Waarom de kerk niet langer zonder dit messiaans-joods perspectief kan

Lezing door Jeroen Bol, voorzitter van de Jules Isaac Stichting

Deze lezing werd gegeven op de studiedag van de Jules Isaac Stichting in de Poortkerk te Veenendaal, donderdag 16 januari 2025.

Het thema van de studiedag was: Messiaanse joden en joodse christenen samen – Postmissionary Messianic Judaism, Yachad BeYeshua en het herstel van het gewonde volk van God.

Hoofdspreker deze studiedag was de messiaans-joodse theoloog dr. Mark S. Kinzer. In deze lezing staat Jeroen Bol stil bij het grote belang van het theologisch werk van Mark Kinzer. Ook spreekt hij af en toe Mark Kinzer rechtstreeks aan.

De Engelse citaten zijn telkens in het Nederlands vertaald. De oorspronkelijke Engelse citaten zijn te vinden in de eindnoten aan het eind van de tekst.

 

Vanmorgen hebben we veel gehoord over het gewonde volk van God en in welke richting we het herstel kunnen zoeken. Het is geen geheim dat wij als Jules Isaac Stichting dit herstel hoog op onze agenda hebben staan. Het was een van de redenen dat we in 2015 de Jules Isaac Stichting oprichtten. In het najaar van 2006 werd ik me voor het eerst bewust van de enorme tragiek van de Joodse geschiedenis in christelijk Europa. Het was het boek van de Oostenrijker Werner Keller, ‘En zij werden verstrooid onder alle volkeren’, dat me de ogen hiervoor opende. Keller laat zien dat intens Joods lijden niet slechts incidenteel plaatsvond in de Europese geschiedenis. Het werd me toen pas voor het eerst duidelijk dat Joden regelmatig, op veel meer manieren en op veel meer plaatsen met vaak groot lijden en onrecht te maken hebben gehad. Er bleek sprake te zijn van een patroon.

Natuurlijk wist ik van de Holocaust. Maar dat er een relatie ligt, zij het een indirecte, tussen de Holocaust en 1800 jaar christelijk anti-judaïsme, dat was nieuw voor mij. Ik ontdekte dat het christendom 1800 jaar lang gepaard is gegaan met anti-Joods denken. Dit consequent negatieve denken over Joden creëerde de voedingsbodem waarop het antisemitisme van de nazi’s heeft kunnen floreren.

We hebben onze stichting heel bewust vernoemd naar de eminente Franse Joodse historicus Jules Isaac. Zijn boek ‘Jésus et Israël’ is na de Tweede Wereldoorlog van grote invloed gebleken. Isaac verrichtte diepgaand onderzoek naar de wortels van het extreem gewelddadige antisemitisme waarmee hij hoogstpersoonlijk te maken had gekregen. Hoe pakte hij zijn onderzoek aan? Dat kwam kort gezegd hierop neer. Hij vergeleek nauwgezet de verslagen van de evangeliën met wat hij aantrof in bijbelcommentaren en andere christelijke literatuur. En zijn kennis van de geschiedenis van het Joodse volk in de eerste eeuwen van onze jaartelling legde hij naast de christelijke versie van diezelfde Joodse geschiedenis. Jules Isaac wilde helder krijgen in hoeverre de christelijke theologische traditie afwijkt van wat we in de evangeliën lezen. Zijn enorme expertise en bekwaamheid als historicus kwamen hem hierbij goed van pas.

Hij gaat nauwgezet te werk. En dan komt hij in de loop van zijn drie jaar durend onderzoek tot opmerkelijke ontdekkingen. De gangbare christelijke opvattingen over de Joden blijken regelmatig in ernstige mate af te wijken van wat de Evangeliën zelf leren. En de christelijke duiding van de Joodse geschiedenis spoort op wezenlijke punten niet met de feitelijke geschiedenis van het Joodse volk. En misschien wel de belangrijkste conclusie: daar waar de christelijke theologische traditie afwijkt van de evangeliën en de feitelijke historische gegevens, blijken die afwijkingen stelselmatig ten nadele van de Joden te zijn. Isaac trekt de conclusie dat het Europese antisemitisme zijn diepste wortels heeft in de christelijke anti-Joodse theologische traditie. Tegelijk stelt hij dat dit christelijk anti-judaïsme in strijd is met wat de evangeliën zelf leren. In lijn hiermee stelt Isaac dat anti-judaïsme en antisemitisme in strijd zijn met het wezen van het christendom zelf.

Aan de hand van zorgvuldige lezing van de evangeliën toont hij aan dat Jezus het Joodse volk nooit heeft verworpen en dat het Joodse volk Jezus nooit heeft verworpen. Na de oorlog heeft Jules Isaac er tot aan zijn overlijden in 1963 onvermoeibaar voor gepleit dat de Rooms Katholieke Kerk voor eens en voor altijd afstand zou nemen van de eeuwenoude anti-Joodse denkbeelden. Met succes. Zijn inspanningen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het tot stand komen van de gezaghebbende kerkelijke verklaring Nostra Aetate. Met Nostra Aetate nam de Rooms Katholieke Kerk in 1965 radicaal afscheid van haar eeuwenoude anti-Joodse kerkelijke traditie. Voor het eerst in haar bestaan leerde de Rooms Katholieke Kerk dat het Joodse volk nog steeds geliefd is door God ‘om der vaderen wil’ (Rom.11:28). Veel kerken zouden later in dit spoor volgen.

Intussen zijn we decennia verder. Sinds begin deze eeuw is er aan Joodse zijde een koor aan stemmen bijgekomen. En hiermee zijn we aan het eigenlijke onderwerp van mijn lezing gekomen: het cruciale belang van de messiaans-joodse stem en met name de postmissionaire messiaans-joodse stem. Eeder deze week zette Mark Kinzer in zijn lezing tijdens een congres aan de Universiteit van Tübingen uiteen wat het postmissionair messiaans jodendom onderscheidt van het bredere messiaanse jodendom. Ik citeer in het kort wat hij hierover zei: “Postmissionair Messiaans Jodendom omvat (1) het naleven van de Torah als een verbondsverantwoordelijkheid; (2) Jezus’ verborgen heiligende en reddende aanwezigheid te midden van het Joodse volk en de religieuze traditie; en (3) vertegenwoordigt (maar vervangt niet) het Joodse volk in relatie tot de niet-Joodse christelijke kerk (….), waardoor de kerk zich kan identificeren als een verlengstuk van, en niet als vervanging voor, Israëls missie in de wereld.” 1 

Dat postmissionaire messiaans-joodse theologen als Jennifer Rosner en Mark Kinzer pas sinds begin deze eeuw met theologische publicaties van zich laten horen vindt zijn verklaring in de nog maar heel recente ontstaansgeschiedenis van het messiaans jodendom. De beweging stamt uit eind jaren zestig van de afgelopen eeuw.
Zij nemen binnen het joods-christelijke gesprek een volstrekt unieke positie in. Messiaanse joden claimen met hun belijden van Yeshua als Messias volkomen Joods te zijn en te blijven. Die positie roept vaak onbegrip op aan zowel Joodse als christelijke zijde. Messiaans-joodse theologen als Mark Kinzer wijzen er echter terecht op dat het allervroegste begin van de vroege kerk een beeld laat zien van een beweging van Joden die volgens de Joodse wet leefden en die Jezus beleden als Messias. Het was een nieuwe messiaanse beweging binnen het jodendom waaruit later de kerk zou ontstaan. Nog geen eeuw later kende de vroege kerk intussen een niet-Joodse meerderheid. Begin tweede eeuw begonnen de kerkvaders, de theologen van de vroege kerk, de combinatie van Jood zijn en Jezus belijden te problematiseren. Die combinatie zou niet langer wenselijk zijn. Niet veel eeuwen later zouden op het vasthouden aan het jood zijn door Joodse christenen zelfs zware kerkelijke straffen komen te staan. Jezus en jodendom werden zo al vroeg tot elkaars tegenpolen gemaakt.

We hoorden zojuist hoe door het baanbrekend onderzoek van Jules Isaac een heel andere kijk op de relatie van Jezus en Israël in beeld kwam. Eén van een nauwe verbondenheid. Jezus heeft Israël nooit verworpen en Israël heeft als volk Jezus nooit verworpen, zo stelde Jules Isaac vast. In de messiaans-joodse theologie van Mark Kinzer wordt die nauwe verbondenheid van Jezus en Israël theologisch veel verder verdiept en uitgewerkt.
Met Mark Kinzer deel ik de overtuiging dat afscheid nemen van vervangingsdenken een eerste voorwaarde is voor het herstel van het gewonde volk van God. Het volk van God bestaat uit Israël en de Kerk. De wonden die eeuwen geleden geslagen zijn hebben hun ontstaansgrond in dit vervangingsdenken. Met Mark Kinzer ben ik van mening dat het vervangingsdenken nog zijn steeds sporen trekt in veel christelijke bijbeluitleg.

Ik citeer uit Kinzers baanbrekende boek uit 2005, ‘Postmissionary Messianic Judaism’: “Ondanks de titel is dit niet hoofdzakelijk een boek over de ekklesia – de gemeenschap van degenen die in Yeshua de Messias geloven – en haar relatie tot het Joodse volk. Het is een boek over het vervangingsdenken en de ecclesiologische implicaties van de afwijzing ervan. Het supersessionisme leert dat de ecclesia het Joodse volk vervangt als de uitverkoren gemeenschap in verbond met God, in wie de goddelijke aanwezigheid woont en door wie het goddelijke doel in de wereld wordt gerealiseerd. Volgens deze traditionele christelijke visie is de kerk het nieuwe en geestelijke Israël, dat de rol vervult die voorheen werd vervuld door het zogenaamde ‘vleselijke’ Israël. In de decennia na de Holocaust hebben veel christenen deze leer verworpen. Het lijkt er echter op dat weinigen hebben geleerd het Nieuwe Testament te lezen op een wijze die vrij is van vervangingsdenken. Nog minder mensen lijken de ecclesiologische implicaties van hun nieuwe standpunt te hebben overwogen.” (PMJ pag.12) 2 Hoe herkenbaar is dit. Het is één ding om te zeggen dat je het vervangingsdenken afwijst. Het is heel wat lastiger om het Nieuwe Testament nieuw te lezen, zonder dat het vervangingsdenken nog een rol speelt in je achterhoofd.

Mark, op een essentieel punt onderscheidt jouw theologisch werk zich van dat van christelijke theologen die zich ook met post-supersessionist theologie bezig houden. Ik denk dan aan je ‘sitz im leben’. Ik bedoel, jij kunt alleen theologie bedrijven als Jood, als messiaanse Jood wel te verstaan. Ik kan als niet-Joodse christen alleen over God denken als niet-Jood. En dat maakt echt verschil.
Ik wil in dit verband ook iets noemen over je persoonlijke weg met God. Je was 19 jaar toen je tot geloof in Yeshua kwam. Wanneer ik je biografische teksten lees, dan treft mij wat je daar vertelt. Dat je kort nadat je tot geloof was gekomen de synagoge bezocht. En hoe je daar toen in alles Yeshua ervaarde, terwijl zijn naam er niet genoemd werd. Hoe bijzonder, een openbaring eigenlijk. Al snel stond het voor je vast dat je je nieuw gevonden geloof in Yeshua zou gaan uitleven binnen het jodendom. Van begin af aan was het voor jou helder dat je geloof in Jezus geen breuk met je Jood-zijn en het jodendom betekende. Dat is altijd zo gebleven. Je bent je al die jaren in Torah, Halacha, Joodse theologie en christelijke theologie blijven verdiepen. Dat alles heeft je gemaakt tot wie je nu bent. Een gerespecteerd messiaans-joods theoloog van wereldformaat. Theologisch thuis in twee werelden. Met je postmissionaire theologie opereer je bewust vanuit het unieke scharnierpunt tussen kerk en jodendom. Dat maakt je theologie zo ongelooflijk spannend, boeiend en uitdagend. Als messiaanse Jood maak je deel uit van een gemeenschap die er 1500 jaar niet mocht zijn. Eeuwenlang is de stem van het messiaans jodendom binnen de kerk gesmoord. Jouw gemeenschap van messiaanse joden bestond van ruwweg het jaar 400 tot in de 18e eeuw eenvoudig niet. En nu zijn jullie terug, terug in de geschiedenis.

Terug naar wat het theologisch werk van jou en theologen als Jennifer Rosner en David Rudolph na een afwezigheid van vele eeuwen zo bijzonder en zo uniek maakt. Dat is dat jullie doelbewust en consequent theologie bedrijven vanuit wie jullie zijn: messiaanse joden. Het gegeven dat jullie terug zijn logenstraft de 1800 jaar christelijke boycot. Het logenstraft de ontkenning van jullie identiteit. Aan deze terugkeer in de geschiedenis van het messiaans jodendom heb jij de afgelopen dertig jaar onvermoeibaar theologisch woorden weten te geven. Het deksel is nu van de doofpot, men begint serieus naar jullie te luisteren. Zoals gezegd was je begin deze week nog in Tübingen en ik denk ook aan de lezingen die je gaf tijdens het unieke en onvergetelijke symposium aan de Universiteit van Wenen in de zomer van 2022.
Jij en met jou veel andere messiaanse joden en Joodse christenen zeggen met zoveel woorden: “Met ons is Israël fysiek terug binnen de kerk. Wij maken zowel deel uit van Israël, het Joodse volk als van het Lichaam van de Messias, de kerk.” Een derde speler in het voortdurende drama is opnieuw op het toneel verschenen, en de ekklesia uit de volken moet opnieuw beslissen of ze deze speler zullen omarmen, afwijzen of doen alsof ze niet bestaat”, zo lees ik in je nieuwste boek ‘Stones the builders rejected’ pag. 80. 3

Jullie recente terugkeer in de geschiedenis vraagt om een reactie van de kerk. Ik ben benieuwd Mark om van je te horen wat wij christenen uit de volken heel concreet voor jullie kunnen betekenen. Ik denk dan in het bijzonder aan Yachad BeYeshua, hoe zouden wij christenen zo’n initiatief kunnen versterken? Binnen de kerk wordt jullie vasthouden aan je Jood-zijn nog vaak niet begrepen. De weg van messiaanse joden is vaak nog een eenzame weg. Dank dat theologen als jij bereid zijn deze niet makkelijke weg met zo’n volharding te gaan. Dank dat jullie de kerk van binnenuit verrijken met een unieke, specifiek Joodse kijk ook op het evangelie zelf. Je boek ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen’ uit 2018 is van dit laatste een geweldig voorbeeld. Iedere keer wanneer ik je boeken lees raak ik opnieuw onder de indruk van je zorgvuldige exegese en van je enorme belezenheid. Er valt zo veel van je te leren! Jouw manier van Bijbel lezen en theologie bedrijven is per definitie vrij van vervangingsdenken. Want jij leest de Tenach en het Nieuwe Testament als Jood. En voor jou als Jood staat als een paal boven water dat Gods verbond met zijn volk Israël voor eeuwig en onverbrekelijk is. Wanneer jij reflecteert op teksten in het N.T. is het onverbrekelijk eeuwig verbond van God met Israël altijd je uitgangspunt. Nogal wat nieuwtestamentische teksten komen bij jou in een nieuw licht te staan. Je post-supersessionistische lezing van het N.T. levert veel exegetische winst op.

Ik wil nu even inzoomen op een paar van jouw kerngedachten die ons helpen het Nieuwe Testament op een nieuwe manier te verstaan. Laat me beginnen met een citaat van Jennifer Rosner uit haar proefschrift ‘Healing the Schism’. Ze citeert je hier verschillende malen. Rosner: “De steunpilaar van Kinzers Messiaans-Joodse theologie is de verbinding tussen Israël en Jezus. Vanuit een Messiaans-Joods perspectief moet elk theologisch onderwerp “bezien worden in verband met Israël, en in verband met Jesjoea, en Israël en Jesjoea moeten altijd in relatie tot elkaar bekeken worden.” Deze onderlinge relatie is het fundamentele uitgangspunt van de Messiaans-Joodse theologie, die Kinzer definieert als “gedisciplineerde reflectie over Gods karakter, wil en werken, en over Gods relatie met Israël, de naties en de hele schepping in het licht van Gods onherroepelijke verkiezing van Israël. “(…) Terwijl de joodse theologie traditioneel Gods verbond met Israël centraal stelt en de christelijke theologie traditioneel rond de christologie is opgebouwd, houdt de messiaans-joodse theologie deze twee overtuigingen bij elkaar. Zoals Kinzer uitlegt: “Israëls blijvende verbondsroeping en de cruciale rol van Jesjoea in het goddelijke plan zijn centrale vooronderstellingen van de Messiaans-Joodse theologie, en niet de producten van haar reflectieve proces. Dit zijn dus geloofsovertuigingen die de basisvorm vormen van de Messiaans-Joodse theologie. Als deze twee overtuigingen hun centrale rol verliezen en niet langer functioneren als vooronderstellingen en criteria voor wat voor waar kan worden aangenomen, is de theologie niet langer Messiaans-Joodse theologie.” (Rosner pag. 238-239)

Wow, als ik dit lees dan spring ik van vreugde op uit mijn stoel. Is dit niet precies wat je aan theologische overtuigingen zou verwachten aan te treffen in dat allereerste begin van de vroege kerk, de moedergemeente in Jeruzalem? Het geloof in Yeshua de Messias en het blijvende verbond van God met zijn volk Israël. Deze twee overtuigingen onlosmakelijk en onverbrekelijk samen. Had het naar Gods bedoeling niet altijd zo moeten blijven binnen de latere kerk? Het antwoord is “ja” wat mij betreft. God zij dank zijn we, vooral in de Engelstalige en Duitstalige wereld, sinds WO II getuige van een groeiende groep van knappe post-supersessionist theologen die in dit spoor theologie bedrijven. Post-supersessionist theologie is zeker nog geen mainstream, maar hun aantal neemt toe en de kwaliteit van hun theologie is hoog.

Wat Jennifer Rosner hier schrijft, “Israël en Jesjoea moeten altijd in relatie tot elkaar bekeken worden” raakt aan een belangrijke kerngedachte in Kinzers theologie. Ik doel dan op het concept van ‘Jesus as one man Israel’. In Kinzers boek ‘Israel’s Messiah and the People of God’ lees ik het volgende: “Volgens de Joodse theoloog Will Herberg presenteren de Apostolische Geschriften (Nieuwe Testament) Yeshua als een “one-man Israël”, een individu dat in zichzelf de gezamenlijke verbondsidentiteit van Israël samenvat. (pag. 66) Jesjoea kan een “one-man Israel” worden,omdat hij al Gods eeuwige Geliefde was, in wie Israël vóór de grondlegging van de wereld werd uitverkoren. (Efeziërs 1:4). God adopteert Israël als zijn “eerstgeboren zoon” (Exodus 4:22-23) door Israël te verbinden met de Zoon die God kende en liefhad voordat er iets werd geschapen (Efeziërs 1:5-6). Yeshua wordt de dienaar van de mensen die door hem bestaan. Israël wist dit niet vóór de incarnatie van Jesjoea en heeft het sindsdien niet erkend. Maar een dergelijke niet-erkenning kan Israëls onuitroeibare afhankelijkheid van Jesjoea, en Jesjoea’s onwankelbare toewijding aan Israël, niet ongedaan maken.” (pag.67).

Mark Kinzer pleit in heel zijn theologisch werk voor een Israël-christologie waarin de rol van Jezus als Messias een onverbrekelijke band tussen hem en het Joodse volk bevestigt. In hoofdstuk 1 van het Nederlandstalige boek ‘Israël in het hart van de Kerk’ geeft Kinzer een overtuigende exegetische onderbouwing voor deze Israël-christologie. Als ik Kinzer goed begrijp, is Jezus in de eerste plaats gekomen om al de beloften die God aan Israël heeft gedaan tot vervulling te brengen. Dat is wat je zo knap aantoont in je boek ‘Jerusalem Crucified Jerusalem Risen’. Veel van die beloften wachten nog op hun vervulling. Dat Jezus gekomen is om die beloften te vervullen is ook in lijn met wat Paulus schrijft in hoofdstuk 15 van zijn Romeinenbrief: “Ik bedoel namelijk dat Christus terwille van de waarachtigheid Gods een dienaar van de besnijdenis is geworden om de beloften die aan de vaderen gedaan zijn te bevestigen.” En hoe mooi dat Paulus direct daarop de oproep aan de heidengelovigen in Rome laat volgen: “Verheug u heidenen, met zijn volk.” Heidenen, verheug je met Israël over het heil voor Israël in Christus. Bij Paulus geen breuk tussen ekklesia en Israël. Bij de apostel is het heil voor Israël en voor de volken.

Treffend in dit verband zijn een aantal teksten uit het begin van het Lucas-evangelie, hoofdstuk 1 en 2. Ik pik er een uit, maar er is in deze eerste twee hoofdstukken van Lucas veel meer dat hiermee resoneert.
In Lucas 1 lezen we in de lofzang van Maria: “Hij, de Heere, heeft zich Israël zijn knecht aangetrokken, om te gedenken aan zijn barmhartigheid – gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.” Barmhartigheid van God voor Israël in eeuwigheid! Let op hoe Maria hier de beloften aan de vaderen noemt, net als Paulus dat doet in Rom. 15 vers 8.
Het gaat in de lofzang van Maria overduidelijk over het heil van God voor zijn volk Israël. Hoe is het toch mogelijk geweest dat theologen van de nog piepjonge kerk al in de tweede eeuw begonnen te leren dat de Joden niet langer Israël zijn, en dat de kerk nu het nieuwe Israël is? En dat al deze beloften nu niet meer golden voor het Joodse volk als volk? Die golden nu de kerk, het nieuwe Israël. Het blijft verbijsterend.

Ik wil tot slot wat gedachten kwijt over een kwestie die ik urgent acht. We hebben gehoord hoe de afgelopen zestig jaar veel theologen zich zijn gaan verdiepen in de vraag hoe de Bijbel op een nieuwe manier, vrij van vervangingsdenken gelezen kan gaan worden. Hoe we christen kunnen zijn op een wijze die het blijvende verbond van God met Israël van harte onderschrijft. Dit nieuwe denken bereikt tot nu toe maar zeer ten dele het grondvlak van de kerken. Het heeft nog maar weinig plek gekregen in het denken van de gemiddelde voorganger, laat staan in dat van de gemiddelde kerkganger. Dat is niet verwonderlijk. De omslag naar een andere manier van de Bijbel verstaan vraagt veel theologische doordenking. Een prima bezigheid voor theologen, maar niet te doen voor een doorsnee christen. En daar komt bij dat de omslag naar dit nieuwe denken sowieso tijd kost.

Maar toch maak ik me zorgen. Ik zie te weinig vooruitgang op het grondvlak van de kerken. En er wordt nog veel te vaak gepreekt alsof het volk Israël geen rol speelt.
Ik vraag me wel eens af of een paar eenvoudig te begrijpen stappen ons niet verder zouden kunnen helpen. Ik denk aan een post-supersessionist kijk op met name de plaats van Jezus, Israël en de kerk die ook voor niet-theologen eenvoudig te vatten is.
Hoe zouden het O.T. en N.T. al deels nieuw, post-supersessionist gelezen kunnen worden ook door niet-theologen? Ik heb de indruk dat over deze vraag tot nu toe te weinig is nagedacht.

Mogelijk kan het volgende het begin van een antwoord bieden. Laat me u deze vraag stellen. Waaruit bestond de Bijbel van de vroege kerk in die beginperiode van de eerste eeuw? Dat was in grote lijnen wat wij nu het Oude Testament noemen. Ik denk dat de doorsnee bijbellezer er doorgaans niet bij stil staat dat de apostel Paulus nog helemaal niet kon beschikken over de vier evangeliën toen hij zijn brieven schreef. De evangeliën zouden pas later geschreven worden. Er was ook nog helemaal geen Nieuw Testament. Paulus en heel de vroege kerk moest het die eerste dertig jaar doen met de Tenach. En natuurlijk met het getuigenis van de apostelen van de opgestane Christus. Dat was het. De Bijbel waarop Paulus zich baseerde en van waaruit die eerste gelovigen de gebeurtenissen rond Jezus de opgestane Messias zochten te duiden, dat was ons Oude Testament.

Gedurende die eerste drie decennia van de vroege kerk was er nog geen sprake van een niet-Joodse meerderheid binnen de vroege kerk. Duizenden Joden kwamen in die tijd tot geloof in Jezus Messias. Van vervangingsdenken was nog helemaal geen sprake. Hoe denk je dat het denken over Gods verbond met het volk Israël toen geweest zal zijn? Is het überhaupt denkbaar dat het verbond met Israël ter discussie gesteld kan zijn in een nog sterk Joodse messiaanse beweging die alleen de Tenach als Bijbel had? Voor deze Joodse Jezusgelovigen was het ondenkbaar dat Gods verbond met Israël niet langer van kracht zou zijn. Alles werd anders begin tweede eeuw na de verwoesting van de tempel, toen niet-Joden de meerderheid in de vroege kerk waren gaan vormen. Over hoe het vervangingsdenken binnen zo’n kort tijdsbestek binnen de vroege kerk post heeft kunnen vatten en waarom, daarover zijn experts nog steeds niet uitgedacht.

Met de terugkeer van de messiaanse joden in onze tijd horen we voor het eerst sinds 1900 jaar opnieuw vanuit een gemeenschap van messiaanse joden het getuigenis van het evangelie. Dit is zoiets bijzonders dat toenmalig kardinaal Ratzinger, de latere paus Benedictus , een jaar of dertig geleden het volgende zei toen hij een groep messiaanse joden sprak: “Als jullie zijn wat jullie zeggen dat jullie zijn, dan is de komst van de Messias nabij.” Met andere woorden, dit is een beslissend moment in tweeduizend jaar christendom.
Met het herstel van het Joodse deel van de ecclesia leven we in een heel bijzondere tijd. In een visiedocument van The Messianic Jewish Rabbinical Council lees ik het volgende: “Het Messiaans Jodendom is niet louter het herstel van een oorspronkelijk Bijbels model voor het volk van God. “De wedergeboorte van de Joodse Yeshua-gemeenschap is een nieuwe hemelse interventie in de wereld, die iets laat doorschemeren van Gods uiteindelijke doel voor Israël en de naties.” (Stones pag.194) 
Mark Kinzer wijst er terecht op dat dit alles ook nog eens gelijktijdig plaatsvindt met het herstel van een Joodse staat in 1948 en de vereniging van Jeruzalem in 1967. Hoe aangevochten ook, Israël is op allerlei manieren terug in de geschiedenis. Daar kun je toch echt alleen maar de hand van God in zien.

Messiaans-joodse theologen als Mark Kinzer kunnen iets wat hun voorgangers uit de eerste eeuw niet konden doen en natuurlijk ook niet hoefden te doen. Zij kunnen theologisch reageren op 18 eeuwen christelijk vervangingsdenken. En daarmee zijn deze messiaans-joodse theologen voor ons christenen zo enorm belangrijk. Niet alleen vanwege hun denken over Israël, maar zeker ook vanwege hun denken over de kerk. De kerk als een uitgebreid Israël, geënt op de edele olijf, opgenomen in het nieuwe verbond. Niet in de plaats van Israël maar naast Israël. Kerk en Israël, samen het volk van God ….

Maar de post-supersessionist theologie van Mark Kinzer en van veel andere post-supersessionist theologen vraagt veel van de lezer. Het theologisch niveau is doorgaans hoog. En dat kan ook moeilijk anders. De hele christelijke theologische traditie moet immers opnieuw doordacht worden wanneer er werkelijk afscheid genomen wordt van vervangingsdenken. En dat is echt een klus voor theologen.

Terug naar die behoefte aan een nieuwe manier van bijbellezen zonder vervangingsdenken, een manier die voor de gewone christen hopelijk gemakkelijker te vatten is. Ik doe een suggestie. We zagen zojuist hoe het evangelie in die eerste eeuw begon zonder N.T., maar met wat wij het O.T. noemen. Van vervangingsdenken was nog in het geheel geen sprake. We hoorden eerder dit citaat van Mark Kinzer: “De blijvende verbondsroeping van Israël en de centrale rol van Jesjoea in het goddelijke plan zijn centrale vooronderstellingen van de Messiaans-Joodse theologie, niet de producten van haar reflectieve proces.” 7 Waarom kan Kinzer hier zeggen dat dit centrale vooronderstellingen zijn, en niet het product van een (theologisch) denkproces? Is dat niet omdat Israëls blijvende verbondsroeping een centrale vooronderstelling is in de Tenach, het O.T. zelf?

Zou het doorsnee christenen niet enorm kunnen helpen als hun geleerd zou worden in hun denken over de plaats van Israël, het getuigenis van de Tenach principieel leidend te maken? De Tenach die op tal van plaatsen bij monde van God zelf onomwonden spreekt van een eeuwig en onverbrekelijk verbond met Israël. Eeuwig is eeuwig. Dit is het getuigenis van de Bijbel van Paulus, dit is het getuigenis van de Bijbel van Jezus zelf. Het getuigenis van de Tenach.

Juist omdat het N.T. eeuwenlang moeiteloos en zonder enige kerkelijke tegenspraak door de kerk en haar theologen vervangingstheologisch is uitgelegd, stel ik voor het O.T. principieel leidend te maken ten opzichte van het N.T. waar het ons denken over Israël betreft. Dus als het om de plaats van Israël in Gods heilsplan gaat het N.T. principieel lezen door de bril van het O.T. En dus niet andersom zoals vaak is gepropageerd. Een dergelijke stap vraagt niet om veel theologische reflectie. Men hoeft slechts te lezen wat het O.T. zegt over het eeuwige verbond met Israël. En dat vervolgens als uitgangspunt nemen bij het lezen van het N.T. Noem het gedisciplineerd Bijbel lezen. En waar dan het N.T. ruimte lijkt te geven aan vervangingsdenken, consequent voorrang geven aan het getuigenis van de Tenach op zo veel plaatsen: het verbond met Israël zal God nooit verbreken. Punt! Dit vraagt natuurlijk wel om een serieuze lezing van het O.T.
Zouden zo voor de doorsnee niet theologisch geschoolde christen dingen niet gemakkelijker op hun plek kunnen gaan vallen. Zou het niet kunnen helpen om het N.T. op een post-supersessionist manier te gaan leren verstaan? Zodat men niet langer gemakkelijk, zoals eeuwen wel het geval is geweest, op grond van bepaalde teksten in het N.T. vervangingstheologische conclusies trekt.

Maar er is ook nog iets anders nodig. Want hoe wordt een christen zich überhaupt bewust van de noodzaak om zich met deze vragen rond kerk en Israël bezig te houden? Ja, hoe komt het dat veel theologen en kerkleiders de afgelopen zestig jaar zijn gaan worstelen met de vragen rond kerk en Israël? Daar is maar één antwoord op mogelijk: dat is de schok van de Holocaust geweest, waar ik deze lezing mee begon.

Gaan zien dat het anders moet, dat vervangingsdenken echt niet meer kan, vraagt om een besef van wat er in de vorige eeuw en vele eeuwen ervoor gruwelijk is misgegaan. Het vraagt erom dat het anti-Joodse element in onze christelijke traditie niet langer het best bewaarde geheim in de kerk blijft. Het zal niet kunnen zonder eerlijk te kijken naar onze christelijke schuld ten opzichte van de Joden. Het vraagt om een vastbeslotenheid dat het anders moet en anders kan. Hier zal toch echt meer aandacht voor moeten komen op de kansel en in de theologieopleidingen.

De messiaans-joodse stem is niet voor niets juist in onze tijd gaan klinken. De God van Israël spreekt in onze dagen op een nieuwe manier tot ons christenen uit de volken. Nog één keer dat citaat van Mark Kinzer: “A third actor in the ongoing drama has once again entered the stage, and the ekklesia from among the nations must decide anew whether to embrace her, reject her, or pretend she does not exist.” Laten we de messiaanse joden omarmen en aandachtig naar ze luisteren. We hebben ze hard nodig.

 

Noten

1  Het oorspronkelijke Engelse citaat: “Postmissionary Messianic Judaism (1) involves Torah observance as a covenantal responsibility; (2) discerns Jesus’s hidden sanctifying and saving presence in the midst of the Jewish people and religious tradition; and (3) represents (but does not replace) the Jewish people in relationship to the gentile Christian church (….), enabling the church to identify as an extension of, and not replacement for, Israel’s mission within the world.”

2 Het oorspronkelijke Engelse citaat: “Despite its title, this is not mainly a book about the ekklesia – the community of those who believe in Yeshua the Messiah – and its relationship to the Jewish people. It is a book about supersessionism and the ecclesiological implications of its repudiation. Supersessionism teaches that the ecclesia replaces the Jewish people as the elect community in covenant with God, in whom the divine presence resides and through whom the divine purpose is realized in the world. According to this traditional Christian view, the church is the new and spiritual Israel, fulfilling the role formerly occupied by so called ¨carnal” Israel. In the decades after the Holocaust, many Christians have repudiated this teaching. However, it would appear that few have learned to read the New Testament in a non-supersessionist manner. Even fewer seem to have considered the ecclesiological implications of their new stance.” (PMJ pg.12)

3 Het oorspronkelijke Engelse citaat: “A third actor in the ongoing drama has once again entered the stage, and the ekklesia from among the nations must decide anew whether to embrace her, reject her, or pretend she does not exist.” (Stones the builders rejected, pg.80)

4 Het oorspronkelijke Engelse citaat: “The mainstay of Kinzer’s Messianic Jewish theology is the connection between Israel and Jesus. From a Messianic Jewish perspective, every theological topic “must be considered in connection with Israel, and in connection with Yeshua, and Israel and Yeshua must always be considered in relation to one another.” This interrelationship is the fundamental starting point of Messianic Jewish theology, which Kinzer defines as “disciplined reflection about God’s character, will, and works, and about God’s relationship to Israel, the nations, and all creation in the light of God’s irrevocable election of Israel “(…) While Jewish theology traditionally places God’s covenant with Israel at the center, and Christian theology is traditionally built around Christology, Messianic Jewish theology holds these twin convictions together. As Kinzer explains, “Israel’s enduring covenantal vocation and Yeshua’s pivotal role in the divine plan are central presuppositions of Messianic Jewish theology, not the products of its reflective process. Thus, these are beliefs that provide the basic shape of Messianic Jewish theology. If these twin convictions lose their centrality and cease to function as presuppositions and criteria of truth-value, the theology is no longer Messianic-Jewish theology.” (Rosner pg. 238-239)

5 Het oorspronkelijke Engelse citaat: “According to the Jewish theologian Will Herberg, the Apostolic Writings (New Testament) present Yeshua as a “one-man Israel, an individual who sums up in himself Israel’s corporate covenantal identity. (pag. 66) Yeshua can become the “one-man Israel” because he was already God’s eternal Beloved in whom Israel was chosen before the foundation of the world. (Ephesians 1:4). God adopts Israel as his “firstborn son” (Exodus 4:22-23) by attaching Israel to the Son whom God knew and loved before anything was made (Ephesians 1:5-6). Yeshua becomes the servant of the people who have their being through him. Israel did not know this before Yeshua’s incarnation, and has not acknowledged it since. But such non-recognition cannot nullify Israel’s ineradicable dependence on Yeshua, and Yeshua’s unwavering commitment to Israel.“ (pg.67)

Het oorspronkelijke Engelse citaat: “Messianic Judasm is not merely the restoration of an original biblical template for the people of God. “The rebirth of the Jewish Yeshua-community is a new heavenly intervention in the world which intimates something of God’s ultimate purpose for Israel and the nations.” (Stones pg.194)

7 Het oorspronkelijke Engelse citaat: “Israel’s enduring covenantal vocation and Yeshua’s pivotal role in the divine plan are central presuppositions of Messianic Jewish theology, not the products of its reflective process.”

 


Is de kerk uit de gevarenzone? De erfenis van Jules Isaac

Door Jeroen Bol

Ooit las ik de reactie van een Jood op het enthousiasme van zijn christenvriend over het veranderde christelijke denken met betrekking tot de Joden sinds de Holocaust. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de historische verklaring Nostra Aetate uit 1965 en veel andere kerkelijke verklaringen die later op deze belangrijke verklaring volgden. Verklaringen waarin afstand is genomen van het vervangingsdenken en waarin antisemitisme scherp wordt veroordeeld. “Laten we maar eens kijken hoe de kerk hier over honderd jaar in staat” was het antwoord van de Joodse vriend. Met andere woorden, de Joodse gesprekspartner was er nog niet zo zeker van of de recente verandering in het christelijk denken over Israël werkelijk zou beklijven. Hij sloot niet uit dat christenen in het oude denken over Israël zouden kunnen terugvallen. Toen ik dat voor het eerst las was mijn reactie: ‘dat zal toch niet gebeuren, dat lijkt me onwaarschijnlijk. De ogen van veel christenen, en dat ook op hoog kerkelijk niveau, zijn door de verschrikkingen van de Holocaust toch zeker blijvend geopend! Er is nu immers toch onweerlegbaar aangetoond dat onzalige anti-Joodse denkbeelden uit de christelijke traditie in tegenspraak zijn met de Bijbel zelf. En het valt toch ook niet meer te ontkennen dat anti-Joodse karikaturen in het christendom eeuwenlang de voedingsbodem waren voor geweld tegen de Joden. Met de Holocaust als meest gruwelijk absoluut dieptepunt. Denk onder meer aan de overtuiging dat al de Joden schuldig zijn aan de terechtstelling van Jezus (Godsmoord) en daarom gedoemd onder het oordeel van God hun dagen te moeten slijten. Want hebben ze niet geroepen, ‘zijn bloed kome over ons en onze kinderen? ’Dergelijk onzalig, voor Joden levensgevaarlijk gebleken denken, hebben we als christenen toch definitief achter ons gelaten?’

Lees meer


Pleidooi voor een jaarlijks kerkelijk herdenken van de Holocaust

Door Jeroen Bol

In dit artikel wil ik de vraag voorleggen of, en zo ja waarom, we als christenen plaats zouden moeten inruimen voor een jaarlijkse herdenking van de Holocaust in onze kerken. Bij mijn weten gebeurt dit op dit moment in ons land maar heel weinig. De tijd lijkt me rijp om daar verandering in te gaan brengen.

Bestaande herdenkingen

Bij mijn weten staan slechts enkele kerken jaarlijks stil bij de Holocaust, de Kloosterkerk in Den Haag en de Laurenskerk in Rotterdam. In de Kloosterkerk wordt de Sjoa-vernietiging sinds 1986 jaarlijks in een bijeenkomst gezamenlijk door joden en christenen herdacht. Men staat dan onder meer stil bij de tweeduizend vermoorde Haagse Joodse kinderen. De totale Haagse Joodse gemeenschap bestond voor de Tweede Wereldoorlog uit zeventienduizend mensen. Hier leefde de op een na grootste Joodse gemeenschap in ons land. Meer dan twaalfduizend van de Haagse Joden zijn door de nazi’s vermoord. De jaarlijkse herdenking van de Holocaust in de Laurenskerk in Rotterdam vindt al ruim 35 jaar plaats. Mogelijk wordt de Holocaust elders in ons land in nog meer kerken herdacht. Ik heb daarover helaas geen informatie kunnen vinden. Mocht dit al het geval zijn dan wordt er geen ruchtbaarheid aan gegeven. Wel organiseert Christenen voor Israël de afgelopen jaren in Nijkerk steevast een herdenking op of rond 27 januari, de internationale Holocaust Memorial Day. Maar dat is geen kerkelijke bijeenkomst.

Sjoa-herdenking

Heel anders is het gesteld in de Joodse gemeenschap. De Holocaust, of zoals de genocide in Joodse kringen vaak genoemd wordt, de Sjoa (Hebreeuws: vernietiging), wordt daar jaarlijks herdacht. De eerste keer dat dit gebeurde was 28 december 1949 in Israël, anderhalf jaar na de stichting van de staat. In 1951 nam de Knesset, het Israëlische parlement, het besluit om de Sjoa voortaan jaarlijks officieel nationaal te herdenken. Als datum werd 27 Nisan gekozen. 8 April 1959 werd dit besluit door de Knesset ook bij wet vastgelegd: ‘Martyrs’ and Heroes’ Remembrance Day Law’ (Wet Herdenkingsdag Martelaren en Helden). Op deze dag, Jom Hasjoa, worden in Israël zowel de miljoenen vermoorde Joden als al de helden van het Joodse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog herdacht. Met name wordt dan stilgestaan bij de heroïsche Joodse opstand van 1943 in het getto van Warschau. In Israël gaat op Jom Hasjoa om 10 uur ’s ochtends door het hele land het luchtalarm af, het openbare leven en het verkeer liggen dan twee minuten stil. Cafés, restaurants en overige entertainmentgelegenheden zijn vanaf zonsondergang de dag ervoor gesloten. Auto’s stoppen op de snelweg, bestuurders stappen uit en gaan naast hun voertuig staan. Op school leggen scholieren het werk neer. In de supermarkt en op de markt stopt de verkoop. Het is zeer indrukwekkend om mee te maken.

Trauma

Tegenwoordig wordt de Holocaust jaarlijks in tal van landen door de Joodse gemeenschap herdacht. En ook in de liturgie voor bijeenkomsten in de synagogen heeft de Sjoa de afgelopen decennia veelal een vaste plek gekregen.1 De aandacht voor de Holocaust is dus groot in de Joodse gemeenschap, of ze nu seculier of religieus is. En hoe kan het ook anders. Het trauma dat de Sjoa in de Joodse gemeenschap wereldwijd heeft veroorzaakt is immers immens. De op werkelijk onvoorstelbaar meedogenloze wijze door de nazi’s uitgevoerde genocide had de totale vernietiging van het hele Joodse volk tot doel.2 Hoe zou je als Jood deze massamoord op zes miljoen medejoden, waaronder zo’n anderhalf miljoen kinderen, ooit kunnen vergeten? Albert Groothedde, Israëlconsulent in Jeruzalem voor het Centrum voor Israëlstudies, schreef in verband hiermee 2 mei 2019 in het Reformatorisch Dagblad: “Maar liefst zes miljoen Joden werden tijdens de Tweede Wereldoorlog koelbloedig vermoord. Een dergelijk getal daadwerkelijk bevatten, blijft onmogelijk. Zes miljoen mensen; dat staat gelijk aan alle inwoners van de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Utrecht bij elkaar. Of, mogelijk nog beeldender: als je zes miljoen mensen op een rij zet, is de menselijke ketting maar liefst 3000 kilometer lang. Dat is grofweg een retourtje Utrecht-Rome.”

Kleinkinderen

Het collectieve trauma werkt door tot in de derde generatie van overlevenden, de huidige kleinkinderen van de overlevenden. Natascha van Weezel, zelf kleindochter van vier Holocaust-overlevenden schreef er een boeiend boek over dat in 2015 verscheen. Het volgende citaat laat zien wat de Sjoa zeventig jaar later nog steeds doet met de derde generatie: “‘Last hebben van’ vind ik een ingewikkelde definitie, omdat dergelijke gevoelens per individu verschillen. Maar er is een aantal terugkerende kenmerken die als onprettig kunnen worden beschouwd. Zo is daar in de eerste plaats wantrouwen. Veel kleinkinderen van Holocaust-overlevenden kijken nog altijd schichtig om zich heen om vast te stellen of de situatie veilig is. Sommigen hebben dit alleen rond de meidagen, anderen het hele jaar door. Het zijn gedachten die ik helaas zelf ook maar al te goed ken: een ongegrond gevoel van voortdurend naderend onheil en je tegen beter weten in toch stiekem afvragen bij wie je zou kunnen onderduiken als het opnieuw helemaal mis zou gaan. Het is geen onlogisch gevolg van opgroeien met verhalen over verraad voor 7 gulden 50, wegkijkende buurmannen, vluchtpogingen die maar net goed afliepen en de dehumanisering in de kampen.”3

Kerkelijke herdenking?

Het is dus geen vraag waarom de Joodse gemeenschap de Sjoa blijft herdenken, ook in de synagogediensten. Men herdenkt de massamoord op het eigen volk, op familie. Maar hoe zit het met de gemeenschap waar ik toe behoor? Hoe zit het met de christenen, de kerken? Waarom zouden wij christenen in onze kerken jaarlijks stilstaan bij de moord op zes miljoen Joden? Wat onderscheidt voor ons christenen de genocide op de Joden van andere genocides? Wat maakt de Holocaust uniek? Bestaat er zo’n onderscheid dat een pleidooi voor het jaarlijks herdenken ervan door kerken rechtvaardigt? Ik meen van wel.

Theologie

Maar voor ik daarvoor wat argumenten op tafel leg eerst de vraag waarom zulke herdenkingen tot nu toe nauwelijks plaatsvinden in kerken in ons land. Ik denk dat dit onder meer te maken heeft met het feit dat de Holocaust tot de dag van vandaag nog steeds geen plek heeft gekregen in de theologie. Ook in de opleidingen van predikanten en voorgangers is er nauwelijks aandacht voor. Dan is het niet zo verwonderlijk dat er voor het herdenken van de Sjoa in het kerkelijk jaar geen aandacht is.
Dr. Ad Prosman heeft aan deze blinde vlek in de theologie een belangwekkend boek gewijd. De titel luidt De onverwerkte Holocaust; Spiegel voor de kerk van nu4. Ik citeer uit zijn boek: “Waar het om gaat, is dat er geen echt inhoudelijke en fundamentele bezinning is geweest op de ergste crisis in tweeduizend jaar: de Holocaust. Dat is achteraf bezien onbegrijpelijk. Deze ramp kan niet beschouwd worden als een op zichzelf staande zaak, het is geen incident geweest van onze cultuur en geschiedenis.”5 Prosman doelt op het feit dat de Holocaust niet los gezien kan worden van de westerse cultuur waar juist het cultureel zeer hoog ontwikkelde Duitsland uit de tijd van Hitler ontegenzeggelijk deel van uitmaakte.6
In België maakt Didier Pollefeyt, hoogleraar theologie aan de Katholieke Universiteit te Leuven, al ruim dertig jaar studie van de Holocaust. In 2018 verscheen van zijn hand een indrukwekkende grondige studie over de implicaties van de Holocaust voor de ethiek en de theologie, Ethics and Theology after the Holocaust. Pollefeyt schrijft dat hij in de loop der jaren veel apathie, wantrouwen en zelfs verzet is tegengekomen tegen het doen van onderzoek naar de Holocaust, in het bijzonder onder christelijke theologen.7 Christenen weten volgens Pollefeyt vaak nauwelijks een plek te geven aan de blijvende aanwezigheid van het kwaad na de komst van Christus, met name niet aan kwaad waarvoor geen verlossing mogelijk lijkt te zijn. De Holocaust is een dergelijk Kwaad met een hoofdletter. Pollefeyt stelt vast dat de traditionele theologie in feite geen antwoord heeft op het immens grote kwaad dat de Holocaust geweest is. Daarom negeert ze de Holocaust bijna altijd.8
Tot de spaarzame gunstige uitzonderingen behoort de ‘Christelijke Dogmatiek’ van Van den Brink en Van der Kooi die in 2012 verscheen. Hier komt de Holocaust wel enkele malen ter sprake, zij het dan kort. Dat gebeurt in hoofdstuk 8 met de titel ‘Het geschonden bestaan. Over zonde en kwaad’ en in hoofdstuk 9, ‘Israël en het verbond’.9
Voor het Duitse taalgebied moet in dit verband de theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002) met ere worden genoemd. Als geen ander heeft Marquardt de indringende vragen die de Sjoa aan de traditionele theologie stelt, leidend willen maken in zijn indrukwekkende theologische oeuvre.10 Helaas zijn de indringende en terechte vragen die Marquardt aan de theologie stelt tot nu toe nog maar door weinigen ter harte genomen.
Ik heb helaas de indruk dat zijn werk veelal wordt genegeerd. De verlegenheid met de Holocaust in de theologie straalt af op het kerkelijk bedrijf. Het blijkt lastig om de Holocaust ter sprake te laten komen in prediking en liturgie.

Internationale context

Terug naar de vraag waarom we ook als kerken de Holocaust jaarlijks zouden moeten gaan herdenken. We hebben gezien dat de Joodse gemeenschap dit al jaren doet. Later volgde ook de maatschappij in bredere zin. Zo nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2005 een resolutie aan die 27 januari maakte tot ‘Holocaust Memorial Day’, Internationale Dag tot Herdenking van de Holocaust. 27 januari is de datum waarop in 1945 het Rode Leger van de Sovjet Unie het vernietigingskamp Auschwitz bevrijdde. Sinds 2006 wordt deze herdenking in tal van landen gehouden.
Het Nederlands Auschwitz Comité organiseerde toen al jaren op de laatste zondag van januari een grote herdenking van de Holocaust in Amsterdam. Deze herdenking verkreeg in 2012 de status van Nationale Herdenking, dezelfde status dus als de Nationale Herdenking op 4 mei. Niet voor niets is de regering altijd vertegenwoordigd en leggen tal van ambassadeurs namens hun landen kransen bij het Spiegelmonument. Deze indrukwekkende herdenking in het Wertheimpark tijdens welke ook de duizenden vermoorde Sinti’s en Roma’s worden herdacht, wordt steevast live uitgezonden door de NOS.
We zien dus dat het herdenken van de Holocaust nationaal en internationaal een vaste en prominente plaats heeft gekregen in de samenleving als geheel en in de Joodse gemeenschap in het bijzonder. Opnieuw: wat rechtvaardigt een pleidooi voor een jaarlijkse herdenking in onze kerken? Dan ga ik terug naar het bijzondere initiatief van een aantal kerkgenootschappen afgelopen najaar.

Schuldbelijdenis

In november 2020 is namens een aantal kerkgenootschappen voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een schuldbelijdenis uitgesproken over de nalatigheid ten aanzien van de Joodse gemeenschap.11 Daarin verootmoedigde men zich over het feit dat de kerken nalatig zijn geweest in het voldoende krachtig opkomen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de Holocaust. De PKN deed dit zondag 8 november bij monde van de scriba, dr. de Reuver.12 Een week later werd op 15 november in kerken van vier andere kerkgenootschappen een schuldbelijdenis uitgesproken. Dit ging gepaard met een toelichting op het waarom van de schuldbelijdenis en een gebed. Voor de vier betrokken kerkgenootschappen was een Handreiking opgesteld met teksten die 15 november in de kerkdienst hiervoor gebruikt konden worden.13 Deze expliciete erkenning van schuld door de betrokken kerken is zeer positief ontvangen in de Joodse gemeenschap in ons land, waaronder de ambassadeur van Israël die een delegatie van de betrokken kerken ontving.

Misplaatste redeneringen

Dr. C.P. de Boer, lid van het deputaatschap Kerk en Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken en een van de initiatiefnemers van de Schuldbelijdenis, schrijft in oktober 2020 in het blad de Wekker onder meer het volgende: “Met het ontzeggen van de uitverkoren plaats die het Joodse volk door de HEERE onder de volkeren is toegemeten, hebben onze vaderen Israël zijn bestaansrecht willen ontnemen. (…) Dat deze belijdenis klinkt in de ruimte van de kerk beschaamt te meer. Immers, de kerk en het kruis zijn in de loop der eeuwen dé twee symbolen geworden voor elke vorm van lijden dat het Joodse volk door christenen is aangedaan met een beroep op het Nieuwe Testament en in naam van Jezus Christus. (…) Terugkijkend op ons verleden mogen we tevens erkennen dat wij Gods handelen met Israël de eeuwen door niet begrijpen. Al onze pogingen dienaangaande hebben Israël in levensgevaar gebracht. We beloven ons te bekeren van al onze misplaatste redeneringen.”

Voedingsbodem

In de verklaring van de PKN lezen we onder meer het volgende: “Het is onvoorstelbaar hoe groot het verdriet is dat de Sjoa in de Joodse gemeenschap heeft teweeggebracht en hoe diep de pijn die de overlevenden hebben gevoeld. Een pijn die door de volgende generaties wordt meegedragen en ervaren. Het is in erkenning van dat verdriet en van die pijn dat de Protestantse Kerk in Nederland zich richt tot de Joodse gemeenschap in ons land. Nog niet eerder zocht de Protestantse Kerk op deze wijze het gesprek met onze Joodse gesprekspartners. Dat dit pas in het 75e jaar van de bevrijding geschiedt, is laat. Naar wij hopen niet té laat. De Protestantse Kerk in Nederland wil zonder terughoudendheid erkennen dat de kerk mede de voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van antisemitisme en haat kon groeien. Eeuwenlang werd de kloof in stand gehouden die later de Joden in de samenleving dusdanig kon isoleren dat ze konden worden weggevoerd en vermoord. (…) We nemen onszelf voor alles te doen wat mogelijk is om de joods-christelijke relaties verder uit te laten groeien tot een diepe vriendschap van twee gelijkwaardige partners, onder andere verbonden in de strijd tegen het hedendaagse antisemitisme.”

Onopgeefbaar

Over de Kerkorde van diezelfde PKN lees ik op de website het volgende: “Voor de Protestantse Kerk is de relatie met het volk Israël een essentieel onderdeel van de eigen identiteit.
In de kerkorde staat dat de kerk geroepen is om in al haar geledingen het gesprek met Israël te zoeken en gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. (…) Het woord ‘onopgeefbaar’ heeft een historische en een theologische connotatie. Soms lopen de betekenissen en interpretaties wat door elkaar, wat de helderheid niet altijd ten goede komt. De term wordt oorspronkelijk gebezigd in directe relatie met de nalatige houding van de kerk t.a.v. de Sjoa en het antisemitisme. Historisch gezien zijn het christendom en het rabbijnse jodendom tradities die beide teruggaan op het jodendom van de eerste eeuw. Beide tradities hebben elkaar wederzijds beïnvloed en hebben op elkaar gereageerd. Christenen hebben daarbij een zeer complexe eeuwenlange geschiedenis met Joden vanwege anti-Judaïstische en anti-Joodse uitingen. Volgens een beleidsnota uit 2008 moet de kwalificatie ‘onopgeefbaar’ verstaan worden ‘tegen de achtergrond van een eeuwenlange geschiedenis waarin de kerk zich had vervreemd van haar wortels in het volk Israël, met alle voor Israël – en op een andere manier ook voor de kerk – desastreuze gevolgen daarvan’. Het woord ‘onopgeefbaar’ herinnert de kerk aan deze noodlottige geschiedenis en roept op tot een fundamenteel andere houding. Daarbij hoort in ieder geval dat de Protestantse Kerk vormen van vervangingstheologie afwijst en dat antisemitisme wordt bestreden.”

Vervolg

De initiatiefnemers van de beide schuldbelijdenissen hebben aangegeven dat deze historische schuldbelijdenis om vervolgstappen vraagt. De Boer spreekt hierboven van ‘ons bekeren van al onze misplaatste redeneringen’. Er zal onverminderd gewerkt moeten blijven worden aan een manier van Bijbel lezen en verkondiging die vrij is van anti-Judaïstische stereotypen en karikaturen en aan (theologisch) onderwijs dat zich werkelijk heeft weten te ontdoen van (restanten van) vervangingstheologie. Maar je kunt niet jaar in jaar uit doorgaan met schuld belijden over de tekortkomingen van grote delen van de kerk tijdens de Holocaust.
Dat is ook niet waar de Joodse gemeenschap op zit te wachten. Opperrabbijn Binyomin Jacobs liet weten dankbaar te zijn voor de schuldbelijdenis maar voegde er dit aan toe: “Maar het gaat erom dat u in een spiegel kijkt en het systeem aanpakt waarin door de eeuwen heen het Joodse volk werd neergezet. Het antisemitisme is de vrucht van een manier van zaaien.“ Jules Isaac, zelf een Holocaustoverlevende, gaf dit systeem zestig jaar geleden de naam ‘catechese van verguizing’. Het is het vervangingsdenken dat met arrogante hoogmoed Israël de plaats in Gods eeuwig verbond ontzegt en die plaats voor de kerk opeist.
Dit vervangingsdenken was tot aan de Tweede Wereldoorlog ruim achttien eeuwen lang dominant in de theologie. Het is een illusie te denken dat het nu al volledig overwonnen zou kunnen zijn. Daarvoor is het nu eenmaal te diep verankerd geweest in de theologische traditie. Er is de afgelopen zestig jaar veel vooruitgang geboekt, maar dit heeft tijd nodig. Restanten van vervangingsdenken zijn nog steeds gemakkelijk aan te wijzen in tal van preken en christelijke publicaties. Hier moet verstandig en bedachtzaam aan gewerkt blijven worden door de kerken en binnen de theologische opleidingen.14 Dat zijn we als christenen uit de volken aan de God van Israël verschuldigd. En aan Israël zelf, want het heil is uit de Joden.

Zelfonderzoek

Is dit alles bij elkaar reden genoeg om als kerken jaarlijks een zondag in te gaan ruimen voor het herdenken van de Holocaust? Ik denk het wel. Herdenken is niet alleen niet vergeten, hoe belangrijk dat ook is. De Holocaust mag inderdaad nooit vergeten worden. Maar herdenken is ook ‘opnieuw nadenken over’. Werkelijk herdenken gaat gepaard met bezinning, met zelfonderzoek ook. Hoe voorkomen we dat zoiets gruwelijks zich ooit zou kunnen herhalen? Hoe heeft het kunnen gebeuren? Wat was de voorgeschiedenis, welke factoren hebben dit mogelijk gemaakt ? In hoeverre waren dit factoren waar we als kerk in betrokken zijn geweest? Dit zijn belangrijke vragen voor de kerk. Want de Holocaust kan onmogelijk los gezien worden van een eeuwenoude anti-Judaïstische traditie in het christendom die zelfs teruggaat tot de tweede eeuw na Christus. Nee, de Holocaust kan zeker niet zonder meer op het conto van twintig eeuwen christendom worden geschreven. Maar historici, theologen en filosofen die zich in de materie verdiept hebben zijn het wel over het volgende eens: de Holocaust had zo goed als zeker nooit kunnen plaatsvinden zonder de voedingsbodem die het christendom eeuw na eeuw creëerde door anti-Joodse denkbeelden en vooroordelen te verspreiden in de westerse cultuur.15 Het is deze voedingsbodem geweest die het mogelijk maakte dat het antisemitisme van de nazi’s in Duitsland zo wortel heeft kunnen schieten, ja ook onder Duitse christenen.
Nee, de kerk heeft nooit geleerd dat Joden gedood zouden moeten worden enkel en alleen omdat ze Joods bloed hadden. Het racistisch moorddadig antisemitisme dat tot de Holocaust heeft geleid is volkomen vreemd aan de kerk. Maar het eeuwenlang creëren en in stand houden van anti-Joodse vooroordelen en discriminerende maatregelen is het christendom wel degelijk aan te rekenen. Eeuwenlang zijn de Joden door christenen voor Godsmoordenaars uitgemaakt, mochten ze tal van beroepen niet uitoefenen en werden ze vaak gedwongen om in getto’s te leven. Met voor velen grote armoede als gevolg. Joden hadden tot aan de Franse Revolutie zelfs geen burgerrechten. En er valt helaas nog veel meer te noemen.
Het is de enorme schok van de Holocaust geweest, toen na de oorlog langzamerhand echt begon door te dringen wat zich had afgespeeld, die een deel van de christenen, kerkleiders en theologen ertoe gebracht heeft om de eigen anti-Joodse kerkelijke traditie eerlijk onder ogen te gaan zien. Dit proces heeft in veel kerken geleid tot een afscheid nemen van de vervangingstheologie, tot het erkennen van het blijvende verbond dat God heeft met het Joodse volk en tot een geheel nieuwe verhouding tot het jodendom. Dat is enorme winst.

Nieuwe verhouding

Een jaarlijkse kerkelijke herdenking van de Holocaust moet misschien vooral in het teken staan van die winst. De Joodse gemeenschap zit er niet op te wachten dat wij christenen jaar na jaar onze schuld aan Israël blijven belijden. Het zou ons als kerk van Christus ook geen goed doen denk ik. Het onrecht de Joden aangedaan is zo immens, onder de last van die schuld kun je individueel bezwijken.
Ik denk dat we in een jaarlijkse herdenking een gezond evenwicht zouden moeten zoeken. Enerzijds eerlijk onder ogen zien waarin we als christenheid in het verleden tekort zijn geschoten en vooral daarvan echt willen leren. En anderzijds vooruit kijken hoe we in het nieuwe licht dat God ons in onze dagen gegeven heeft op de blijvende plaats van Israël als zijn geliefd verbondsvolk, onze nieuwe verhouding tot het Joodse volk verder concreet vorm mogen gaan geven. Er zou goed een stukje educatie aan verbonden moeten worden.
Een jaarlijkse herdenking zou heel mooi kunnen dienen om deze dubbele agenda als het ware te borgen in ons kerkelijk jaar. Daarmee zou de Joodse gemeenschap het signaal krijgen dat we het leed en onrecht hen aangedaan werkelijk onderkennen en ter harte nemen. En voor ons als kerken zal een jaarlijkse herdenking enorm kunnen helpen om een groter deel van de kerkleden meer bewust te maken van het nieuwe dat God in onze dagen begonnen is: een Kerk die is gaan begrijpen dat ze onopgeefbaar verbonden is met het volk Israël. Kerk te kunnen zijn zonder op het Joodse volk neer te kijken. Een kerk die Israël zegent en opkomt tegen antisemitisme in welke gedaante ook.

Datum

Mag ik een suggestie doen voor een datum voor zo’n jaarlijkse herdenking? De laatste zondag van januari, dezelfde dag dat de Nationale Holocaust Herdenking wordt gehouden. Die datum lijkt me goed in te passen in het kerkelijk jaar. Ik hoop en bid dat mijn pleidooi in overweging genomen zal worden en gehoor zal vinden. Volgens mij zou een jaarlijkse herdenking in onze kerken een passend en misschien ook wel logisch vervolg zijn op de bijzondere stappen die een aantal kerkgenootschappen afgelopen najaar hebben gezet met hun schuldbelijdenis aan de Joodse gemeenschap.

Dit artikel verscheen eerder in Israël en de Kerk, Maart 2021, Jaargang 20, Nummer 1. Israël en de Kerk, tijdschrift voor Bijbelse bezinning en toerusting van de christelijke gemeente, is een uitgave van Christenen voor Israël en verschijnt vier maal per jaar. Een abonnement is gratis en kan worden aangevraagd via www.christenenvoorisrael.nl

  1. Zo bevat de Sidoer van de liberaal Joodse Gemeenten in Nederland 31 pagina’s die gewijd zijn aan Jom Hasjoa en 4 mei. Seder Tov Lehodot, derde herziene druk november 2014.
  2. Het ooggetuigenverslag ‘In het hart van de hel’ van Zalmen Gradowski laat als geen ander boek zien hoe gruwelijk wreed de Sjoa geweest is. Het zeer indrukwekkende boek wordt uitgegeven door uitgeverij Verbum.
  3. Natascha van Weezel, De derde generatie; Kleinkinderen van de Holocaust, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2015, pag. 283-284
  4. Dr. A.A.A. Prosman, De onverwerkte holocaust; Spiegel voor de kerk van nu, Uitgeverij Boekencentrum, 2015.
  5. A.w. pag. 12.
  6. De Joodse hoogleraar sociologie Zygmunt Bauman heeft in zijn legendarische studie Modernity and the Holocaust aangetoond dat de Holocaust niet gezien moet worden als een ontsporing in onze cultuur, maar als voortkomend uit diezelfde moderne westerse cultuur.
  7. Didier Pollefeyt, Ethics and Theology after the Holocaust, Peeters, Leuven, 2018, pag. 3.
  8. Franklin H. Littell was een van de eerste theologen die hier op indringende wijze de vinger bij legden. The Crucifixion of the Jews; the Failure of Christians to Understand the Jewish Experience, Mercer University Press, 1986.
  9. Christelijke Dogmatiek, Boekencentrum 2012, pag. 302, 318, 322-323
  10. Zie onder meer F.-W. Marquardt, De Gebroken hemel: De misère van de theologie en de hoop op God, Meinema, 1999.
  11. Naast de Protestantse Kerk betrof het de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Hersteld Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond.
  12. De volledige verklaring van de PKN is te vinden op https://www.protestantsekerk.nl/nieuws/verklaring-van-de-protestantse-kerk-tijdens-kristallnachtherdenking-2020
  13. De volledige tekst van de Handreiking is te vinden op https://cgk.nl/schuldverklaring-zondag-15-november
  14. Met name in het Engels taalgebied wordt gelukkig veel gepubliceerd op dit terrein. Zie bijvoorbeeld www.post-supersessionism.com
  15. Zie onder meer Hans Jansen, Christelijke Theologie na Auschwitz, Boekencentrum 1981; James Parkes, The Conflict of the Church and the Synagogue, Atheneum, New York 1981; en Carol Rittner (editor), The Holocaust and the Christian World; Reflections on the Past and Challenges for the Future, 2000.

 


JEZUS VERBINDT HET JOODSE VOLK EN DE KERK

Door Dr. C.F.M. van den Hout, bisschop van Groningen – Leeuwarden

M. KINZER , Israël in het hart van de KerkJezus in het hart van Israël, uitgeverij Scholten, Zwolle 2020 (vertaling en redactie door J. Bol)

Jezus een jood!
Er is in de afgelopen decennia een denkproces op gang gekomen dat niet meer te stoppen is.
De ontdekking dat Jezus een jood is, heeft verregaande consequenties die langzaam duidelijker worden en nieuwe theologische vragen oproepen. Om te beginnen: heeft Jezus
afstand genomen van zijn godsdienstige afkomst? En hebben de apostelen hetzelfde gedaan? Als dat het geval is moeten we spreken van twee verschillende godsdiensten:
jodendom en christendom. Als Jezus geen afstand genomen heeft, is Hij nog steeds jood. Wat betekent dat dan voor de relatie tussen jodendom en christendom? Is het christendom
dan een stroming binnen het jodendom? Het antwoord heeft grote consequenties. Het is als met familie. Je komt er nooit van los, hoe anders de weg ook is die je gaat.

De Messiaanse jood
Het probleem van de verhouding tussen Israël en de Kerk komt scherper naar voren op het moment dat een jood Jezus als de Messias belijdt. De vraag doet zich dan voor wat hij of
zij met het jood-zijn moet doen. Afzweren?  Dat was in de geschiedenis van de Kerk altijd het motto. Er zijn genoeg joden tot in de 20e eeuw die dit gedaan hebben, gebroken met de
eigen rabbijns-joodse gewoonten. Maar als we belijden dat God het verbond met Israël niet heeft gebroken en dat Israël een blijvende status heeft in de heilsgeschiedenis (Nostra
aetate 4*), kunnen we dan zulke eisen nog stellen?

De jood Mark Kinzer belijdt de Messias
Deze en vele vergelijkbare vragen komen naar voren in de publicaties van Mark Kinzer. Hij is een jood die in 1971 tot geloof in Jezus kwam (liever spreekt hij van Jesjoea, waarmee het
jood-zijn van Jezus wordt benadrukt). Hij woont in Ann Arbor, in Michigan, Verenigde Staten. Hij promoveerde in 1995 aan de universiteit van Michigan en is voorganger/rabbi van de Messiaans Joodse gemeente Zera Avraham (zaad/nageslacht van Abraham). Het boek van hem dat recent in het Nederlands is vertaald, heet Israël in het hart van de Kerk. Jezus in het hart van Israël.

Israël-christologie
Jezus wordt in de theologie van Kinzer gezien als vertegenwoordiger van Israël, het eerste door God gekozen volk. We noemen dit Israël-christologie. Dit is anders dan de christologie
die we in het klassieke Europese christendom gewoon zijn en die geformuleerd is door de eerste concilies. Kort samengevat: Christus is de Zoon van God, mens geworden uit de
maagd Maria om ons mensen te redden. De ene persoon met een goddelijke en menselijke natuur: “God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God. Geboren, niet geschapen, één
in wezen met de Vader, en dóór wie alles geschapen is.” In de klassieke christologie komt de joodse achtergrond van Jezus en de apostelen nauwelijks uit de verf, merkte ik toen
ik de cursus christologie van professor B. Janssens (1989-1990) nog eens ter hand nam.

Een plaats in de Kerk voor het Messiaans jodendom
Kinzer pleit voor een plaats voor het Messiaans jodendom in de Kerk. Daarmee bedoelt hij een plaats voor joden die Jezus als de Messias belijden én trouw blijven aan de joodse feesten, besnijdenis, spijswetten en andere praktijken. Dit is een moeilijke positie. Door het (orthodoxe) jodendom worden joden die in Jezus als de Messias geloven niet meer als joden beschouwd en christenen eisten in het verleden dat men de joodse gewoonten afzwoer. De Kerk kan Jezus echter niet los maken van het jodendom en Israël kan zich niet losmaken van Jezus, omdat Hij zijn volk trouw blijft: “Het Joodse volk mag dan met Hem worstelen en het mag proberen zich uit zijn greep te bevrijden, maar dat gaat nooit lukken. Al zou het volk van Hem wegvluchten, Hij vlucht niet weg van hen, Hij blijft in hun midden” (p. 39).

Kinzer leest het Nieuwe Testament vanuit de Israël-christologie en analyseert Efeziërs 1-3 en Romeinen 9-11. Hij vindt voldoende aanknopingspunten om Jezus te typeren als iemand die zijn eigen godsdienst altijd trouw is gebleven en tot vertegenwoordiger ervan is aangesteld. De exegese van de teksten leidt tot een eigen vertaling, maar het wekt niet de indruk dat hij de tekst naar zijn hand zet. De argumentatie voelt aannemelijk aan.

Het eerste schisma
Israël is het uitverkoren volk van God. In Christus zijn de volken toegetreden, maar dit heeft er niet toe geleid dat de eerste keuze is komen te vervallen. Dit hebben we in het verleden wel gedacht en dat heeft ertoe geleid dat reeds vanaf de 2 e eeuw joden en christenen van elkaar afstand namen, hetgeen leidde tot een schisma waarbij met name de joodse volgelingen van Jezus tussen wal en schip vielen. De Kerk ging zichzelf zien als vervanger van Israël, het nieuwe Israël**, want het oude had afgedaan. De visie op Jezus was destijds het breekpunt. Zou Jezus nu niet de verbinding kunnen vormen? vraagt Kinzer zich af.

De weg terug naar eenheid
De theologie van Kinzer – en dat is goed om op te merken – is een orthodoxe en geen liberale theologie. Hij gelooft in Jezus als degene die verrezen is uit de doden en hij belijdt Jezus als
Zoon van God (p. 11). Voor ons katholieken is dat belangrijk om te weten. Er blijven nog genoeg vragen over die we als katholieken aan onszelf moeten stellen en vragen die wij aan Messiasbelijdende joden hebben. Als joden Jezus als de Messias belijden, kunnen zij dan ook de geloofsbelijdenis van NiceaConstantinopel onderschrijven? En de Apostolische geloofsbelijdenis? Verwachten wij van hen dat ze zich in de naam van de Drie-ene God laten dopen en vormen? Kunnen we samen het Avondmaal of de Eucharistie vieren? Welke plaats krijgen de Messiaanse joden ten opzichte van de (katholieke) kerkelijke hiërarchie? Of moet de Kerk zichzelf anders gaan definiëren? Als we de Messiaanse joden een plaats willen geven, zal dat nog een spannend en langdurig proces worden. Het gaat hierbij trouwens niet om een grote groep, maar om een principiële vraag.

Slot
Aan het kruis krijgt Jezus de titel mee ‘Jezus van Nazaret, Koning van de Joden’. Maakte dit louter deel uit van de spot die Jezus ten deel viel of raakte – onbedoeld voor de Romeinen
en joodse gezagsdragers – de titel aan de waarheid? Als dat zo is, zouden we het ons meer ter harte moeten nemen deze titel theologisch een goede plaats te geven.*** De laatste tijd raken ook katholieken betrokken in deze materie, die in protestantse kring al langer belangstelling kreeg. Christoph kardinaal Schönborn is een voorbeeld van een katholieke theoloog die betrokken is. Het Vaticaan heeft een theologische werkgroep ingesteld die ressorteert onder de Congregatie voor de Geloofsleer. Reden genoeg voor katholieken om in deze materie te participeren.

*Nostra aetate, een verklaring van het Tweede Vaticaans concilie.
**De Kerk omschrijven als ‘het nieuwe Israël’, zoals het concilie doet in Lumen Gentium 9, is te verstaan als het vernieuwde Israël, zoals Kinzer ook schrijft in zijn boek Searching Her Own Mystery.
***Conform Matteüs 2,2 en CKK 528.

Omdat het in dit artikel vooral gaat om het jodendom als godsdienst, is gekozen voor consequent jood met een kleine j.

Meer over dit onderwerp:
www.kcv-net.nl/meer/a/onderwerpen/joden-en-kerk


Met toestemming overgenomen uit het tijdschrift Bouwen aan de Nieuwe Aarde 2021-1

Mgr. dr. C.F.M. (Ron) van den Hout behaalde een licentiaat Bijbelse theologie aan de Gregoriana in Rome en promoveerde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen op het boek van de profeet Zacharia. Hij werd op 3 juni 2017 bisschop van het bisdom Groningen-Leeuwarden.
Meer van hem over dit onderwerp:
0414 Israël en de volken – Sleutel voor verstaan van hele Bijbel, over het boek ‘De Messias leren’ van Edjan Westerman; in
2017-5 De Schrift in haar geheel, van Genesis tot Jezus, over een boek van Scott en Kimberly Hahn.
Meer over het onderwerp:
Lezingen, dialoog, artikelen, het boek van Mark Kinzer en andere boeken: Jules Isaac Stichting
Rubriek Joden – christenen op www.stucom.nl
Onderwerp Joden en Kerk op www.kcv-net.nl

Dit is document 0473 op www.stucom.nl

 

 

 


Antisemitisme anno 2018

Door Bjorn Lous

Eind november verschenen twee grote onderzoeken naar antisemitisme in Europa, die uitgebreide media-aandacht kregen. Het eerste was uitgevoerd in opdracht van CNN en bracht het voorkomen van antisemitische gevoelens in kaart voor zeven Europese landen. Dezelfde week bracht EenVandaag een onderzoek naar buiten over antisemitisme in Nederland. De resultaten zijn schokkend, en zouden wat de Jules Isaac Stichting betreft de beschouwd moeten worden als een alarmroep richting de (Nederlandse) kerken.

Een eerste opvallend resultaat van het CNN-onderzoek is dat een derde van alle Europeanen aangeeft weinig tot niets te weten over de Shoah. 5% van hen die aan het onderzoek deelnamen heeft zelfs nog nooit gehoord van de Shoah. Een op de vijf Fransen in de leeftijdscategorie van 18 tot 34 geeft te kennen nooit van de Shoah gehoord te hebben, terwijl in Oostenrijk 12% van de jonge mensen er niets af van weet. 40% van alle Oostenrijkers zegt weinig over de Shoah te weten. Een op de drie Europeanen denkt bovendien dat de Joden de Shoah gebruiken om hun eigen doelen te realiseren, bijvoorbeeld om het beleid van de staat Israël jegens de Palestijnen te rechtvaardigen. Eenzelfde percentage vindt dat het herdenken van de Shoah afleidt van hedendaagse gruwelijkheden. Als het gaat om de oorzaken van het antisemitisme wijst 28% op de staat Israël, en 18% stelt dat het het gevolg is van hoe Joden zich gedragen in het dagelijks leven. Slechts 54% vindt dat de staat Israël bestaansrecht heeft, maar een overgrote meerderheid zegt dat ze geen negatief beeld hebben van de Joden. Toch denkt een derde dat Joden teveel politieke en economische invloed hebben. Ook hun getalsmatig aandeel in de bevolking wordt schromelijk overschat. 40 % zegt dat Joden in hun land gevaar lopen dat hen geweld wordt aangedaan, de helft van alle Europeanen zegt dat hun regeringen meer moeten doen om antisemitisme te bestrijden.

Lees meer


Christendom zonder antisemitisme: welke aanpassingen zijn nodig in het onderwijs over de Joden?

Tijdens de oorlog heeft Jules Isaac, terwijl hij met zijn vrouw moest onderduiken voor de Nazi’s, uitgebreid onderzoek gedaan naar de wortels van het antisemitisme in Europa. Hij kwam tot de conclusie dat het antijudaisme in de christelijke theologische traditie, en de verwerking hiervan in talloze catechesematerialen en liturgische teksten, in grote mate heeft bijgedragen aan het bevorderen en acceptabel maken van antisemitische denkbeelden. In zijn bestudering van de grondtekst van de Nieuw-Testamentische geschriften meende Isaac echter geen ondersteuning te vinden voor deze denkbeelden. Om af te rekenen met het christelijke antisemitisme deed hij 18 voorstellen om de christelijke theologie te helpen zich hiervan te ontdoen, en beter in overeenstemming te brengen met het Nieuwe Testament. In 1947 vormden deze 18 voorstellen het uitgangspunt van de discussie op de grote interkerkelijke conferentie in Seelisberg. Deze conferentie had tot doel om tot een adequate bestrijding van het antisemitisme te komen, en om een aanzet te geven tot verzoening tussen Joden en Christenen. Hieronder vind je de Engelse vertaling van de volledige tekst van de voorstellen van Jules Isaac, die ook vandaag de dag nog belangrijk en relevant zijn.

“The rectification necessary in Christian teaching: eighteen points“The rectification necessary in Christian teaching: eighteen points”

 

By Jules Isaac

From his magnum opus ‘Jesus and Israel’.

Christian teaching worthy of the name should

1. give all Christians at least an elementary knowledge of the Old Testament; stress the fact that the Old Testament, essentially Semitic – in form and substance – was the Holy Scripture of the Jews before becoming the Holy Scripture of Christians;

2. recall that a large part of Christian liturgy is borrowed from it, and that the Old Testament, the work of Jewish genius (enlightened by God), has been to our own day a perennial source of inspiration to Christian thought, literature and art;

3. take care not to pass over the singularly important fact that it was to the Jewish people, chosen by Him, that God first revealed Himself in His omnipotence; that it was the Jewish people who safeguarded the fundamental belief in God, then transmitted it to the Christian world;

4. acknowledge and state openly, taking inspiration from the most reliable historical research, that Christianity was born of a living, not a degenerate Judaism, as is proved by the richness of Jewish literature, Judaism’s indomitable resistance to paganism, the spiritualization of worship in the synagogues, the spread of proselytism, the multiplicity of religious sects and trends, the broadening of beliefs; take care not to draw a simple caricature of historic Phariseeism;

5. take into account the fact that history flatly contradicts the theological myth of the Dispersion as providential punishment for the Crucifixion, since the Dispersion of the Jewish people was an accomplished fact in Jesus’ time and since in that era, according to all the evidence, the majority of the Jewish people were no longer living in Palestine; even after the two great Judean wars (first and second centuries), there was no dispersion of the Jews of Palestine;

6. warn the faithful against certain stylistic tendencies in the Gospels, notably the frequent use in the fourth Gospel of the collective term “the Jews” in a restricted and pejorative sense – to mean Jesus’ enemies: chief priests, scribes, and Pharisees – a procedure that results not only in distorting historic perspectives but in inspiring horror and contempt of the Jewish people as a whole, whereas in reality this people is in no way involved;

7. state very explicitly, so that no Christian is ignorant of it, that Jesus was Jewish, of an old Jewish family, that he was circumcised (according to Jewish Law) eight days after his birth; that the name Jesus is a Jewish name, Yeshua, Hellenized and Christ the Greek equivalent of the Jewish term Messiah; that Jesus spoke a Semitic language, Aramaic, like all the Jews of Palestine; and that unless one reads the Gospels in their earliest text, which is in the Greek language, one knows the Word only through a translation of a translation;

8. acknowledge – with Scripture – that Jesus “born under the [Jewish] law” (Gal. 4:4), lived “under the law”; that he did not stop practicing Judaism’s basic rites to the last day; that he did not stop preaching his Gospel in the synagogues and the Temple to the last day;

9. not fail to observe that during his human life, Jesus was uniquely “a servant to the circumcised” (Rom. 15:8); it was in Israel alone that he recruited his disciples; all the Apostles were Jews like their master;

10. show clearly from the Gospel texts that to the last day, except on rare occasions, Jesus did not stop obtaining the enthusiastic sympathies of the Jewish masses, in Jerusalem as well as in Galilee;

11. take care not to assert that Jesus was personally rejected by the Jewish people, that they refused to recognize him as Messiah and God, for the two reasons that the majority of the Jewish people did not even know him and that Jesus never presented himself as such explicitly and publicly to the segment of the people who did know him; acknowledge that in all likelihood the messianic character of the entry into Jerusalem on the eve of the Passion could have been perceived by only a small number;

12. take care not to assert that Jesus was at the very least rejected by the qualified leaders and representatives of the Jewish people; those who had him arrested and sentenced, the chief priests, were representatives of a narrow oligarchic caste, subjugated to Rome and detested by the people; as for the doctors and Pharisees, it emerges from the evangelical texts themselves that they were not unanimously against Jesus; nothing proves that the spiritual elite of Judaism was involved in the plot;

13. take care not to strain the texts to find in them a universal reprobation of Israel or a curse which is nowhere explicitly expressed in the Gospels; take into account the fact that Jesus always showed feelings of compassion and love for the masses;

14. take care above all not to make the current and traditional assertion that the Jewish people committed the inexpiable crime of decide, and that they took total responsibility on themselves as a whole; take care to avoid such an assertion not only because it is poisonous, generating hatred and crime, but also because it is radically false;

15. highlight the fact, emphasized in the four Gospels, that the chief priests and their accomplices acted against Jesus unbeknownst to the people and even in fear of the people;

16. concerning the Jewish trial of Jesus, acknowledge that the Jewish people were in no way involved in it, played no role in it, probably knew nothing about it; that the insults and brutalities attributed to them were the acts of the police or of some members of the oligarchy; that there is no mention of a Jewish trial, of a meeting of the Sanhedrin in the fourth Gospel;

17. concerning the Roman trial, acknowledge that the procurator Pontius Pilate had entire command over Jesus’ life and death; that Jesus was condemned for messianic pretensions, which was a crime in the eyes of the Romans, not the Jews: that hanging on the cross was a specifically Roman punishment; take care not to impute to the Jewish people the crowning with thorns, which in the Gospel accounts was a cruel jest of the Roman soldiery; take care not to identify the mob whipped up by the chief priests with the whole of the Jewish people or even the Jewish people of Palestine, whose anti-Roman sentiments are beyond doubt; note that the fourth Gospel implicates exclusively the chief priests and their men;

18. last not forget that the monstrous cry, “His blood be on us and on our children!” (Mt. 27:25), could not prevail over the Word, “Father, forgive them; for they know not what they do” (Lk. 23:34).

These eighteen points have in fact served as a basis of discussion for a (Christian) commission, the Third Commission of the International Emergency Conference of Christians and Jews at Seelisberg, Switzerland, in August 1947. From these deliberations emanated the important document known under the title of the Ten Points of Seelisberg.”

Source: ‘Jesus and Israel’, edited by Claire Huchet Bishop, Holt Rinehart and Winston publishers, 1971. (Original ‘Jésus et Israel’, Fasquelle Éditeurs Paris, 1959)


Toespraak, gehouden tijdens de dodenherdenking bij het Joods monument

(bij het Raoul Wallenbergplein in Alphen aan den Rijn, 4 mei 2018)

Door: Jeroen Bol,  voorzitter van de Jules Isaac Stichting

Vanavond herdenken we de 55 Alphense Joden die door de Duitse bezetter zijn weggevoerd en vervolgens in de vernietigingskampen vermoord. En ook herdenken we de overige Alphense Joden die de oorlog niet hebben overleefd. Er zijn vele redenen om altijd te blijven gedenken en nooit te vergeten. Een daarvan is dat het ons kan motiveren te doen wat in onze macht ligt, om te voorkomen dat zoiets ooit nog een keer gebeuren kan.

Lees meer


Tijdlijn: kerk en antisemitisme

Door: Bjorn Lous

Naar aanleiding van de lezing ‘Het failliet van het vervangingsdenken en de noodzaak van een nieuw canoniek verhaal‘ hebben wij een tijdlijn gemaakt die het anti-Joodse denken in de vroege kerkgeschiedenis op een rijtje zet.

Zo werden  in het jaar 49 AD de Joden verbannen uit Rome en werd het voor niet-Joden verboden om de Joodse levensstijl te volgen. Deze en meer historische feiten vindt u terug in de onderstaande ‘Tijdlijn: kerk en antisemitisme’.

Klik op de afbeelding om een pdf te downloaden…

Tijdlijn: kerk en antisemitisme


Antisemitisme een onuitroeibaar kwaad?

Door: Jeroen Bol

Wie iets heeft met dit onderwerp en het nieuws volgt, kan het niet ontgaan zijn dat het antisemitisme wereldwijd weer aan het toenemen is. In de periode kort na de Holocaust, grofweg tot eind jaren zestig van de vorige eeuw, hadden veel Joden de hoop en verwachting dat antisemitisme geen kans meer zou krijgen. De gruwelen van de vernietigingskampen, de moord op ruim zes miljoen Joden, het zou de wereld eindelijk definitief genezen hebben van het eeuwenoude gif dat antisemitisme heet. De mensheid zou haar les geleerd hebben. Helaas is dat een illusie gebleken. Antisemitisme is terug, vaak in de vermomming van antizionisme, van irrationele afkeer van de staat Israël. Met ieder nieuw militair conflict dat Israël. heeft met Hamas in Gaza of met Hezbollah in Libanon, neemt de haat tegen Joden wereldwijd steeds grotere proporties aan. Een Franse Jood wordt overhoop gestoken in een Parijse metro omdat Israël. een militair conflict heeft met Hamas in Gaza. Dit is slechts een voorbeeld. Met dit soort agressie hebben Joden wereldwijd steeds vaker te maken. Stel u voor dat Chinezen zo maar ergens buiten China overhoop worden gestoken omdat China Tibet bezet houdt en de Tibetanen onderdrukt. Dat gebeurt dus niet. Maar een Jood in willekeurig welk land loopt serieus risico aangevallen te worden louter en alleen omdat Israël. een conflict met Palestijnen heeft. Hoe bizar, dat dat door bepaalde individuen iedere Jood ter wereld aangerekend wordt. Dat heet antisemitisme. En het neemt steeds ernstiger vormen aan.

Lees meer


Met Jezus koers houden in de eindtijd

Door: Jeroen Bol

Dat we over de Bijbel nooit uitgedacht raken is niet zo vreemd. Het is het Woord van God en zijn gedachten zijn nu eenmaal hoger dan de onze. Overpeins Gods woord bij dag en bij nacht is dan ook het advies, er is immers altijd weer nieuw goud te ontdekken. En dan kan het zomaar gebeuren dat je ineens verrassend nieuw licht krijgt op overbekende teksten. Dat overkwam mij bijvoorbeeld met die bekende tekst uit Mattheus 24, vers 13. In zijn rede over de eindtijd zegt Jezus daar het volgende: “Maar wie volhardt tot het einde zal behouden worden.” Ik zag dat altijd als een aansporing om hoe dan ook te blijven geloven en Jezus te blijven volgen, hoe moeilijk het ook worden kan in de eindtijd. En zo wordt de tekst doorgaans ook uitgelegd en toegepast. Daar is niet veel mis mee.

Lees meer