraanslagen waar nu zoveel mensen angst voor hebben. Was het nu zo dat de wereld gezegend zou zijn met integere en capabele regeringsleiders die werkelijk de bereidheid hebben om deze grote problemen gezamenlijk effectief aan te pakken, dan zou het er nog anders uit zien. Maar wie op dit moment het wereldtoneel overziet kan niet anders dan concluderen dat dergelijke leiders op een hand te tellen zijn. Niet alleen het weer is van slag, ook de politiek in binnen- en buitenland toont een beeld van gevaarlijk instabiliteit. Er zijn meer zaken te noemen maar de twee hierboven genoemde zaken onderscheiden zich volgens mij van alles in de eeuwen voor ons. Nooit eerder is de mensheid in staat geweest om door eigen toedoen en onverantwoordelijk handelen het voortbestaan van de mensheid op het spel te zetten door wapentuig van apocalyptische orde. En nooit eerder was de mensheid in staat om de door God gecreëerde schepping, deze unieke planeet met al haar schitterende biodiversiteit en het door God gecreëerde unieke ecosysteem te ontwrichten. Dit is de zeer bedreigende tijd waar wij in leven.

Israël in de prediking

Maar dit is tevens de tijd waarin God na tweeduizend jaar het volk Israël laat terugkeren naar het land dat God hen onder ede heeft beloofd. Een onvoorstelbaar wonder en een unicum in de wereldgeschiedenis. Een tijd waarin God regeert! En omdat Hij regeert en Hij over zijn volk Israël, zijn kerk en zijn schepping waakt, zal Hij ingrijpen voor het allemaal echt te laat is. Hij zal niet toelaten dat zijn schepping door menselijk toedoen verwoest wordt. God zal nooit toestaan dat de poorten der hel zijn gemeente overweldigen en Hij zal nooit toestaan dat het Joodse volk zal ophouden te bestaan. En daarom kan het gewoon niet lang meer duren voordat Jezus, de Messias van Israël komt en Hij zijn Koninkrijk zal vestigen op deze aarde. Het wordt domweg te spannend hier op aarde.
Daarom zou juist in onze tijd de prediking in de kerken moeten zijn: ‘Bekeer je, want het koninkrijk van God staat voor de deur’. Want de God van Israël is aan een nieuw hoofdstuk begonnen: het herstel van de vervallen hut van David en het helen van de tragische breuk tussen kerk en Israël. Daarom is het tenhemelschreiend dat we maar zo heel zelden een prediking vanuit het profetisch woord horen. Hier wreekt zich opnieuw de verlegenheid in veel kerken met wat de Tenach over Israël leert. Heb je geen zicht op Israël, dan heb je ook geen verhaal over de eindtijd. En dan heb je dus geen verhaal over deze tijd. Want wie onbevooroordeeld de profeten leest kan niet anders dan erkennen dat Israël daar de hoofdrol vervult. Niet de volken, niet de kerk, Israël! Die verlegenheid met de centrale plaats van Israël in de Schrift valt niet los te zien van het nog steeds aanwezige vervangingsdenken dat blind maakt voor de centrale plaats van het volk Israël in Gods heilsplan. Kan God nog duidelijker spreken dan door het wonder van het herstel van Israël in onze tijd? Het wonder van de geboorte van een Joodse staat nota bene drie jaar na de moord op zes miljoen Joden in het hart van Europa! Een kerk die deze tekenen niet ter harte neemt en doof blijft voor het ondubbelzinnige getuigenis aangaande Israël in de Tenach, maakt een kapitale historische blunder. Prediking die Israël blijft negeren loopt groot risico te eindigen in een vertoning van irrelevant religieus gebazel. Is het een wonder dat zoveel kerken leeglopen? Ik vrees dat een groot deel van de huidige prediking onder deze categorie valt. Het wordt vaak raadzaam geacht over Israël maar niet al te veel zeggen vanaf de kansel. Het ligt immers allemaal zo gevoelig, het geeft zo snel conflictstof binnen de kerkelijke gemeenschap…

Terug naar de vraag hoe we de bekering van christenen zouden moeten zien. Wanneer het zo gesteld is dat een deel van de christenheid nog steeds behept is met een zekere blindheid waar het Israël betreft en dat alleen bekering daarvan soelaas kan bieden, wat heeft dit gedeelte in Mattheus 3 en 4 ons dan te zeggen? Ik meen een interessante parallel te zien tussen Israël toen en de kerk nu. Beide zijn het volk van God. Beide worden opgeroepen zich gereed te maken voor de komst van het koninkrijk van God dat op het punt staat aan te breken. Israël toen, de kerk nu. Voor Israël bestond bekering tweeduizend jaar geleden uit gehoor geven aan de prediking van Johannes en Jezus. Voor de kerk nu bestaat het uit erkennen dat de genadegaven gegeven aan Israël en de roeping Gods onberouwelijk zijn (Rom. 11:29) en uit werkelijk afscheid nemen van de dwaalleer die het vervangingsdenken is, hoe lastig die weg theologisch ook kan zijn. Dat is de beweging van Gods Geest die we sinds de Tweede Wereldoorlog in veel kerken over heel de wereld zien: weg van het vervangingsdenken en recht willen doen aan de blijvende verbondstatus van Israël als het geliefde volk van God. Soulen doet de uitspraak dat de kerk der eeuwen zich wel bekeerd heeft tot God maar niet tot de God van Israël. Kan zoiets? Blijkbaar kan dat. De bekering tot God is in het klassieke christendom in zekere zin halverwege blijven steken. Wél geloof in God en Christus, maar zonder het levende besef dat de Schepper van hemel en aarde ook de God van Israël is. En blijft. En zonder het besef dat de kerk geënt is op de edele olijf die dit Israël is. Is er met deze onvolledige bekering van de kerk al die eeuwen dan geen sprake geweest van echt geloof? Natuurlijk wel. Het gaat niet aan om het geloof van Augustinus, Luther en Calvijn in twijfel te trekken. Maar er heeft al die eeuwen wel een ernstige onvolkomenheid gekleefd aan het geloof van de christenheid. Maar de barmhartigheid van de God van Israël is zo veelomvattend dat Jezus’ bloed ook reinigt van de zonde van christelijke hoogmoed waar Israël eeuwenlang zo onder geleden heeft. Jezus heeft tweeduizend jaar willen wachten op de bekering van zijn kerk van haar hoogmoed ten opzichte van Israël. Wat een genade! De tijd van bekering is in onze dagen aangebroken. Want het koninkrijk van God staat voor de deur. De Koning komt. Dit is dan ook geen tijd om bang en vertwijfeld te zijn, wat er ook nog staat te gebeuren. Jezus zegt dat dit een tijd is om ons hoofd op te heffen omdat de tijd van verlossing voor Kerk en Israël nabij is (Lucas 21:28). Daar mogen we in vast vertrouwen naar uitzien. Want het zou wel eens dichterbij kunnen zijn dan we denken. Ik eindig met een citaat uit een song van de Joodse singer-songwriter Bob Dylan die onlangs de Nobelprijs voor de literatuur won: “They say the darkest hour is right before the dawn.” Het schijnt een oud Joods gezegde te zijn: “Als de duisternis het dichtst is, is de dageraad nabij.”

 

Dit is het tweede artikel uit een serie van drie:

  1. Geen plaats voor hoogmoed
  2. Bekering tot de God van Israël
  3. Over de noodzaak van een nieuwe reformatie

 

Dit artikel verscheen in 2017 in het maartnummer van Israël en de Kerk, een uitgave van Christenen voor Israël. Israël en de Kerk dat door veel predikanten gelezen wordt verschijnt vier maal per jaar. Een abonnement is gratis.