Terugwaarts christen strijders

Door J. Bol

Onlangs verzuchtte ik tegenover mijn vrouw dat de kerk op een ongeneeslijke patiënt begint te lijken. “En een ongeneeslijke patiënt is uiteindelijk een terminaal patiënt” wist ik er uit mijn ervaring als voormalig verpleegkundige aan toe te voegen. De aanleiding tot deze, toegegeven, wel erg sombere uitlating, waren wat uitspraken van Arjan Plaisier, scriba van de PKN, in het Reformatorisch Dagblad van zaterdag 20 oktober. Plaisier liet weten dat “de hand wordt overspeeld wanneer met te grote stelligheid wordt betoogd dat de landbelofte onverkort blijft gelden, zeker wanneer dit nader ingevuld wordt als de belofte van een Rijk van Israël in Palestina, met Jeruzalem als hoofdstad… Zelfs in Romeinen 9 tot 11, waar Paulus zo uitgebreid op het Joodse volk ingaat, staat er geen letter over.”
Plaisier, scriba van de PKN, een kerk die in haar kerkorde( art.1 lid 7) belijdt onopgeefbaar verbonden te zijn met het volk Israël, stelt tegenwoordig dus vraagtekens bij de blijvende geldigheid van de landbelofte, een belofte gedaan aan datzelfde volk Israël waarmee de PKN belijdt onopgeefbaar verbonden te zijn. Hoe de scriba vraagtekens kan stellen bij wat God onder ede in het kader van een eeuwigdurend verbond aan Abraham en zijn nageslacht heeft beloofd is mij een raadsel. Ik noem de Schriftplaatsen nog maar weer even waar we deze onvoorwaardelijke belofte van God gedaan aan Abraham, Isaac en Jacob aantreffen: Genesis 12 vers 7, Genesis 15 vers 18, Genesis 17 vers 8, Genesis 26 verzen 2 tot en met 5, Genesis 28 vers 13, Genesis 35 vers 12. De scriba van de PKN merkt in hetzelfde artikel op dat we hier in het Nieuwe Testament eigenlijk niet veel over lezen en dat er in Romeinen 9-11, waar Paulus diep op het Joodse volk ingaat, ook met geen woord over het land wordt gerept.

Hermeneutisch filter

Nou en, is dan de eerste argeloze reactie van menig eenvoudige gelovige. Moet dat dan, als het Oude Testament hier zo duidelijk over spreekt? Ja, dat moet volgens de hermeneutische route die Plaisier en vele theologen met hem al eeuwen door de Bijbel nemen. Die route gaat aldus: alles wat we menen te lezen in het Oude Testament moet eerst door de filter van het Nieuwe Testament. Of anders gezegd: we moeten het Oude Testament altijd lezen door de lens van het Nieuwe. In deze lijn van denken is alles wat in het Oude Testament is voorzegd en beloofd in Christus vervuld.
Geheel in deze lijn wordt dan gesteld dat ook de landbelofte in Christus vervuld is. Dit lezen we wel nergens in het Nieuwe Testament, maar dat wordt dan in deze wijze van de Schrift lezen verondersteld. Christocentrisch Bijbellezen noemt men dat. En o wat klinkt dat gedegen en vroom.

Maar waar lees ik in het Nieuwe Testament dat het Oude Testament altijd door de lens van het Nieuwe gelezen moet worden? Nergens. Wel lezen we op diverse plaatsen in het Nieuwe Testament dat zaken die voorzegd waren in het Oude in vervulling zijn gegaan in het Nieuwe. En uiteraard vervult Jezus hierin een allesbepalende sleutelrol. In Hem zijn alle beloften ja en amen en zelf heeft Hij verklaard dat het de Schriften zijn die van hem getuigen. Maar nergens heeft Hij gezegd dat de Schriften uitsluitend van hém getuigen. Of zoals Kendall Soulen het ergens zegt in zijn boek The God of Israel and Christian Theology: “Alles hangt wel áf van Christus, maar niet alles gaat óver Christus.” En het is duidelijk dat niet alles wat is voorzegd en beloofd bij monde van de profeten in het Oude Testament reeds nú in Christus volledig in vervulling is gegaan. Er is nog een tegoed, het messiaans vrederijk is overduidelijk nog niet aangebroken, er wacht ons nog een tweede komst van Christus, het koninkrijk van God is reeds en nog niet et cetera.

Waar komt dat vandaan, dat eenzijdig filteren van het Oude Testament door de zeef van het Nieuwe? (En waarom zou het eigenlijk niet net zo goed andersom kunnen gedaan worden, het Nieuwe Testament lezen door de bril van het Oude? Zou een dergelijke exercitie niet voor wat meer theologisch evenwicht kunnen zorgen?) Vanwaar die voortdurende moeite om de talloze heilsbeloften die God bij monde van de profeten in het Oude Testament aan Israël heeft gedaan gewoon letterlijk te nemen zoals ze er staan? Waarom is die hermeneutische kunstgreep zo geliefd waarmee deze beloften van hun, overduidelijk aan Israël gebonden context, worden ontdaan? Om vervolgens nagenoeg exclusief voor de kerk te gelden?
Die vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden. Deze manier van Bijbellezen gaat terug op de vroege kerk die zichzelf als het nieuwe Israël, het geestelijk Israël, het ware Israël was gaan zien. Dit vervangingsdenken bracht de theologen van de vroege kerk ertoe om al de aan Israël gedane heilsbeloften nu op de kerk te te passen. In dat denken is geen plaats meer voor de vele concrete beloften die God bij monde van zijn profeten in het Oude Testament aan Israël heeft gedaan. Die beloften moeten dan ‘geestelijk’ worden geduid, ‘allegorisch’ verklaard en zo pasklaar gemaakt voor de kerk. In dat denken is al helemaal geen plaats voor een landbelofte aan Israël. Nee, ook die is in Christus reeds vervuld. Dat deze theologische traditie tot de dag van vandaag met haar mond vol tanden staat waar het het duiden van het wereldgebeuren en Gods weg met Israël betreft hoeft niemand te verwonderen. In het vervangingsdenken is immers in wezen geen eigenstandige plaats meer voor Gods weg met Israël. En zo kan het gebeuren dat een scriba van de PKN en vele theologen met hem geen verband meer kunnen en willen zien tussen de landbelofte, het Joodse volk en het herstel van de staat Israël. Dat je in het Oude Testament struikelt over de teksten waar de terugkeer naar het land voorzegd staat doet er blijkbaar niet toe. Die worden doorgaans doodleuk allemaal als reeds vervuld gezien in de terugkeer van een deel van het volk Israël na de ballingschap in Babylon.

Levensgevaarlijk

In het licht van 1800 jaar vervangingsdenken waar deze manier van Bijbellezen onmiskenbaar op terug te voeren is valt de scriba niet veel te verwijten. Dit is immers de manier waarop het overgrote deel van de theologen altijd hebben gedacht (gelukkige uitzonderingen onder de Engelse puriteinen en theologen behorend tot de Nadere Reformatie daargelaten). Maar wat de scriba, en de velen die hem in zijn knabbelen aan de geldigheid van de landbelofte volgen, wel valt te verwijten is dat ze van vijftig jaar postholocaust theologie nog steeds weinig lijken te hebben geleerd. Want kom me niet aan met het verhaal dat je afstand hebt genomen van het oude vervangingsdenken en onopgeefbaar verbonden bent met het volk Israël, en tegelijk datzelfde volk theologisch denkt te kunnen beroven van de landbelofte. Hiermee getuigt de scriba ervan dat hij nog maar bitter weinig begrepen heeft van het zelfverstaan van het Joodse volk. Immers, voor een orthodoxe of liberale Jood zijn volk en land altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden geweest. Geheel in lijn met de roeping van Abraham. God beloofde een groot volk uit zijn nageslacht én een land.

De Holocaust heeft het Jodendom intussen geleerd dat het leven zonder eigen land onder de volken letterlijk levensgevaarlijk is. Nagenoeg niemand nam het voor hen op toen zij met uitroeiing werden bedreigd. De volken zijn fundamenteel onbetrouwbaar gebleken toen voor het Jodendom in de jaren 40-45 de nood het hoogst was en het einde letterlijk nabij. Deze bloedstollende feiten hebben de Joden de conclusie doen trekken dat ze voortaan zelf voor hun eigen veiligheid zullen moeten zorgen. In een eigen land, met een eigen (sterk) leger.
Voor een gelovige Jood is de band met het land altijd een heel sterke geweest. Ruim 1800 jaar baden de Joden dagelijks voor hun terugkeer naar Sion. De band met het land ligt dieper verankerd in de Joodse ziel dan wij heidenen ooit zullen kunnen beseffen. “Indien ik u vergete, o Jeruzalem,zo vergete mij mijn rechterhand” (Psalm 137 vers 5). Maar sinds de Holocaust is daar nog een dimensie bij gekomen. Het land, de staat Israël is voor veel Joden niet alleen als een opstaan uit de doden geweest na de Shoah, het is tevens de plek waar de Jood vastbesloten is nooit meer een tweede Shoah toe te laten. De plek waar de Jood zich voor het eerst sinds 1900 jaar weer zelf kan verdedigen.

Is de staat Israël inderdaad een veilige plek voor de Jood? Ja en nee. Ja, hij kan zich daar verdedigen en dat lukt nu al bijna 65 jaar, zij het met de grootst mogelijke inspanning. Nee, hij wordt van alle kanten in steeds toenemende mate ernstig bedreigd. Terwijl ik dit artikel schrijf lees ik berichten dat Iran momenteel nog dichter bij het produceren van meerdere kernbommen is dan tot voor kort werd aangenomen. Nog nooit eerder stonden er in Libanon zoveel geavanceerde raketten van Hezbollah op Israël gericht als op dit moment. In Egypte is de Moslim Broederschap aan de macht gekomen en het is slechts wachten op het moment dat dit nieuwe bewind het vredesverdrag met Israël opzegt. Israël is nog nooit eerder zo bedreigd geweest sinds haar ontstaan in 1948.

Bevrijdingstheologie

Hoe komt onze scriba er dan bij om juist nu kanttekeningen te gaan plaatsen bij de landbelofte? Wat bezielt mensen als hij? Bij navraag zal hij ongetwijfeld zeggen dat hij het bestaansrecht van Israël als Joodse staat erkent en de Joden daar vrede en veiligheid toewenst.
Maar waarom dan toch die merkwaardige reserve ten opzichte van de landbelofte? Ik bespeur ten minste drie redenen. Ten eerste past die reserve helemaal bij het oude vervangingsdenken waarin alles in Christus reeds is vervuld, de kerk geestelijk superieur is aan het Joodse volk en de heilsbeloften uit het Oude Testament niet alleen in Christus zijn vervuld maar tevens nu voor de kerk gelden. In dat denken heeft een blijvende geldigheid van de landbelofte voor Israël nooit gepast.
Ten tweede sluit die reserve naadloos aan bij de onwil van heel veel theologen in de grote gevestigde kerken om de profetieën in het Oude Testament letterlijk te lezen. Dus ook de landbelofte. Het letterlijk op Israël toepassen van de aan Israël gerichte heilsprofetieën in het Oude Testament geldt in kringen van de Wereldraad van Kerken al decennia lang als ketterij.
En ten derde, die reserve past helemaal bij de door Sabeel voorgestane Palestijnse bevrijdingstheologie. Via Kerk in Actie heeft Sabeel nu sinds een aantal jaren een stevige voet tussen de deur bij de PKN. En die invloed doet zich steeds meer gelden, is de indruk van velen. Niet dat het grondvlak van de kerken daarom vraagt. Menig kerklid binnen de PKN draagt de staat Israël nog steeds een warm hart toe. Maar het is met name via de top van de kerkelijke piramide dat dit denken binnendringt en zich nestelt. En geleidelijk aan wordt het grondvlak met de nieuwe visies bewerkt. Dezelfde strategie wordt gevolgd in meer kerkverbanden. Het betreft bijna altijd de zogenaamd ’traditionele’ kerken. In de Verenigde Staten gebeurt iets soortgelijks bij o.a. de Presbyterianen en de United Methodists. In Engeland zien we hetzelfde gebeuren binnen de Anglicaanse kerk. Dit zijn tevens de kerken die in hoog tempo jaarlijks duizenden leden verliezen. Dit in tegenstelling tot veel evangelicale kerken in de V.S. die de staat Israël vaak een warm hart toedragen, veel minder reserve hebben ten opzichte van de landbelofte en oudtestamentische profetie niet ontkrachten door die te vergeestelijken. Dit type kerken blijven numeriek vaak veel meer op sterkte.

Sabeel in context

De opmars van Sabeel en de door haar voorgestane bevrijdingstheologie in diverse westerse kerken komt niet uit de lucht vallen. Ze kan niet worden los gezien van de koers van de Wereldraad van Kerken die al decennia lang gecharmeerd is van bevrijdingstheologie. Een Wereldraad die tevens uiterst kritisch staat ten opzichte van de staat Israël. Weinigen op het grondvlak van de PKN weten van de achtergronden van Sabeel en de Middle East Council of Churches (MECC) waar Sabeel mee verbonden is. Praktisch alle kerken in het Midden Oosten zijn aangesloten bij de MECC. De MECC maakt reeds enkele decennia deel uit van de Wereldraad van Kerken. De organisatie geldt binnen de Wereldraad als dé spreekbuis van de christenen in het Midden-Oosten waar ook Israël en de Palestijnse gebieden onder vallen. Binnen de kerken van de MECC is het oude vervangingsdenken nog steeds springlevend.
In de met de MECC gelieerde kerken in Israël en de Palestijnse gebieden is dit denken zelfs zo sterk dat het Oude Testament er nauwelijks gelezen wordt en dat psalmteksten waarin de God van Israël wordt verhoogd uit liturgieboeken zijn verwijderd. Een bijzondere band tussen God en Israël als zijn uitverkoren volk wordt in deze kerken in alle toonaarden ontkend. Elke suggestie dat de Schrift nog beloften bevat voor het huidige Israël is voor hen onaanvaardbaar. En dat geldt helemaal voor de landbelofte. Christenen die de landbelofte nog wel van toepassing achten op het Joodse volk worden door kerkleiders uit de kringen van de MECC als ketters gezien.
De banden tussen de Wereldraad van Kerken, de MECC en de plaats van Sabeel in dit alles wordt grondig uit de doeken gedaan in het zeer informatieve in 2001 verschenen boek van Paul Charles Merkley, Christian Attitudes Towards the State of Israel. Voor een ieder die hierover meer wil weten is dit grondig gedocumenteerde boek een goudmijn.

Concluderend kan ik de opmerkingen van Arjan Plaisier waarin hij afstand neemt van de blijvende geldigheid van de landbelofte niet anders zien dan een stap terugwaarts richting het oude vervangingsdenken. Dat binnen de PKN oog is voor en zorg over het lot van de christelijke Palestijnen, wie zal daar bezwaar tegen kunnen hebben? Maar dat diezelfde PKN zich steeds meer lijkt te gaan conformeren aan het onder de christelijke Palestijnen nog steeds springlevende vervangingsdenken, dat is in het licht van vijftig jaar post-holocaust theologie een uiterst kwalijke zaak. Ik vrees dat het niet valt los te zien van het gegeven dat aan de Nederlandse theologische faculteiten de aandacht voor de relatie Jodendom-Christendom en het hele veld van post-holocaust theologie sinds de jaren negentig van de vorige eeuw steeds verder is afgenomen.
De theologische winst die in de jaren ’70 en ’80 nog gemaakt werd onder de bezielende leiding van theologen als Sam Gerssen, M. van Campen en Hans Jansen in Nederland en Friedrich-Wilhelm Marquardt in Duitsland, om er maar een paar te noemen, lijkt steeds meer te verdampen.
De kerk lijkt nu de prijs te gaan betalen voor haar gebrek aan bereidheid om de fundamentele, uiterst urgente en zeer lastige vragen die de Holocaust en de stichting van de staat Israël aan de klassieke christelijke theologie hebben gesteld, werkelijk tot op het bot te willen doordenken. De prijs daarvoor is dat ze onvermijdelijk terugvalt in het oude denken. Daar kan na de Holocaust onmogelijk nog zegen op rusten. Het afstand nemen van de landbelofte voor het volk Israël maakt ontegenzeggelijk deel uit van deze terugtrekkende beweging op de oude stellingen.

DIT ARTIKEL VERSCHEEN IN 2012 IN HET DECEMBER NUMMER VAN ‘ISRAËL EN DE KERK’ , EEN THEOLOGISCHE UITGAVE VAN CHRISTENEN VOOR ISRAËL.

Een abonnement op ‘Israël en de Kerk’ is gratis.
Zie voor verdere informatie www.christenenvoorisrael.nl