Wat valt er nog te beleven als je niets meer weet?

Jonathan Edwards over het toetsen van geloofservaringen

Lezing in het kader van de themadag van de George Whitefield Stichting, Poortkerk Veenendaal, 24 november 2007

Door J. Bol

Wat valt er nog te beleven als je niets meer weet ? Zo luidt in vraagvorm het motto van deze themadag. Hier wordt overdreven, dat is wel duidelijk. Maar er is wel iets aan de hand, zoveel is ook wel duidelijk. De kerk van nu is natuurlijk niet verstoken van ieder weten, maar er is wel degelijk een tendens waar te nemen van afnemende bijbelkennis en van een afnemende motivatie om zaken in de kerk werkelijk te toetsen aan de Schrift. Als baptist ben ik het beste thuis in de evangelische kringen, en het is met name hier dat ik dit afnemen van kennis van de Schrift signaleer. Maar wat ik hier en daar lees over de gevestigde kerken wekt bij mij niet de indruk dat de zaken er daar heel veel beter voorstaan.

Laat ik met een voorbeeld duidelijk maken hoe de George Whitefield Stichting tot het kiezen van dit dagthema gekomen is. Zo’n drie jaar geleden maakten Nederlandse christenen de sterke opkomst mee van het gemeenteopbouwmodel van de Amerikaanse baptistenvoorganger Rick Warren. Dit model, ‘Doelgerichte Gemeente’ werd wereldwijd, ook in Nederland met gejuich binnen gehaald en nagenoeg kritiekloos omarmd door tal van evangelische voorgangers, waaronder heel bekende in ons land. Het enthousiasme van bekende evangelische voormannen was niet het vreemdst. Het vreemdst was dat praktisch niemand van hen de vinger wilde leggen bij de overduidelijke belangrijke theologische zwakheden in de twee boeken van Warren die de evangelische boekhandels uit vlogen. Want naast het vele positieve dat de boeken Doelgerichte Gemeente en Doelgericht Leven bevatten, worden ze helaas ook gekenmerkt door een consistent patroon van zeer oppervlakkig en slordig gebruik van de Bijbel en een verwaarlozen van wezenlijke bijbelse thema’s.

Twee voorbeelden van slordig bijbelgebruik

Laat ik twee opmerkelijke voorbeelden geven. In zijn boek Doelgerichte Gemeente waarin Warren veel over evangelisatie zegt, zoek je vreemd genoeg tevergeefs naar ook maar één heldere omschrijving wat de boodschap van het evangelie zou moeten inhouden. Een nauwkeurige omschrijving hiervan zou je toch mogen verwachten in een boek dat zo nadrukkelijk over evangelisatie gaat. En in zijn boek Doelgericht leven besteedt hij nota bene nauwelijks serieus aandacht aan het werk van de Heilige Geest in het leven van een christen. Naast al het positieve dat hij ook noemt blijft het ten diepste allemaal te menselijk, te maakbaar. De voorbeelden liggen voor de opmerkzame lezer voor het opscheppen. Tot op de dag van vandaag vind ik het verbijsterend dat geen enkele bekende evangelische voorganger in ons land deze evidente zwakheden in de aanpak van Warren aan de orde heeft gesteld, erger, men heeft de hele aanpak de hemel in geprezen en kritische geluiden werden genegeerd. En de trein van Doelgerichte Gemeente denderde intussen voort, hoewel de vaart er inmiddels wel een beetje uit lijkt te zijn. Iets soortgelijks speelt rond de evangelische liedbundel Opwekking. Ook daarvan kunnen we zeggen dat er een hoop goeds in staat, maar dat de bundel tegelijk hopeloos eenzijdig is. De bundel wordt gekenmerkt door een erg hoog juichgehalte en geeft niet veel plaats aan de donkere tonen van de aanvechtingen van het geloof zoals we die zo heel realistisch regelmatig in de Psalmen verwoord vinden. Het opwekkingsgeloof lijkt zich bijna chronisch in de hoge sferen van het triomferende geloof af te spelen. Dat triomferende geloof mag, al dan niet begeleid door een heuse band, dan even beleefd worden op zondagochtend in een dienst die mij regelmatig doet denken aan een spirituele vluchtheuvel. Je wordt dan aangemoedigd om even alle sores van je eigen leven en van de wereld te vergeten (alsof dat al zou kunnen en alsof dat wenselijk zou zijn) en je mag je zo’n anderhalf uur exclusief richten op een tamelijk rozig beeld van God en wat Hij allemaal hier en nu aan moois wil doen in je leven. Wil je zo’n dienst met veel opwekkingsliederen helemaal meebeleven dan is het wel aan te raden je verstand af en toe op stand by te zetten. Doe je dat niet, dan zit dat verstand soms hinderlijk in de weg.

De schepping juicht (nog) niet

Want wat moet je denken van een lied in heerlijk up beat tempo met het telkens terugkerende refrein ‘de schepping juicht’. Dan heb je afgelopen week op TV net een reportage gezien over minimaal 800.000 vrouwen in Noord Oost Congo die de afgelopen paar jaar in bruut oorlogsgeweld systematisch werden verkracht nadat hun mannen en kinderen voor hun ogen waren afgeslacht. 800.000 zwaar getraumatiseerde vrouwen waaronder naar alle waarschijnlijkheid niet weinig christenen. Of je hebt de afgelopen tijd een boek gelezen over de gruwelijke concentratiekampen in Noord Korea waar een paar honderdduizend mensen, waaronder veel christenen, onder gruwelijke omstandigheden leven en vooral doodgaan. ‘De schepping juicht’. Uit volle borst wordt dit onbekommerd gezongen terwijl de apostel Paulus in Rom. 8:18-22 spreekt van het lijden van de tegenwoordige tijd en van een schepping die in al haar delen zucht en in barensnood is. Dat is de schizofrenie van veel evangelisch denken ten voeten uit, de onnatuurlijke scheiding van de grote boze buitenwereld en het rozige sfeertje dat op zondagmorgen vaak wordt gecreëerd. Want de dienst moet de vermoeide moderne mens vooral een goed gevoel geven zodat je er weer een week tegen kan in de gekte en jachtige hectiek van een wereld waar de schepping nog helemaal blijkt niet te juichen. Maar dat het niet waar is wat je zingt (nóg niet waar, wel te verstaan) doet er dan even niet zo toe. Het geeft een goed gevoel en dat is nu even doorslaggevend…

Een van de allerpopulairste opwekkingsliederen momenteel is lied 408, dat intussen als het ‘arendslied’ bekend staat. Daarin wordt aan de Heer der heren gevraagd om wat dichterbij te komen zodat we zijn schoonheid kunnen zien. Kan het nog gekker? Hoe halen we het in ons hoofd om zoiets te durven zingen? Vind ik ook maar ergens in heel de bijbel een voorbeeld dat iemand iets dergelijks aan God durft te vragen. En waarom zou je trouwens? Is het inderdaad het probleem dat God te veel op afstand is voor de christen omdat God niet dicht genoeg bij ons zou komen? De Here is nabij zegt Paulus, Hij is zelfs ‘in ons’ lezen we in het N.T. (Col. 1:27). Dat we Hem zouden moeten durven vragen om dichter naar ons toe te komen en dat nota bene om zijn ‘schoonheid’ te zien kan ik met de beste wil van de wereld niet in mijn Bijbel terugvinden. Weet u wat ik wel in mijn Bijbel tegenkom? Dat wij in onze zonden van Hem afdwalen en dat het Woord ons oproept om dan tot Hem te naderen onder belijdenis van die zonden en dat God in zijn genade dan tot ons zal naderen (Jac. 4: 7-10). Maar dat is wel een heel ander verhaal. Het is onvoorstelbaar en het spreekt boekdelen dat juist zo’n lied zo populair is geworden in evangelische gemeenten. En het is zeer veelzeggend dat je praktisch nooit een evangelische voorganger of bekende leider hoort over dit soort onbijbelse uitglijders. Want opnieuw: het voelt zo goed als je het zingt, het zou mensen zo mooi helpen om op zondagmorgen God te ontmoeten. En dat het dan niet helemaal klopt met wat de Bijbel zegt, dat doet er dan even niet zo toe…

Aansluiten bij de cultuur

Maar zo gemakkelijk hierover heen stappen is intussen wel een breuk met de eigen evangelische traditie waarin bijbelgetrouwheid en het gedegen toetsen van zaken aan de Schrift jarenlang hoog in het vaandel hebben gestaan. Ja, het is druk zondagochtend op de spirituele vluchtheuvel waar de schepping even virtueel mag juichen voordat je je maandagochtend weer in de verwarrende en bij tijd en wijle beangstigende realiteit stort van een schepping die kreunt en steunt. Hoe moeten we die discrepantie tussen het vaak vrolijke zondagochtendsfeertje en de realiteit van het leven in een gebroken schepping de rest van de week duiden ? Evangelischen zijn toch niet gek? Dat klopt, evangelischen zijn niet gek. Maar waar moeten we dan wel de verklaring zoeken voor de zojuist beschreven schizofrenie?

Die is grotendeels te vinden in het feit dat evangelischen altijd sterk zijn geweest in het aansluiten bij de cultuur van hun tijd om zo een brug te slaan naar buitenstaanders om hen met het evangelie te kunnen bereiken. Kort gezegd: je past de presentatie aan terwijl je de inhoud van het evangelie onveranderd laat, althans dat laatste is de intentie. Wat je ziet gebeuren in de doorsnee evangelische dienst op zondagmorgen of zondagavond in de praisedienst past mijns inziens perfect in dit beeld. Met een band op een podium en veel upbeat liederen heeft men zich ongemerkt aangepast aan de amusementscultuur van onze tijd. En in een amusementscultuur wil men juist af en toe even helemaal niet horen van al de ellende, maar men wil een prettig en goed gevoel. De evangelische variant van die amusementscultuur is dan een sterk uitvergroten van al de positieve en fijne kanten van het geloof met verontachtzaming van de moeilijke, ingewikkelde en heftige aspecten. Het is niet toevallig dat de triomftocht van de opwekkingsbundel samen is gegaan met het steeds minder zingen van de psalmen in de doorsnee evangelische gemeente. Het realisme van de psalmen, met hun ruime aandacht voor de aanvechtingen van het geloof waarbij de worsteling en de pijn van mensen werkelijk serieus genomen worden, naast de vreugde en de troost van het geloof, dat realisme past niet zo goed meer in het evangelisch repertoire dat de mensen op zondagochtend vooral een goed gevoel wil geven.

Berea op terugtocht

Waarom hier zo uitgebreid bij stilgestaan? Omdat het symptomatisch is voor ingrijpende verschuivingen binnen de evangelische beweging. Verschuivingen in de liturgie en verschuivingen in de aanpak van gemeenteopbouw die bijna onvermijdelijk gepaard gaan met verschuivingen in de geloofsbeleving. De rode draad in dit alles is dat steeds meer mensen in de evangelische beweging, waaronder nogal wat voorgangers en leidinggevenden een klassieke tak van sport minder aandacht zijn gaan geven. Ik doel dan op de oerbijbelse en gezonde traditie van het consequent toetsen van alle kerkelijke praktijk en leer aan de Schrift. U kent ze wel, die Joden uit Berea die dat welbekende compliment kregen van de schrijver van het boek Handelingen. Ze namen, in tegenstelling tot de Joden in Thessalonica het woord dat Paulus tot hen sprak niet alleen met alle bereidwilligheid aan maar gingen ook dagelijks de Schriften na of deze dingen zo waren. Onder andere door hun liefde en eerbied voor Gods Woord. Die liefde voor het Woord en die gewoonte van toetsen aan dat Woord, heeft lange tijd de evangelicale beweging ook in ons land gekenmerkt. Maar de voorbeelden die ik u in het begin van mijn lezing gaf, de kritiekloze wijze waarop de boeken van Rick Warren werden ontvangen en de populariteit van genoemde opwekkingsliederen, laten mijns inziens zien dat de tijden zijn veranderd. Naast de klassieke vraag wat waar en in overeenstemming met Gods Woord is, zijn twee andere vragen steeds belangrijker geworden: de vraag ‘wat werkt’, denkt u aan een nieuw model van gemeenteopbouw als van Rick Warren en de vraag ‘wat goed en prettig voelt’, denkt u aan genoemde opwekkingsliederen. De onuitgesproken gedachte hierachter lijkt te zijn: ‘als het werkt is het goed en als het goed voelt is het goed’. Ik besef dat dit enigszins gechargeerd is. Natuurlijk hechten heel veel evangelischen nog steeds aan bijbelgetrouwheid, hoewel je die term opmerkelijk minder vaak hoort gebruiken dan pakweg tien jaar terug.

Geestelijk kapitaal

Het is belangrijk om oog te krijgen voor genoemde verschuivingen. Ook omdat de evangelische beweging steeds meer voet aan de grond krijgt binnen de traditionele kerken. Is dan alles negatief bij de evangelischen en zou alles positief zijn in de reformatorische kerken? Natuurlijk niet. Ik denk dat er nog steeds veel waardevol geestelijk kapitaal huist in veel evangelische kerken. Er is heel vaak een oprecht verlangen om God te dienen, om daadwerkelijk in de praktijk van het leven van het geloof te getuigen. Evangelischen hebben vaak een sterk verlangen om anderen voor Christus te winnen en er is nog steeds bij velen een rotsvast vertrouwen in de Bijbel als het Woord van God. En de spontane blijdschap van het geloof is vaak echt.

Ik denk dat beiden, evangelische en reformatorische christenen veel van elkaar zouden kunnen en moeten leren. Zo zouden evangelische christenen er veel mee kunnen winnen wanneer ze hun onterechte aversie van alles wat naar kerkelijke traditie ruikt eindelijk eens van zich zouden schudden. De schatten van de kerk der eeuwen zijn bij de traditionele kerken doorgaans in veel veiliger handen dan bij de evangelischen. Denkt u bijvoorbeeld aan een rijke liturgie traditie en de belijdenisgeschriften. Waar men in traditionele kerken vanuit een levend geloof mede blijft putten uit deze bronnen gebeuren er heel mooie dingen. We hebben elkaar nodig. De evangelischen de reformatorischen en andersom. Wie de ander het hardst nodig heeft laat ik graag aan uw eigen beoordeling over. Het voert te ver om hierover in het kader van deze lezing nu verder in detail te treden.

Want vandaag willen we nadrukkelijk stilstaan bij de evidente verschuiving in veel kerken van nadruk op kennis naar nadruk op ervaring, van willen leren naar geamuseerd willen worden. Waarbij meteen gezegd moet zijn dat de beleving van het geloof natuurlijk iets zeer wezenlijks en bijbels is. Jonathan Edwards zegt zelfs dat echt geloof vooral bestaat in heilige gevoelens, in ‘religious affections’. Maar toch ligt er volgens mij in de huidige nadruk op ervaring een enorm gevaar van verdere uitholling van de inhoud van het evangelie. Waarom? Omdat we allemaal, evangelische en reformatorische christenen, dagelijks in een cultuur leven die gekenmerkt wordt door oppervlakkigheid en doordrenkt is van plat, oppervlakkig en vaak ook zondig amusement. En die cultuur is met al haar technische mogelijkheden van TV, Internet en mobieltjes dominant en indringend als nooit tevoren. Hier ligt de valkuil, vooral voor evangelischen. Want sluipenderwijs pas je je kerkdienst steeds meer aan deze amusementscultuur aan, en verwordt die heel subtiel van een eredienst waarin mensen zich op God richten tot een dienst waarin je als religieus consument vergast wordt op een goed gevoel. Je kunt het vergelijken met binnen halen van het paard van Troje. Willen we de gemeente van Christus niet zien verworden tot een bedrijf waar de religieuze consument op zijn wenken bediend wordt, dan zullen met name de evangelischen opnieuw ernst moeten gaan maken met waar ze decennia lang zo goed in waren: alles rigoureus toetsen aan de Schrift, de preken, de liederen en de manier van het leiding geven in de gemeente, anders dan de wereld willen zijn en serieus zaak maken van levensheiliging. Als de evangelische beweging dat huiswerk niet opnieuw wil gaan maken, kunnen we een verder afglijden in onbijbelse en onrealistische spiritualiteit tegemoet zien.

Waarom stilstaan bij het boek Religious Affections van Jonathan Edwards ?

De reden is dat zijn boek Religious Affections, voor het eerst verschenen in 1746, nu al ruim 250 jaar wordt beschouwd als het beste dat ooit is geschreven op het gebied van het toetsen van geloofservaringen. Willen we met kennis van bijbelse zaken en serieus werk maken van het toetsen van onze geloofservaringen aan de Schrift (denkt u nog even aan de Joden in Berea) dan kunnen we ons geen beter gereedschap wensen dan dit boek Religious Affections. Het zegt veel dat de wereldberoemde Yale University in de V.S. al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw met een heel team van wetenschappers, waaronder veel christenen, bezig is met het realiseren van een wetenschappelijke uitgave van de complete werken van Jonathan Edwards. U moet dan bedenken dat veel handgeschreven manuscripten van Edwards ruim 200 jaar in archieven hebben gelegen en tot voor kort nog nooit waren uitgegeven. Intussen heeft de universiteit van Yale 25 delen uitgegeven. Dit enorme project, dat nu al ruim veertig jaar loopt, is een van de vele bewijzen dat Jonathan Edwards ook in de internationale wetenschappelijke wereld weer volop in de belangstelling staat. Meer dan ooit sinds de afgelopen 150 jaar beseffen zowel christenen alsook niet-christenen hoe waardevol en belangrijk de geestelijke en intellectuele nalatenschap van Edwards is. Op de website van Yale lezen we het volgende over Edwards’ Religious Affections. “Dit boek bevat Edwards meest weloverwogen en meest volhardende poging om de gezondheid en geldigheid te beoordelen van de godsdienstige ontwikkeling in het 18e eeuwse Amerika gedurende de Great Awakening. Bij zijn zoektocht náár en bij het formuleren ván de criteria om zo’n beoordeling te kunnen geven, ging hij tevens een van de fundamentele vragen te lijf die ieder geloof zich stelt: hoe maak je onderscheid tussen echte vroomheid en namaak?”

De Grote Opwekking in Edwards’ dagen leidde helaas tot vele bittere controverses. Aan de ene kant stonden de lieden die vooral de emoties benadrukten en de fanatieke dwepers, aan de andere kant de rationalisten, mensen voor wie godsdienst ten diepste bestond uit moraal, goed gedrag en de verstandelijke aanvaarding van een correct geformuleerde geloofsleer.

Met zijn grote bekwaamheid in het analyseren van zaken en met enorme kennis van de Bijbeltoonde Edwards aan dat beide partijen het bij het verkeerde eind hadden. Aan de ene kant bekritiseerde hij scherp een doods moralisme dat te magertjes is om door te kunnen gaan voor het wezen van de godsdienst. Anderzijds verwierp hij de excessen van een louter emotioneel geloof dat meer geïnteresseerd is in sensationele ervaringen dan in de innerlijke transformatie van het menselijk hart, de kern van de menselijke persoon. Die innerlijke verandering van de mens zag Edwards als het wezen van echt christendom”. Tot zover het citaat dat u kunt vinden op de Edwards site van Yale University. Religious Affections is een absolute klassieker, zoveel is wel duidelijk. Het boek getuigt op iedere pagina van een grondige kennis van de Schrift en een diep inzicht in het menselijk hart. Het is geschreven door iemand die een van de grootste opwekkingen uit de geschiedenis van de kerk, aan den lijve heeft meegemaakt. Sterker nog, Edwards heeft in deze immense opwekking een sleutelrol vervuld. Hij kende zowel de hoogtepunten van de opwekking: de vele duizenden authentieke, blijvende bekeringen maar ook de excessen en de bittere controverses en de verdeeldheid die dat met zich mee bracht. Edwards was er zich maar al te zeer van bewust dat wanneer God uitzonderlijke grote zegen schenkt, zoals Hij zo overduidelijk deed tijdens de Great Awakening, de satan altijd alles op alles zal zetten om Gods werk te saboteren. Een zeer gebruikelijke tactiek van satan is het aanzetten tot extremen waardoor het werk van God in discrediet wordt gebracht. Van beide is Edwards getuige geweest: van de grote zegen en van de tegenstand van satan. Maar voor we verder inzoomen op dit belangrijke boek eerst wat meer over Jonathan Edwards zelf. Wie was hij en in wat voor tijd leefde hij?

Wie was Jonathan Edwards en in wat voor een tijd leefde hij?

Jonathan Edwards wordt door zeer velen beschouwd als de grootste theoloog die Noord Amerika heeft voortgebracht. Veel niet gelovige Amerikanen zien hem als de grootste denker die de Verenigde Staten gekend ooit hebben. Jonathan Edwards werd geboren in 1703 en was de zoon van een van de bekendste puriteinse predikanten van New England, Timothy Edwards. Zijn grootvader aan moederskant was de nog bekendere Solomon Stoddard, predikant van de kerk te Northampton, een stadje in Massachusetts met ongeveer 1300 inwoners. Northampton, een middelgrote plaats voor de begrippen van die tijd, lag niet ver van de grens van toenmalig New England. De stad lag binnen het bereik van vijandige indiaanse stammen die door de Fransen werden opgezet tegen de Engelsen. Frankrijk was in de 18e eeuw geregeld in oorlog met Engeland. De Fransen zaten even ten noorden van New England in wat nu Canada is. In die 18e eeuw was het allemaal nog niet zo zeker dat de jonge protestantse Engelse kolonie militair opgewassen zou zijn tegen de katholieke Fransen en de Indianen. Edwards was zoals gezegd een kleinzoon van Solomon Stoddard. Stoddard was een begrip in New England. Deze predikant had een enorm geestelijk gezag in puriteins New England en werd gezien als een van de grote steunpilaren van de kerk in de Engelse kolonie. Hij diende de gemeente van Northampton onafgebroken van 1672 tot aan zijn overlijden in 1729 op 84 jarige leeftijd. Onder de prediking van Stoddard kende de gemeente vijf maal een periode van opwekking waarin veel jonge mensen tot geloof kwamen. In 1727 werd Jonathan Edwards beroepen als tweede predikant naast zijn grootvader. Na het overlijden van zijn grootvader een kleine twee jaar later droeg hij alleen de verantwoordelijkheid voor de gemeente van Northampton.

Edwards kende een intens persoonlijk geloofsleven. Hij vond het heerlijk om geregeld alleen met God te zijn, daarvoor zocht hij rustige plekken op in de prachtige bosrijke omgeving van Northampton. Hij kon intens genieten van die teruggetrokken momenten met God. Als je Religious Affections leest word je getroffen hoe vaak hij het heeft over de lieflijkheid, schoonheid en uitnemendheid van God. Vaak noemt hij de ‘sweetness’ en de ‘beauty’ van God. Hier is geen dorre theoloog aan het Woord. Hier kijken we in het hart van een door en door puriteins theoloog die de eerste vraag en antwoord van de Westminster Cathechismus tot vlees en bloed van zijn persoonlijk geloof heeft weten te maken. ‘Wat is het hoofddoel van de mens? To glorify God and to enjoy Him forever’. God verheerlijken en je eeuwig in Hem te verheugen.’ Kan het doel van het leven van een christen mooier, rijker, geestelijk uitdagender worden omschreven dan zo? Dat het ons hoogste doel is: God te verheerlijken in ons leven en ons voor eeuwig in deze God te verheugen. Denkt u nu niet dat Edwards er een zoetsappig beeld van God op na hield. Hij zag de lieflijkheid en schoonheid van God niet alleen in de rijkdom van genade in Christus, hij zag die ook in Gods ontzagwekkende heiligheid, denkt u aan Jesaja 6. Hij zag de lieflijke schoonheid van God ook in Gods soevereiniteit, in zijn verkiezende liefde. Hoe heeft de jonge Edwards geworsteld met deze kant van God, hoe heeft hij geworsteld met Gods souvereine wil in de uitverkiezing. Maar op gegeven moment kwam hij in zijn latere tienerjaren hierin tot bijzondere overgave, werd het hem gegeven God in al zijn aspecten lief te hebben, in al zijn eigenschappen zijn moreel volmaakte heilige schoonheid te erkennen en te proeven. Ja, te proeven, God werkelijk door het werk van de Heilige Geest die hart en verstand op wonderlijke wijze verlicht ( Ef.1: 17-18) en 2 Kor. 4: 6) te mogen genieten en Hem zo te verheerlijken. Deze intense, innige puriteinse spiritualiteit is kenmerkend voor Edwards. In dit verband wijst hij op het fundamentele verschil tussen van iemand horen hoe heerlijk honing smaakt en het zelf te proeven. Dat is het verschil tussen een louter verstandelijk weten over God en Hem heel persoonlijk te hebben leren kennen, liefhebben en genieten.

Passie voor zending


Heel bijzonder in dit verband is ook wat hij schrijft over het geloofsleven van zijn vrouw Sara, hoe zij dagenlang aan een stuk soms volkomen vervuld en in beslag genomen kon zijn, overweldigd door een intens besef van Gods glorie en liefde. Denkt u nu niet dat we hier de vroege wortels van de pinksterbeweging moeten zoeken.Die liggen eerder bij John Wesley. We hebben het hier over rasechte puriteinse christenen, volbloed calvinisten die heel hun leven uit waren op het verheerlijken van God in alles dat ze deden. Christenen die intens verlangden naar werkelijke opwekking, intens verlangden naar en baden voor de bekering van hun tijdgenoten en de verbreiding van het Evangelie tot aan de uiteinden der aarde. De bekende Engelse baptist William Carey heeft zich sterk door Edwards laten inspireren en staat helemaal in deze traditie. Carey ging in 1793 als een van de eerste moderne zendelingen naar India en is een van de belangrijkste pioniers van de grote moderne zendingsbewegingen van de 19e eeuw geweest.

Iedere minuut voor God; de impact van zijn prediking

Edwards leefde uiterst gedisciplineerd, hij wilde nog geen minuut van zijn leven vermorsen, ieder moment moest geleefd worden tot eer van God en dienst aan Hem. To glorify God ! Hij was gezegend met een uitzonderlijk groot verstand en was dan ook een briljant student. Als predikant was hij gewoon dertien uur per dag te studeren, studie die voortdurend gepaard ging met gebed. Hij had God lief met al zijn kracht en met heel zijn verstand. George Marsden schrijft ergens in zijn knappe recent verschenen biografie: “Zijn passie voor wetenschap en en zijn passie voor opwekking waren één geheel. Uiteindelijk zouden ze beide zegevieren”. (Jonathan Edwards, George Marsden, Yale University Press, pag. 200) De opwekking kwam inderdaad, tot tweemaal toe zelfs, en de vele boeken die hij schreef worden tot op de dag van vandaag als uiterst belangwekkend en waardevol beschouwd. Hier ligt wel voor een belangrijk deel het geheim van de blijvende waarde en kracht van een boek als Religious Affections. In Edwards’ studeerkamer werden wapenen gesmeed door die voor de puriteinen zo kenmerkende prachtige combinatie van enerzijds een intens geloofs- en gebedsleven en tegelijk een zwaar inzetten op studie van Gods Woord. Stelt u zich voor: gemiddeld dertien uur per dag in de studeerkamer, studerend en biddend! Dat leverde dan ook wel een bijzonder soort preken op als het dan eenmaal zondag was.

Marsden beschrijft de stijl en uitwerking van Edwards’ prediking als volgt: “Het was opmerkelijk op wat voor onweerstaanbare wijze hij zijn gehoor wist te boeien. Een bewonderaar beschreef zijn spreektrant als ‘rustig, natuurlijk en zeer ernstig. Hij had geen krachtige, luide stem, maar de manier waarop hij daar stond was zo serieus en ernstig en hij sprak met zo’n stelligheid, wat hij zei was zo begrijpelijk en to the point; zijn woorden waren zo rijk van gedachten en kwamen met zo’n duidelijkheid en helderheid, dat slechts weinig sprekers in staat waren om zijn gehoor te boeien zoals hij dat kon’.

Marsden merkt in zijn recent verschenen biografie verder nog het volgende op over Edwards’ prediking “Louter door de intensiteit van zijn voordracht riep hij intense gevoelens op bij zijn gehoor. Zijn woorden verraadden een grote innerlijke gloed, zonder veel uiterlijk lawaai of betoon van emoties, en zijn woorden vielen met groot gewicht op zijn gehoor. Het was de combinatie van een beheerste maar transparante emotionaliteit en een oprechte en diepe ernst, zowel in de vermaning als in het betonen van compassie, en een onverbiddelijke logica en de bijbelse thema’s die hij op deze wijze behandelde, dat alles tezamen een enorm diepe indruk op zijn gehoor achterliet.”

1735, Opwekking !

Deze indringende puriteinse prediking van Edwards is op bijzondere wijze door God gebruikt bij het ontstaan van de grootste opwekking die puriteins New England tot dan toe had meegemaakt. De keiharde discipline van dertien uur per dag in de Bijbel studeren en bidden werd beloond. In de zomer van 1735 leek heel de stad bekeerd. Door nagenoeg iedereen werd maandenlang bijna allleen nog maar over de dingen van God gepraat. Het was een wonderbaarlijke uitzonderlijke tijd. Bovendien bleef de opwekking voor het eerst niet beperkt tot Northampton zelf maar verspreidde ze zich ook over veel naburige stadjes in Connecticut en Massachusets. Edwards beschreef deze indrukwekkende opwekking in zijn ‘A faithfull narrative of the surprising work of God in the conversion of many hundred of souls in Northampton and the neighbouring towns’ (1737). (‘Een getrouwe vertelling van het verbazingwekkende werk van God in de bekering van vele honderden zielen in Northampton en de naburige steden’). Tot Edwards’ grote teleurstelling bleken achteraf toch niet al de bekeringen uit 1735 echt, nogal wat inwoners van Northampton vielen terug in oude zonden en uiterlijke godsdienst.

1740, de Great Awakening een feit

Maar Edwards zette in de jaren na 1735 zijn zinnen op een herhaling van de opwekking. Zijn grote visioen en droom was een internationale grootschalige opwekking, die zich vanuit puriteins New England over grote delen van de toenmalige bekende wereld zou verspreiden. Zoals gezegd had Edwards ook een grote passie visie voor zending. In 1751 zou hij zelf als zendeling gaan werken onder de indianen in het grensplaatsje Stockbridge. Verschillende van de boeken die hij schreef vervulden later een belangrijke rol bij het ontstaan van de grote zendingsbewegingen in de 19e eeuw. Edwards’ gebeden voor een herhaling van de opwekking werden beantwoord in 1740. Dat was het jaar dat de Engelse opwekkingsprediker George Whitefield voor het eerst New England aandeed. Onder de prediking van Whitefield ontstond er een opwekking van werkelijk enorme omvang. De verslagen die je hierover kunt lezen zijn indrukwekkend. Letterlijk duizenden mensen kwamen tot geloof tijdens de opwekking die zou duren tot in 1742. Heel bijzonder is het geweest dat de opwekking niet beperkt was tot Amerikaans New England, maar dat tegelijkertijd ook Engeland, Schotland, Wales, Ierland en delen van het huidige Duitsland grote opwekkingen beleefden. Denk hierbij aan Graaf Ludwig van Zinzendorf en de gebroeders John en Charles Wesley om maar enkele belangrijke leiders uit die tijd te noemen. Deze opwekking, die de geschiedenis is ingegaan als de Great Awakening’ staat te boek als een van de grootste opwekkingen in de kerkgeschiedenis na de perioden van het boek Handelingen, zo niet de grootste.

John Davenport

Zoals gezegd was het ook toen niet alles goud wat er blonk. Naast de vele duizenden echte bekeringen kende de opwekking ook veel excessen. Voor het eerst in de geschiedenis van puriteins New England dook het fenomeen lekenprediker op. En daar waren er al gauw heel veel van. Hun prediking was zeer vurig maar blonk doorgaans niet uit in theologische gebalanceerdheid. Vooral de rondreizende opwekkingsprediker James Davenport, die overigens wel een theologieopleiding had doorlopen, maakte het erg bont. Davenport vervulde een sleutelrol in het aanwakkeren van de excessen. Hij geloofde stellig in directe leiding door de heilige Geest, los van de Schrift.

Hij claimde profetieën te ontvangen, op gegeven moment beweerde hij zelfs dat de Geest hem had duidelijk gemaakt dat het einde van de wereld voor deur stond. Apocalyps now… Daarnaast beschuldigde hij ongeveer iedere predikant in New England ervan niet werkelijk bekeerd te zijn. Hij kreeg velen op zijn hand, wat helaas tot enorme verdeeldheid in kerkelijk New England leidde.

Op gegeven moment maakte hij het zo bont dat hij werd gearresteerd en enige tijd vastgehouden. Emotionele en lichamelijke reacties op de prediking werden door lieden als Davenport sterk aangemoedigd. Hardop huilen, flauwvallen, roepen en schreeuwen tijdens de kerkdienst en soms uren aaneen in een soort van trance blijven. Dit alles kwam veelvuldig voor tijdens de opwekking en naarmate de opwekking langer duurde steeds veelvuldiger. Het zal u niet verbazen dat dit alles tot grote en bittere controverses leidde. De tegenstanders van de opwekking voerden deze excessen op als bewijs dat de opwekking onmogelijk een werk van God kon zijn. God is een God van orde, zo stelde men en echt geloof wordt vooral gekenmerkt door een christelijke moraal en levenswandel en een verstandelijk instemmen met de bijbelse openbaring, het evangelie. Het was een van de bekendste predikanten van Boston, Charles Chauncy, die frontaal de tegenaanval opende met zijn ruim vierhonderd pagina’s tellende ‘Seasonable Thoughts on the State of Religion in New England’. Chauncy had zijn huiswerk goed gedaan. Hij was wekenlang heel New England rond gereisd om de genoemde excessen met eigen ogen te bekijken en al zijn bevindingen nauwkeurig op te tekenen. Het boek van Chauncy was deels ook een repliek op een zojuist verschenen boek van Edwards over de opwekking.

Wat was de reactie van Edwards temidden van al dit tumult? We moeten dan bedenken dat New England intussen zeer sterk gepolariseerd was. Aan de ene kant had je de mensen die alles in de opwekking aan God toeschreven, inclusief al de emotionele uitwassen. Zij werden de ‘New Lights’ genoemd. Aan de andere kant had had je mensen als Chauncy die de hele opwekking wegzetten als emotionele geestdrijverij dat niets met een werk van God te maken had. Zij werden de ‘Old Lights’ genoemd. Beide kampen stonden lijnrecht tegenover elkaar. Jonathan Edwards behoorde tot geen van beide fracties. Hij nam een eenzame middenpositie in en lag op die manier van beide kanten onder vuur. Het is tekenend voor Edwards hoe hij reageerde op een van de beruchtste extreme acties van James Davenport. Op gegeven moment richtte Davenport samen met een forse groep aanhangers een heuse brandstapel op. Hierop gingen een groot aantal kledingstukken, ringen, halskettingen en boeken, die door Davenport allemaal als werelds en van de duivel werden beschouwd, met veel vertoon in vlammen op. Onder de boeken waren zelfs veel werken van zeer gerespecteerde puriteinse predikanten.

Edwards houdt vast aan zijn middenpositie

Dit was koren op de molen van de critici van de opwekking. Het was duidelijk dat de zaken nu wel heel erg uit de hand begonnen te lopen. Wat was Edwards’ reactie? Hij is er op afgegaan en is met Davenport en zijn aanhangers in gesprek gegaan en heeft voor ze gepreekt. Hij schreef deze ernstig ontspoorde extreme groep niet af maar bleef ze beschouwen als medechristenen en heeft gedaan wat hij kon om ze te overtuigen dat ze op een heilloze weg zaten. Het wonder gebeurde, Davenport kwam tot bezinning, staakte zijn extreme acties en beleed een jaar later oprecht schuld over de grote schade die hij had aangericht.

Het is bijzonder en indrukwekkend om te lezen hoe Edwards zelfs op het hoogtepunt van de excessen aan zijn middenpositie bleef vasthouden. De meesten van ons zouden waarschijnlijk al lang de kant van de broodnuchtere aan orde hechtende calvinist Chauncy gekozen hebben. Maar Edwards bleef als een van de zeer weinigen, ook door al de stofwolken heen, de hand van God zien in de opwekking. En de geschiedenis heeft hem gelijk gegeven.

Edwards bleef vasthouden aan zijn overtuiging dat de opwekking, alle excessen ten spijt, wel degelijk een werk van God was. Tegelijk zag hij scherp dat zowel het spel van satan als veel emotionele reacties van mensen die voor een deel psychologisch te verklaren waren, tot veel excessen hadden geleid. Zijn antwoord op al de verwarring was een prekenserie die hij in zijn eigen gemeente hield waarin hij op onovertroffen wijze het kaf van het koren wist te scheiden. Later werkte hij deze prekenserie om tot een boek, Religious Affections. Het boek van Chauncy wordt door nauwelijks meer iemand gelezen, het ligt onder het stof van de geschiedenis. Religious Affections mag zich nu ruim 250 jaar later opnieuw verheugen in intense belangstelling van predikanten, theologen en andere wetenschappers wereldwijd.

De centrale plaats van het gevoel in het geloofsleven

Dit is een goed moment om even te kijken naar het schematisch overzicht van Religious Affections dat u onderaan de tekst van deze lezing kunt vinden.Uit dit schema blijkt duidelijk welk een grote waarde Edwards hecht aan de plaats van het gevoelsleven. In het schema kunt u zien dat het boek uit drie hoofdonderdelen bestaat. Edwards begint met de bespreking van 1 Petrus1 vers 8 en vandaaruit toont hij aan dat een echt geloofsleven voor een heel belangrijk deel bestaat uit heilige gevoelens. Waarbij gezegd moet zijn dat hij meer onder gevoelens verstaat dan wij gewend zijn. U vindt ze in het schema op een rij. Edwards noemt o.a. de volgende gevoelens: vrees, hoop, liefde, verlangen, vreugde, verdriet, dankbaarheid, barmhartigheid en ijver. De laatste drie noemen wij tegenwoordig eerder ‘deugden’. Waarschijnlijk zou Edwards dat beamen, maar hij rangschikt deze eigenschappen heel bewust ook onder het gevoelsleven.

Het samenspel van wil, verstand en gevoel

In dit verband is het belangrijk om Edwards visie op wat een mens ten diepste drijft kort uiteen te zetten. Die visie heeft namelijk alles te maken met het grote belang dat hij aan het gevoelsleven hecht. Edwards staat op het standpunt dat je de wil en het gevoelsleven niet los van elkaar kunt zien. Hij zag godsdienstige gevoelens als liefde, hoop, vreugde etc. als één onlosmakelijk geheel met de wil. Voor hem was het gevoelsleven een integraal onderdeel van de wezenlijke eigenschappen van de menselijke ziel, de menselijke persoonlijkheid.

Zeker, hij schreef beslist ook het verstand een zeer hoge plaats toe in het geloofsleven. Maar anders dan Chauncy gaf hij het verstand niet een veel hogere plaats bóven het gevoelsleven. Chauncy, en vele anderen met hem, zagen het verstand veruit als het belangrijkst. Via het verstand verkreeg je volgens Chauncy de juiste inzichten over God en geloof en dat juiste inzicht gaf je de mogelijkheid het lagere gevoelsleven onder bedwang en controle te houden. Mensen als Chauncy zagen het gevoelsleven als behorend tot de lagere, meer dierlijke eigenschappen van de mens, de driften Die emoties moesten met verstandig inzicht worden gereguleerd en onder controle worden gehouden. Chauncy was in wezen een echte rationalist. Natuurlijk erkende Edwards ook het bestaan van de lagere driften waardoor een mens zich kan laten meesleuren, denk aan woede en seksuele drift. Maar hij maakte een belangrijk onderscheid tussen die lagere driften en het hogere gevoelsleven. Dat hogere gevoelsleven, vanuit de Bijbel geïnformeerd door het verstand, speelt volgens Edwards in samenspel met de wil een hoofdrol in het geloofsleven van de christen. Laat ik een voorbeeld geven. Door de bijbelse leer over wie God is en wat Hij in zijn Zoon voor ons zondaren gedaan heeft wordt door het werk van de Heilige Geest tijdens een prediking het verstand verlicht. Ineens zie je dat het Evangelie waar is, het wordt van een dode letter tot een kracht Gods tot behoud. Wanneer dit inzicht doorbreekt wordt tevens het gevoel diep geraakt door die onvoorstelbaar grote liefde van een heilig God en de afschuwelijke werkelijkheid van de eigen zondigheid. Er gebeurt dus tegelijk iets in het verstand en in de emoties. Het gevolg is dat je hierop gaat reageren, je komt in beweging, je wilt gaan geloven in deze God, je wil je aan deze Redder God toevertrouwen en heel je leven op Hem gaan inrichten. De wil komt in beweging. Dat komt volgens Edwards omdat het verstand nu verlicht is en je diep positief geraakt bent door de liefde, genade en heiligheid van God. Je kiest nu bewust een heel ander koers. Er gebeurt dus iets in de wil. Er is een nieuw verlangen, een nieuwe liefde, een nieuwe hoop.Wil en gevoel werken als een tandem. Edwards stelt dat het onmogelijk is om in God te geloven en geen diepe gevoelens van liefde en dankbaarheid en vreugde te kennen. Omdat je zo diep geraakt bent door die liefde van God in Christus, krijgt je leven een heel nieuwe wending. Dat is de wil die in beweging komt door het gevoel. Zo ongeveer kijkt Edwards aan tegen het functioneren van de ziel en de centrale plaats van het gevoelsleven, de emoties in het leven van de christen. Ik hoop dat u dit een beetje pakken kan, het is geen makkelijk onderwerp, maar wel belangrijk in het begrijpen van Edwards visie in deze. Het gaat om een subtiel samenspel van verstand, wil en gevoel.

De noodzaak van een bijbels evenwichtig godsbeeld

Daarom is het ook zo ontzettend belangrijk wat voor godsbeeld ons wordt voorgeschoteld in de gemeente. Is dat wel een evenwichtig bijbels beeld van God dat recht doet aan wat we over Hem lezen in het Oude en het Nieuwe Testament. Wordt zijn liefde en barmhartigheid gezet naast zijn heiligheid en zijn toorn over de zonde? Of wordt er een te zoetsappig beeld van God geschilderd, een God die met eindeloos geduld altijd maar weer vergeeft zonder van zijn kinderen ook werkelijk levensheiliging te verlangen. Het verstand moet vanuit de prediking en bijbelstudie gevoed worden met de volle raad Gods. Waar dat wordt nagelaten en men zich aan eenzijdigheden vastklampt, gaat het volk langzaam maar zeker te gronde door een gebrek aan kennis. En waar grondige bijbelse kennis van God gaat verschralen daar gaan valse voorstellingen van God op termijn onvermijdelijk de kop opsteken. Dan wordt bijvoorbeeld altijd maar weer zijn liefde en genade benadrukt en de realiteit van zijn heiligheid en toorn over de zonde onder het kerkelijk kleed weggemoffeld. Ik durf de stelling aan dat je dan een god schept naar jouw eigen beeld en gelijkenis, een God zoals jij hem graag wilt zien. En het kan niet anders of dat heeft uiteindelijk een desastreus effect op heel je geloofsleven. Een consequent verkeerd geïnformeerd verstand leidt tot de verkeerde reacties van de wil en van het gevoelsleven. Het resultaat is een christen uit balans en als zo’n eenzijdig godsbeeld verder om zich heen grijpt, een kerk uit balans.

Nu denk ik dat we allemaal wel altijd in enige mate uit balans zijn. We zijn allemaal zwakke kwetsbare mensen, we hebben allemaal nog dagelijks te strijden met zonde in ons leven, regelmatig heeft de satan het op ons gemunt. Hij doet niets liever dan christenen uit balans brengen en tot het ene dan wel het andere extreem drijven. Daar is altijd in dit leven de geest die ingaat tegen het vlees en het vlees dat ingaat tegen de geest.(Gal. 5:17)

In Edwards’ tijd was gebrek aan kennis niet het hoofdprobleem. Integendeel, er was heel veel kennis. Je staat versteld van het hoge niveau van de gemiddelde puriteinse preek. In onze tijd ligt dat wel heel anders. Wij zijn om diverse redenen kwetsbaarder, we weten veel minder en zijn dus veel kwetsbaarder voor de invloed van allerlei wind van leer. Bij tijd en wijle huiver ik van de zoveelste hype die je voorbij ziet komen in evangelisch Nederland.

Kennis van Gods Woord is onder christenen afgenomen de laatste jaren. Maar hoe kun je nog je eigen leven toetsen aan Gods Woord, hoe kun je wind van leer op waarde schatten en ontmaskeren als kennis van Gods Woord en kennis van God afbrokkelen Dan ligt de verwarring om de hoek en raak je als kerk op gegeven moment in gevaarlijk vaarwater. Laten we er toch alstublieft op toezien dat gedegen bijbelse prediking en catechese hun rechtmatige plek in de kerk behouden dan wel terugkrijgen. Het is van levensbelang! Er staat zoveel op het spel.

De ‘negative signs’ in Religious Affections

Helaas is het in het kort bestek van deze lezing niet mogelijk om al de door Edwards besproken toetsingscriteria te bespreken. Het reeds genoemde overzicht onderaan de tekst van deze lezing geeft u in ieder geval een indruk. Wel wil ik hier op enkele criteria inzoomen, en zo tegelijk de relevantie ervan voor onze huidige kerkelijke situatie aantonen. Voor een volledige bespreking van al de in Religious Affections genoemde toetsingscriteria wil ik u graag verwijzen naar het boekje ‘Geen geloof zonder gevoel’. Het betreft een toegankelijke makkelijk leesbare verkorte uitgave van het oorspronkelijke werk. Helaas is dit boek uitverkocht, maar bij de George Whitefield Stichting is een gekopieerde versie van ‘Geen geloof zonder gevoel’ verkrijgbaar.

Laten we even kijken naar de twaalf criteria die genoemd staan onder Romeinse twee in het schema dat u vindt onder de tekst van deze lezing. Edwards noemde deze de ‘negative signs’. Hiermee bedoelde hij dat deze tekenen op zichzelf genomen niets zeggen over de oorsprong van de daar genoemde ervaringen en gevoelens. Daarom noemde hij ze ‘negative’. Het zijn in zijn ogen ervaringen en gevoelens waar je op zich genomen geen conclusies aan kan verbinden. Ze waren in Edwards’ ogen eigenlijk neutraal. Als eerste noemt hij bijvoorbeeld ‘krachtige hevige emoties’. En als tweede ‘sterke lichamelijke reacties’. Van beide had hij meer voorbeelden gezien dan hem lief was in de opwekking.

Edwards zegt van beide verschijselen dat ze op zichzelf genomen nog niets bewijzen. Denk aan iemand die naar aanleiding van de preek erg moet huilen in een dienst. Of iemand die tijdens een opwekkingssamenkomst niet kan blijven staan en in elkaar zakt. De meeste charismatische christenen concluderen dan al snel dat God zo iemand heeft aangeraakt. Maar iemand uit een traditionele kerk concludeert mogelijk stellig dat zo iemand emotioneel in de war is of erger nog hysterisch. Beide oordelen te snel zegt Edwards. Dit fenomeen op zichzelf bewijst niets. Het kan van God komen, het kan ook iets puur menselijks zijn, iets psychisch of mogelijk zelfs iets demonisch. Het kan alle drie, maar zolang je niet meer van zo iemand weet dan wat je ziet gebeuren, dus alleen de buitenkant, kun je volgens Edwards onmogelijk met zekerheid vast stellen of zo’n ervaring wel of niet van God komt. Moraal van het verhaal: wees heel voorzichtig in je oordeel, ga niet over een nacht ijs.

Dit is natuurlijk best actueel, en dan ga ik nog even terug waar ik deze lezing mee begon. Het krijgen van een warm gevoel van binnen bij het zingen van een te oppervlakkig of zelfs bedenkelijk opwekkingslied zegt op zich niets volgens Edwards. Het kan inderdaad zijn dat zo iemand wel degelijk door God wordt aangeraakt, maar het hoeft niet. Het krijgen van een warm, vredig gevoel kan net zo goed puur menselijk te verklaren zijn, vanuit de opgeroepen sfeer of vanuit suggestie of anderszins. Edwards kan ons zo goed helpen om enerzijds niet naïef klakkeloos maar aan te nemen dat ieder gevoel dat in een dienst wordt opgeroepen van God komt. Het leren toepassen van zijn criteria kan ons bijbels nuchter maken en hoe hard hebben we dat niet nodig in de emo-cultuur waar we momenteel in leven. En anderzijds kan Edwards helpen om de ander met zijn of haar ervaring niet te gauw weg te zetten en om emoties die wij zelf misschien niet in die mate en op die manier beleven al te snel af te doen als overdreven gedoe. Want wat zo iemand beleeft zou volgens Edwards wel degelijk eens van God kunnen zijn. Edwards kan ons helpen om grondig en gedegen en tegelijk barmhartig en met fijngevoeligheid en liefde te toetsen. Dat is een heilzame combinatie die ons voor veel ellende kan behoeden. En laten we hierbij dan vooral scherp op het netvlies houden dat de liefde zowel in de Bijbel als door Edwards als de eerste en belangrijkste van alle gevoelens wordt gezien. Het is aan de liefde, zegt Edwards, dat al de andere gevoelens ontspringen. Laten we beslist als Nederlandse en Vlaamse christenen een heldhaftige poging doen om zwaar in te zetten op de cruciale plaats van kennis van Gods Woord in ons persoonlijk geestelijk leven en in onze gemeentes. En laten we de moed opbrengen om zaken werkelijk te durven toetsen aan Gods Woord, niet in het minst ons eigen leven. Dit alles is zo wezenlijk en zo ontzettend hard nodig. Maar laten we het alles wel behoedzaam doen, in liefde en fijngevoeligheid, met bijbelse wijsheid en hierbij de balans zoeken die Edwards ons leert.

De liefde geeft de doorslag

Laten we tot slot nog even kijken naar de laatste drie criteria van Edwards onder Romeinse drie. Aan deze drie criteria besteedt hij naar verhouding de meeste aandacht in Religious Affections. Ze wegen voor Edwards erg zwaar omdat ze volgens hem ook in de Schrift zo zwaar wegen. En dus voor God. Je ziet het niet zo duidelijk terug in hoe het in het schema verwoord staat, maar het is Edwards hier vooral te doen om een christelijke levenswandel die gekenmerkt wordt door daadwerkelijke naastenliefde en broederliefde. Zo even noemde ik al dat Edwards de liefde als de eerste en belangrijkste van al de affections, gevoelens zag. En dat volgens Edwards aan de bron van de liefde al de andere gevoelens ontspringen. Bij herhaling noemt hij bij zijn bespreking van deze laatste drie criteria het bijbelse principe dat je de boom kent aan zijn vruchten. Wat Edwards betreft is dit een van de allerbetrouwbaarste criteria waaraan getoetst kan worden of iemands bekering echt is. En dan voert Edwards tal van schriftplaatsen aan die leren dat aan de boom van je christenleven de vruchten van daadwerkelijke naastenliefde en broederliefde gevonden moeten worden.(1 Joh. 3:16-18). Is dat niet of nauwelijks het geval dan mag je je volgens Edwards afvragen of je wel werkelijk bekeerd bent. Of dat die wedergeboorte nog komen moet. Zoals gezegd is volgens Edwards het overvloedig aanwezig zijn van de goede werken van het geloof een van de zekerste aanwijzingen van een echte bekering. Het is ook het enige dat de ongelovigen buiten de kerk zal overtuigen van de echtheid van ons geloof. Want liefde moet blijken…. ‘Ziet hoe zij elkaar liefhebben’, dat werd van de vroege kerk gezegd, daarvan was men onder de indruk. Wat heilzaam zou het zijn, zegt Edwards aan het eind van Religious Affections als christenen ernst zouden maken met het liefdegebod dat Christus zijn kerk zo overduidelijk heeft gegeven. Wat een getuigenis naar buiten toe zou dit zijn, hoe heilzaam zou het zijn voor de verhoudingen binnen de kerken en wat een getuigenis zou het zijn naar het eigen geweten, te weten dat je werkelijk in de voetstappen van de Heer gaat. De apostel Paulus zegt het zo in Efeze 5:1-2 : “Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals Christus u heeft liefgehad (…..)”. (NBG 51 vertaling).De toets van de liefde, kunnen we die doorstaan ? Zo blijven dan, geloof, hoop en liefde maar de meeste van deze is de liefde.


Geraadpleegde literatuur

1. Religious Affections, Jonathan Edwards.
2. Jonathan Edwards, a Life, George M. Marsden, Yale University Press 2003.
3. Signs of the Spirit, an interpretation of Jonathan Edwards’ Religious Affections, Sam Storms, Crossway Books, 2007.
4. Works of Jonathan Edwards, volume 4, John E. Smith, General Editor, Yale University Press, 1972.
5. The Princeton Companion to Jonathan Edwards, Princeton University Press, 2005.
6. The Devoted Life, edited by Kelly M. Kapic and Randall C.Gleason, InterVarsity Press 2004.
7. Jonathan Edwards, A New Biography, Iain H. Murray, The Banner of Truth Trust, 1987.
8. Geen geloof zonder gevoel, over de ervaring waarop het aankomt, Jonathan Edwards, Uitgeverij Boekencentrum i.s.m. de George Whitefield Stichting, 1999. Dit boek is een verkorte moderne uitgave van Religious Affections.


Een schematisch overzicht van “Religious Affections”

I. Enkele kerngedachten van Edwards over gevoelens

Echte geloof bestaat vooral in heilige gevoelens. Gevoelens (affections) zijn de meer levendige en intense uitingen van de voorkeur en de wil van de ziel.

De volgende zaken rekende Edwards o.a. tot de gevoelens: vrees, hoop, liefde, verlangen, vreugde, verdriet, dankbaarheid, barmhartigheid, ijver.

Echt geloof wordt gekenmerkt door liefde. Liefde is volgens Edwards de eerste en belangrijkste van alle gevoelens en de bron waar al de andere gevoelens aan ontspringen. (Een voorbeeld: uit liefde komt ook de haat voort tegen die zaken die lijnrecht ingaan tegen dat wat ons zeer dierbaar is).

Wanneer de grote zaken van het geloof op de juiste wijze worden begrepen, zullen ze het hart diep raken.

II. Zaken die op zichzelf genomen niet bewijzen zijn of onze gevoelens wel of niet voortkomen uit een echte bekeringservaring en die in feite dus neutraal zijn

1. De kracht en hevigheid van onze emoties bewijst niet dat onze gevoelens wel of niet geestelijk zijn.

2. Sterke lichamelijke reacties bewijzen niet dat onze gevoelens wel of niet geestelijk zijn.

3. Dat onze geloofservaringen veel enthousiasme en bereidheid om over het geloof te praten voortbrengen, bewijst niet dat deze ervaringen wel of niet geestelijk zijn.

4. Dat onze gevoelens ontstaan zijn zonder dat we duidelijk kunnen aangeven hoe dat is gegaan, bewijst niet dat ze wel of niet geestelijk zijn.

5. Dat onze gevoelens gepaard gaan met een bijbelvers waar we plotseling op bijzondere wijze bij werden bepaald, bewijst niet dat ze wel of niet geestelijk zijn.

6. Het loutere feit dat bepaalde geestelijke gevoelens door liefde worden gekenmerkt bewijst niet dat ze uit de Heilige Geest voortkomen.

7. Vaak beleven mensen een aantal verschillende geestelijke gevoelens tegelijk die op natuurlijke wijze bij elkaar lijken te horen. Maar dit zegt op zichzelf niets over de geestelijke oorsprong van die gevoelens.

8. Dat geestelijke gevoelens in een bepaalde volgorde lijken voor te komen, bewijst niets met zekerheid over de oorsprong of de aard van die gevoelens.

9. Men is geneigd te denken dat vurigheid in het dienen van God en het vervullen van geestelijke plichten een zeker teken is van de geestelijkheid van onze gevoelens. Maar dit is niet zo. .

10. Zelfs het prijzen van God met de mond is geen zeker teken van echte geestelijke gevoelens.

11. Het hebben van diepe heilszekerheid is geen enkele garantie dat iemands geloof echt is.

12. Ware christenen kunnen onder de indruk zijn van het uiterlijke gedrag en de levensstijl van iemand. Toch zegt dat niets over werkelijke aard van de geestelijke gevoelens van zo iemand. (er zijn mensen die hun heilszekerheid louter en alleen baseren op een sterke innerlijke overtuiging dat ze een kind van God zijn en beschouwen dat als het ‘getuigenis van de Heilige Geest’ in hun hart. Maar dit is zelfbedrog indien het niet gepaard gaat met bewijzen van een werkelijk veranderd hart.

III. Kenmerken van echte geestelijke gevoelens

1. Echte geestelijke gevoelens die hun grond hebben in Gods genade, komen voort uit de geestelijke, bovennatuurlijke en goddelijke inwerking op het hart. God legt een nieuw fundament in het hart waardoor de natuurlijke vermogens van de mens in staat worden gesteld om op een hoger, geestelijk niveau te gaan functioneren.

2. Een geestelijk gevoelsleven is allereerst gericht op de goddelijke voortreffelijkheid en glorie van God, Jezus Christus en het Woord van God, op de heerlijkheid van de geestelijke dingen zelf. Het is niet in de eerste plaats gericht op onszelf en ons eigenbelang.

3. Aan geestelijke werkelijk heilige gevoelens ligt het besef van de lieflijkheid van de morele volmaaktheid van God ten grondslag, zijn heerlijke en volmaakte morele eigenschappen zoals zijn gerechtigheid, waarheid, trouw en goedheid, of in een woord: zijn heiligheid. Anders gezegd, liefde voor de dingen van God vanwege hun schoonheid en de lieflijkheid van hun morele voortreffelijkheid, is de eerste oorsprong en bron van alle heilige gevoelens.

4. Echte geestelijke gevoelens komen voort uit het feit dat het verstand is verlicht zodat het goddelijke zaken op de juiste wijze en geestelijk kan begrijpen en bevatten.

5. Echte geestelijke gevoelens gaan gepaard met een zowel redelijke (vanuit het verstand) als geestelijke overtuiging van het oordeel, van de realiteit en de zekerheid van de dingen van God.

6. Echte geestelijke gevoelens gaan hand in hand met geestelijke nederigheid.

7. Echte geestelijke gevoelens gaan altijd gepaard met een veranderde natuur.

8. Echte geestelijke gevoelens weerspiegelen het karakter van Christus zelf. Zij brengen dezelfde liefde, nederigheid, vergevingsgezindheid voort die we in Jezus Christus zien.

9. Echte geestelijke gevoelens maken het hart zacht en leiden tot een zachtmoedigheid van geest en gevoeligheid ten opzichte van de zonde.

10. Echte geestelijke gevoelens onderscheiden zich van onechte doordat ze op een prachtige wijze in balans zijn.(n.b. vaak is deze balans nog onvolmaakt maar echte christenen zullen nooit de buitensporige onbalans vertonen die het geloof van schijnheilige mensen kenmerkt)

11. Wanneer echt geestelijke gevoelens in hoge mate ervaren worden, dient dat alleen maar om iemands verlangen naar meer nog sterker te maken. Valse geestelijke gevoelens daarentegen brengen zelfgenoegzaamheid met zich mee, men strekt zich dan niet uit naar meer van God.
a. een echte christen laat zich in alle aspecten van zijn gedrag leiden door christelijke principes.
b. Zo iemand jaagt boven alles een geheiligd leven na. Dit houdt hem/haar meer bezig dan wat dan ook.
c. Zo iemand blijft hier onafgebroken mee bezig, zijn hele leven lang.)

12. De vrucht van een echt geestelijk gevoelsleven is een christelijke levenswandel.

13. Een christelijke levenswandel is voor anderen het belangrijkste bewijs van de echtheid van iemands bekering.

14. Voor iemands eigen geweten is een christelijke levensstijl een betrouwbaar bewijs van zijn of haar bekering.

Dit schema is natuurlijk erg beknopt en in die zin beperkt. Bent u geïnteresseerd in een meer uitgebreide en goed leesbare verkorte uitgave van Religious Affections, dan willen we graag de Nederlandstalige verkorte versie van Religious Affections, ‘Geen geloof zonder gevoel’ , bij u aanbevelen. Dit boek is helaas niet meer in de boekhandel verkrijgbaar. Bij de George Whitefield Stichting kunt u binnenkort tegen kostprijs een gekopieerde versie van dit boek bestellen.