Met Jezus koers houden in de eindtijd

Door: Jeroen Bol

Dat we over de Bijbel nooit uitgedacht raken is niet zo vreemd. Het is het Woord van God en zijn gedachten zijn nu eenmaal hoger dan de onze. Overpeins Gods woord bij dag en bij nacht is dan ook het advies, er is immers altijd weer nieuw goud te ontdekken. En dan kan het zomaar gebeuren dat je ineens verrassend nieuw licht krijgt op overbekende teksten. Dat overkwam mij bijvoorbeeld met die bekende tekst uit Mattheus 24, vers 13. In zijn rede over de eindtijd zegt Jezus daar het volgende: “Maar wie volhardt tot het einde zal behouden worden.” Ik zag dat altijd als een aansporing om hoe dan ook te blijven geloven en Jezus te blijven volgen, hoe moeilijk het ook worden kan in de eindtijd. En zo wordt de tekst doorgaans ook uitgelegd en toegepast. Daar is niet veel mis mee.

En toch vraag ik me intussen af of dat wel is wat Jezus hier bedoelt te zeggen. Want wat lezen we direct hiervoor? “En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.” Jezus voorzag dat er een tijd zal komen dat de verachting van de Thora, van Gods wet zal toenemen en dat die verachting van Gods wet gepaard zal gaan met een verkilling van liefde onder de mensen. Jezus ziet blijkbaar een verband tussen die twee, tussen het verachten van Gods onderwijzing in de Thora en het onder druk komen te staan van de onderlinge liefde. Dat is niet zo vreemd wanneer we zien hoe belangrijk het gebod van de naastenliefde is in de Thora, zie met name Leviticus 19, de verzen 18 en 34. In de tijd van Jezus was het gebod van de naastenliefde steeds meer centraal komen te staan in het Jodendom. Belangrijke Joodse bijbelleraren uit die periode zagen de liefde tot de naaste zelfs als de kern van de Thora.

Beroemd is de anekdote over de grote Joodse geleerde Hillel. Hij overleed in het jaar 10, dus kort voor het openbare optreden van Jezus. Een leerling vroeg hem eens: Rabbi, kunt u mij de hele Thora onderwijzen terwijl u op één been staat? Het antwoord van Hillel was: ‘ Wat jij verafschuwt, doe dat ook je naaste niet. Dat is de hele Thora, de rest is commentaar.”

In dit verband moet ook de naam van de beroemde rabbi Akiva (135 na Chr.) genoemd worden. Akiva heeft tijdens een van der grootste crises die het jodendom ooit gekend heeft een heel belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het rabbinale jodendom. Het was de tijd na de verwoesting door de Romeinen van zowel de tempel (70 na Chr.) als van Jeruzalem zelf (135 na Chr.). Ook Akiva leerde dat de naastenliefde het grote bepalende principe van de Thora is. Volgens Akiva is Leviticus 19:18 het fundament van de hele verdere Thora en moeten alle andere geboden worden geïnterpreteerd in het licht van het gebod van de naastenliefde. Dit komt heel dicht in de buurt van Jezus’ uitspraak in Mattheus 7 vers 12. “Alles nu wat gij wilt dat u de mensen doen, doet gij hen aldus: want dat is de ganse wet en de profeten.”

Het Nieuwe Testament leert duidelijk dat de liefde tot de naaste een centrale en prominente plaats behoort te hebben in het leven van iedere gelovige. Het enorme belang ervan kan moeilijk overschat worden. Enkele voorbeelden:

Marcus 12:28-34:En een der schriftgeleerden, tot Hem komende, hoorde dat zij met elkaar redetwistten, en overtuigd, dat Hij hen goed geantwoord had, vroeg hij Hem: Welk gebod is het eerste van alle? Jezus antwoordde: Het eerste is: Hoor Israël, de Here onze God is één, en gij zult de Here, uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Het tweede is dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze, bestaat niet. En de schriftgeleerde zei tot hem: Inderdaad Meester, naar waarheid hebt u gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is dan Hij. En Hem lief te hebben uit geheel het hart en uit geheel het verstand en uit geheel de kracht en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers. En Jezus, ziende dat hij verstandig geantwoord had, zei tot hem: u bent niet ver van het Koninkrijk Gods.”

Romeinen 13: 8-10:Weest niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft heeft de wet vervuld. Want de geboden: u zult niet echtbreken, u zult niet doodslaan, u zult niet stelen, u zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: u zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad, daarom is de liefde de vervulling va de wet.”

Galaten 5:14:Want de gehele wet is in één woord vervuld,in dit: u zult uw naaste liefhebben als uzelf.”

Jacobus 2:8:  “Indien u echter de koninklijke wet vervult naar het schriftwoord: u zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan doet u wèl.”

De teksten in Romeinen 13, Galaten 5 en Jacobus 2 zijn helemaal in de lijn met Jezus’ uitspraak in Mattheus.7:12 en de uitspraak van Hillel en van andere rabbi’s uit die periode. Een aantal van de genoemde schriftgedeelten leren dat het liefhebben van de naaste staat voor het vervullen van de hele wet. Ook de tekst in Jacobus lijkt dit te zeggen. Overigens is het niet zo dat Jezus leerde dat het dubbele liefdesgebod de plaats van de Wet zou hebben ingenomen. De Thora blijft gewoon van kracht voor het Joodse volk. Jezus leert dat zelf in de Bergrede: “Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert zal zeer klein heten in het koninkrijk der hemelen.” Dat Handelingen 15 een eigen weg wijst voor de gelovigen uit de volken die die tot de ecclesia toetreden is een ander verhaal.

De sleutelrol die de naastenliefde in de Schrift krijgt toebedeeld wordt nog meer bijzonder als men zich realiseert dat het tweede gedeelte van het grote gebod wél die zelfstandige plaats krijgt, maar het eerste gedeelte dat gebaseerd is op Deuteronomium 6:5 niet. Nergens lezen we in het Nieuwe Testament dat het liefhebben van God met geheel ons hart, onze ziel en ons verstand gelijk staat aan het vervullen van de wet. Die plaats is slechts de naastenliefde toebedeeld.

Dat is heel bijzonder. Het kan niet anders dan dat de liefde voor de medemens door God op ongelooflijk hoge waarde wordt geschat.

Is dat niet ook helemaal conform zijn karakter en wezen? God is liefde lezen we in 1 Johannes 4:8. De liefde is het meest kenmerkende van Gods wezen. Heilige liefde, scheppende liefde, verlossende liefde, bewarende liefde.

Terug naar Mattheus 24 vers 12 en 13. Zou Jezus met deze uitspraak niet bedoeld kunnen hebben dat we er in die moeilijke dagen van de eindtijd voor moeten waken om de liefde niet te laten verkillen? Dat we als gelovigen in een koude kille tijd ons licht zullen moeten laten schijnen door de liefde van God handen en voeten te geven? Naar elkaar en naar de mensen om ons heen. En zo getuigen van de God die Zelf liefde is. Ik denk van wel.

Maar hoe zit het dan met volharden in je geloof? Bedoelde Hij dat niet ook ? Volgens mij kun je die twee niet scheiden. Het is opvallend hoe vaak liefde en geloof in het Nieuwe Testament samen worden genoemd, nauw met elkaar verbonden, als een eeneiige tweeling. Het een is niet los verkrijgbaar van het ander. Hier is Paulus opnieuw een goede gids. Drie teksten hierover, er zijn er veel meer: “Het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en uit een ongeveinsd geloof.” ( 1 Timotheüs 1:5) en “Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof door liefde werkende.“ (Galaten 5:6) “Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus Christus, te allen tijde bij ons bidden voor u, daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde die gij alle heiligen toedraagt.“ (Kolossenzen 1:3-4)

Jezus dringt erop aan dat we de liefde niet laten uitdoven in de eindtijd. Steeds meer christenen raken overtuigd dat we intussen in die tijd zijn aangeland. Eindtijd is gelukkig ook begintijd, de tweede komst van Jezus en het vrederijk staan immers voor de deur. Richt je blik dan daarop zegt Jezus in Lukas 21:28-31. Zo verlies je de moed niet. Volharden in de liefde en het geloof, daarin is Jezus ons voorgegaan. Tot aan zijn dood aan het kruis. Wat een overwinning werd dat offer ! De liefde blijft altijd, voor eeuwig. God heeft Israël lief met een eeuwige liefde. (Jeremia 31:3). De ware gemeente van Christus kan dan ook niet anders dan het volk Israël liefhebben. Het behoort tot de kernroeping van de kerk om het Joodse volk tot zegen te zijn. Zeker in de eindtijd.