Lezing gehouden op de themadag van de George Whitefield stichting, 19 april 2008, Poortkerk, Veenendaal
Door J. Bol
Om maar met de deur in huis te vallen: een tamelijke onbekende in Nederland, een zeer bekend theoloog, filosoof, zendeling, bijbelleraar en opwekkingsprediker in de Verenigde Staten en de bredere Engelstalige wereld. Geef een zoekopdracht op Google en je krijgt 1.480.000 hits ! Toegegeven: een aantal van de hits betreft de atleet Jonathan Edwards die het wereldrecord hink stap springen op zijn naam heeft staan: 18,29 meter in 1995 in Goteburg. En dan hebben we nog de zanger Jonathan Edwards die ook een aantal van de 1.480.000 hits op het internet voor zijn rekening neemt. Maar het merendeel van de 1.480.000, ik schat zo’n ruim 1.200.000 betreffen toch de Jonathan Edwards over wie we het vandaag gaan hebben. Dat is een fenomenaal aantal voor iemand die vandaag op een kleine maand na precies 250 jaar geleden is overleden.
Naast de vele hits op het internet is daar ook de nog steeds toenemende stroom aan publicaties. Vooral sinds de jaren vijftig van de afgelopen eeuw verschijnen er steeds meer boeken en artikelen over de man die door velen wordt gezien als de belangrijkste en grootste theoloog en filosoof die Amerika heeft voortgebracht. Natuurlijk heeft het initiatief van de Amerikaanse historicus Perry Miller in belangrijke mate bijgedragen aan die nog steeds groeiende stroom van publicaties. Het was Perry Miller die in1953 het grootse plan lanceerde om al de werken van Edwards op wetenschappelijk verantwoorde wijze uit te gaan geven, inclusief de vele nog nooit eerder gepubliceerde handgeschreven manuscripten. Ruim veertig jaar is er door een team van wetenschappers gewerkt aan deze complete uitgave van The Works of Jonathan Edwards. Het 26e en laatste deel verschijnt binnenkort. De 26 lijvige delen bevatten de helft van alles dat Edwards heeft geschreven. De andere helft komt online beschikbaar. Om dit allemaal verder te realiseren is in 2003 aan Yale University het Jonathan Edwards Center opgericht. De Nederlander Dr. Adriaan Neele maakt sinds vorig deel uit van de directie van dit Edwards Center.
Jonathan Edwards werd geboren op 5 oktober 1703 in East Windsor, een plaatsje in het huidige Connecticut, niet zo ver van New York. Hij stierf op 54 jarige leeftijd in 1758. Tot rond 1860 was zijn invloed op de kerk in de V.S. enorm groot.. Na 1860 nam dat sterk af totdat in de jaren vijftig de belangstelling en waardering voor Edwards weer sterk begon toe te nemen. Om wat dichter bij huis te blijven,Martyn Lloyd-Jones, John Piper, J.I. Packer en Richard Lovelace, alle vier zijn ze in zeer sterke mate beïnvloed door het rijke theologische denken van Jonathan Edwards. Edwards is ook de verbindende schakel geweest tussen het puritanisme uit de 17e eeuw en de grote opwekkingsbewegingen van de 18e en 19e eeuw. In Amerika wordt hij alom gezien als de belangrijkste ‘grondlegger’ van de na hem ontstane evangelicale beweging. Edwards was tegelijk predikant, zendeling en theoloog en een tijdgenoot van de opwekkingsprediker George Whitefield. Hij speelde een sleutelrol in de Great Awakening, de grote opwekking in de jaren 1740-1742. Om die reden en vanwege de diverse klassiekers die hij schreef over het werk van de Heilige Geest in tijden van opwekking, wordt hij ook wel de ’theoloog van de opwekking’ genoemd.
In 2003 kwamen 300 jaar na Edwards geboortedag in Minneapolis 2500 mensen bijeen in de kerk van de bekende baptisten predikant John Piper bijeen voor een grote conferentie om de geboortedag van Jonathan Edwards 300 jaar eerder te gedenken. Sprekers waren naast John Piper zelf o.a. de bekende J.I. Packer en Iain Murray. De conferentie droeg de naam “A God entranced vision of all things: the unrivalled legacy of Jonathan Edwards”. Een aantal van de toen gehouden lezingen zijn in boekvorm verschenen onder dezelfde titel. Vertaald: ‘Een door God in verrukking gebrachte visie op alle dingen: de ongeevenaarde nalatenschap van Jonathan Edwards’. John Piper was met zijn baptistengemeente gastheer voor deze massale Edwards conferentie. Het is dezelfde Piper die als geen ander de radicaal op God en zijn glorie gerichte theologie van Edwards opnieuw voor onze tijd heeft weten te verwoorden. Christian hedonism, zo noemt Piper zijn radicaal op God gerichte theologie die hij voor een zeer groot deel aan Edwards ontleent. ‘God is most glorified in us when we are most satisfied in Him”. En dat doet dan weer sterk denken aan eerste vraag en antwoord uit de Westminster Cathechism: “What is the chief end of man? To glorify God and to enjoy Him forever”. “Wat is het hoofddoel van de mens? God verheerlijken en je voor eeuwig in Hem verheugen”. Natuurlijk was Edwards als puritein zeer vertrouwd met deze puriteinse Westminster Catechism. Daar werd bijna dagelijks mee gewerkt in hun kerken.
Het moge intussen wel duidelijk zijn dat Jonathan Edwards in de Engelstalige wereld en met name in de Verenigde Staten een enorme belangstelling geniet. Deze belangstelling staat in nogal in contrast met de situatie hier in Nederland. Op enkele gunstige uitzonderingen als Dr. Wim van Vlastuin en Dr. Henk Bakker na is de belangstelling voor Edwards onder Nederlandse theologen praktisch nul. Dit gebrek aan belangstelling voor deze theologische reus mag gerust raadselachtig genoemd worden. Veel Nederlandse theologen eten traditiegetrouw nog steeds eenzijdig uit de ruif van de Duitse en natuurlijk de vaderlandse theologie en laten de Engelse evangelicale theologie al jaren grotendeels onaangeroerd. Dit eenzijdige menu zou wel eens mede debet kunnen zijn aan de vaak wat verstarde en enigszins dorre stand van zaken in veel Nederlandse kerken. Onbekend maakt onbemind. Het is hoog tijd dat hierin verandering komt en dat degelijke Engelstalige evangelicale theologie eindelijk eens op waarde geschat gaat worden in ons land. Dit lijkt me een nobel project voor de huidige generatie theologiestudenten, de docenten van morgen. Hier is mijns inziens nog een wereld te winnen. Want juist de degelijke variant van de Angelsaksische evangelicale theologie wordt vaak gekenmerkt door een weldadige combinatie van gedegen bijbelgetrouwe theologiebeoefening en fraaie tonen van een doorleefd persoonlijk geloof. In die kenmerken proef je nog de erfenis van puriteinse godgeleerden zoals Edwards.
Ik heb u beloofd wat te vertellen over het leven van Edwards. Maar voordat ik daarmee kan beginnen zult u toch eerst iets moeten weten over de tijd waarin Edwards opgroeide, leefde en werkte. En over de familie waarin hij geboren werd.
Zoals gezegd werd Jonathan Edwards geboren op 5 oktober 1703 in East Windsor, Connecticut. Connecticut maakte deel uit van de grotere Engelse kolonie die New England werd genoemd. New England was de nog niet eens 100 jaar oude Engelse kolonie in het Noord-Oosten van wat nu de Verenigde Staten zijn. De jonge Jonathan was dus geen Amerikaan, dat land bestond nog helemaal niet. Nee, hij was een Engelsman, een onderdaan van de Engelse koning die in het verre Londen zijn residentie had. Willen we een reel beeld van Edwards krijgen, dan moeten we dit goed voor ogen houden: hij was een Engelsman, zoals uw grootouders die voor de twee wereldoorlog mogelijk in Nederlands Indie woonden Nederlanders waren en geen Indonesiers.
Tachtig jaar eerder hadden de eerste puriteinse kolonisten met de Mayflower voet aan land gezet op Indiaans grondgebied, de Engelse kolonie was dus nog piepjong. Ook het huidige New York maakte er deel van uit. New York, dat in 1650 nog in Nederlandse handen was. Het heette toen nog Nieuw Amsterdam, maar de Nederlanders waren zo snugger om Nieuw Amsterdam bij het Verdrag van Breda met de Engelsen te ruilen tegen Suriname. De Engelsen kregen Nieuw Amsterdam en de Nederlanders de Engelse kolonie Suriname. U mag zelf zeggen of dit achteraf een slimme ruil is gebleken…
Er waren in deze tijd dertien Engelse kolonien in Amerika. In New England waren dat Massachusetts, Connecticut, Pennsylvania, New York en New Jersey. Het voortbestaan van deze Engelse koloniën was verre van zeker en hing bij tijd en wijle aan een zijden draadje. Herhaaldelijk waren er spanningen en militaire conflicten met de katholieke Fransen die zich ten noorden van New England in wat nu Canada is hadden gevestigd en met de Indianen die natuurlijk de oorspronkelijke bewoners van het gebied waren. Voor haar voortbestaan en veiligheid waren de Engelse kolonisten grotendeels aangewezen op soldaten van het Engelse leger. De Fransen bleken meesters in het opzetten van de Indianen tegen de Engelsen. En helaas moet gezegd worden dat de Indianen ook goede redenen hadden om zich tegen de Engelsen te verzetten. Want al in Edwards’ tijd waren veel Engelsen al druk bezig de Indianen met list en bedrog hun land zo goedkoop mogelijk afhandig te maken. Edwards zou zich later scherp tegen deze praktijken uitspreken. Sommige Indianen stammen waren vijandig, andere waren op de hand van de Engelsen. Een aantal Indianen waren ook christen geworden en mondjesmaat werd er zending onder hen bedreven. In de tijd van Edwards woonden bevriende Indianen ook gewoon nog tussen de Engelsen in hun steden en dorpen. Het was een spannende een avontuurlijke tijd, het voorportaal van het latere Wilde Westen. Het waren dus allerminst rustige en politiek zorgeloze tijden waarin Jonathan Edwards opgroeide. Er woonden intussen wel al enige tienduizenden kolonisten in New England en het gebied was al behoorlijk welvarend. Kerk en staat waren, anders dan in de later Verenigde Staten nog nauw met elkaar verbonden. New England was in Edwards’ tijd een door en door puriteinse kolonie. Het was het grote ideaal geweest van de eerste generaties puriteinse kolonisten om werkelijk het hele leven, het persoonlijke en gezinsleven maar zoveel als maar mogelijk ook het maatschappelijke, economische, politieke zeer nauwgezet naar de in Bijbel geopenbaarde wil van God in te richten. Voorwaar een zeer hoog ideaal waar men zeker in de begintijd alles voor over had. Onze SGP zit nog op die lijn met haar theocratische ideaal. Predikanten stonden in puriteins New England in hoog aanzien. Het was ook echt nog een standenmaatschappij die enerzijds nog heel wat middeleeuwse trekjes vertoonde maar zich anderzijds onder invloed van de juist toen opkomende Verlichting ook richting moderne tijd begon te ontwikkelen. Tegelijk kun je zeggen dat het New England van Edwards’ tijd veel meer gemeen had met het puriteinse New England van 100 jaar eerder dan met het negentiende eeuwse moderne Amerika van de 19e eeuw.
Het was vergeleken met onze moderne tijd vol comfort en voorzieningen ook een harde tijd. Ziektes als de pokken en tuberculose eisten vaak jonge slachtoffers. Men was zich goed bewust dat wie de ene zondag nog gezond in de kerk zit de volgende zondag overleden en begraven kan zijn. Er moest ook keihard gewerkt worden, veel lichamelijk zware arbeid ook. Praktisch ieder welgesteld gezin had een of meer negerslaven die een belangrijk deel van het vele huishoudelijk werk voor hun rekening namen. Overigens werden deze slaven door de Engelse puriteinen doorgaans goed behandeld en maakten ze vaak min of meer deel uit van de familie en de kerkelijke gemeenschap. Toch blijft het natuurlijk iets waar wij nu heel vreemd tegenaan kijken. Ja, zo anders was die tijd toch echt! De Verlichting is zojuist al even genoemd. Die begon juist in Edwards’ tijd haar sporen te trekken, eerst in Engeland en Frankrijk maar al gauw ook hier aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. De rede, het verstand kwam steeds meer op een voetstuk te staan. Nieuwlichters stonden op die leerden dat je alleen hoeft te geloven wat je ook kunt begrijpen. Dit denken was uiteraard een bedreiging voor het orthodoxe christelijk geloof dat leert dat de Bijbel haar gezag ontleent aan het feit dat het het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord van God is. Kortom: in dit nieuwe denken kwam de mens met zijn rede centraal te staan, in plaats van God en zijn Woord. Eenmaal volwassen en predikant zou Edwards op magistrale wijze de strijd aanbinden met dit nieuwe denken. Tot slot moet in deze inleiding vermeld worden dat in Edwards’ jeugd het puriteinse ideaal ook steeds meer onder druk kwam te staan van toenemend materialisme. Dat werd deels ook veroorzaakt door een toestroom van vooral Engelse maar ook veel Hollandse economische gelukzoekers die meestal geen boodschap hadden aan hoge puriteinse idealen. Er was namelijk veel, heel veel, geld te verdienen in de jonge kolonie. Indianen waren tamelijk gemakkelijk te bedriegen en veel Indiaans land kwam zo voor een prikkie in Engelse en Hollandse handen. Het moge duidelijk zijn dat dit alles een gruwel was voor serieuze christenen als de familie van Edwards. Zo hebben we wat spanningsvelden in beeld waarmee Edwards en zijn puriteinse tijdgenoten te maken hadden.
Ik noem ze nog even heel kort: politieke spanningen en oorlogen met de Fransen en de Indianen, gevaarlijke ziekten, het opkomende mensgerichte bijbelkritische denken en het opkomende materialisme.
Jonathan werd geboren in het gezin van Timothy Edwards en Esther Edwards-Stoddard. Vader Timothy was van 1694 tot 1758 predikant in het stadje East Windsor. Hij was een van de meest invloedrijke predikanten in de omgeving en genoot een groot gezag. Het was een krachtige persoonlijkheid, een man met sterke principes en met een groot verlangen naar werkelijke opwekking in zijn kerk. Die opwekkingen zijn er dan ook geweest. Edwards’ moeder Esther was een dochter van de bekende Solomon Stoddard die predikant was van het wat verderop gelegen stadje Northampton. Solomon Stoddard genoot een enorm groot gezag als predikant in de kerken in West Massachusetts. Jonathan wieg staat in een de meest invloedrijke families van New England. We moeten beseffen dat het New England van 1700 meer gemeen had met de middeleeuwse cultuur dan met de moderne 19e eeuw honderd jaar later. De maatschappij was nog een echte standenmaatschappij en de Edwards behoorden tot de maatschappelijke toplaag, de aristocratie. Die start had hij dus wel mee. Tot aan zijn dood in 1729 was grootvader Solomon Stoddard maar liefst 55 jaar predikant te Northampton. Jonathan zou zijn grootvader later als predikant te Northampton opvolgen. Onder Stoddards bediening vonden er een aantal opwekkingen plaats, die men ‘harvests’ noemde. Moeder Esther was theologisch zeer goed onderlegd en een vrouw met een intens persoonlijk geloofsleven. Zij zou een minstens zo grote invloed hebben op de jonge Jonathan als vader Timothy. Jonathan groeide als enige jongen op in een gezin met tien zussen, vier boven hem, zes onder hem. Al de kinderen waren lang van gestalte. In East Windsor ging het gezegde rond dat dominee Edwards 18 meter dochters had… Het was een warm gezin waar studie en een intens persoonlijk geloofsleven hand in hand gingen. Vader Timothy had een middelbare school aan huis waar jongens werden klaargestoomd voor de jonge universiteit Connecticut Collegiate School, een paar jaar later Yale College, nu nog steeds gevestigd in New Haven. Jonathan kreeg thuis naast de gebruikelijke vakken ook onderricht in gereformeerde theologie, Grieks en Latijn. Als Edwards in 1712 op achtjarige leeftijd een opwekking meemaakt in de kerk van zijn vader ervaart hij intense religieuze gevoelens. Samen met vriendjes bouwt hij op geheime plekken gebedshutten in de moerassen in de omgeving. Een spannende bezigheid voor een achtjarige. De opwekking ging voorbij en zo ook de intense religieuze beleving van de jonge Jonathan. Later zou hij hierover zeggen dat dit slechts menselijke emoties waren geweest, geen door de Heilige Geest bewerkte ervaringen. Edwards maakte altijd een scherp onderscheid tussen beide. Tijdens de grote opwekkingen zag hij hoe menselijke emoties vaak werden verward met een echt werk van de Heilige Geest. In zijn beroemde Religious Affections zou hij later op onovertroffen wijze beide weten te onderscheiden. Voor meer daarover verwijs ik u graag naar mijn lezing van november 2007.
Op 12 jarige leeftijd is Jonathan klaar om met zijn studie aan prille universiteit te beginnen. Eerst nog in het nabije plaatsje Wethersfield, later in New Haven zelf. Hij maakt intensief kennis met de nieuwste filosofen van die tijd: John Locke, John Newton en David Hume. Filosofie en logica behoorden tot de hoofdvakken. Later zou Edwards in staat blijken het nieuwe empirische wetenschappelijke denken van deze twee grote filosofen op fascinerende en vernieuwende wijze te integreren in de puriteinse gereformeerde theologie. Vanmiddag zal Maarten Klaassen daar naar ik vermoed wel het een en ander van uit de doeken doen. Edwards haalt als beste student van zijn klas zijn bachelor in 1720 op 16 jarige leeftijd. Een belangrijke mijlpaal maar niet de belangrijkste voor Edwards. Hij maakt in deze tienerjaren een intense geestelijke strijd door. Hij weet zich nog niet werkelijk bekeerd en kent ook grote schommelingen in zijn stemmingen, hoge toppen, diepe dalen. Alles bij elkaar niet zo heel bijzonder voor een tiener uit een degelijke christelijke familie. Wel bijzonder was wellicht de aard van de geloofsvragen waar hij mee worstelde. Hij had enorm veel moeite met het leerstuk van de soevereiniteit van God. Dat God volkomen soeverein alles bepaalt in de totaliteit van zijn schepping en dichterbij: in het leven van ieder mens op aarde. En direct hieraan vast zat natuurlijk het gereformeerde leerstuk van de uitverkiezing. Hij verzette zich lang tegen dit leerstuk, kon het verstandelijk onmogelijk aanvaarden en vond het onrechtvaardig dat God alles bepaalt en tegelijk de mens verantwoordelijk houdt voor zijn daden. Een jaar eerder was hij zeer ernstig ziek geweest, tuberculose en had op het randje van de dood gelegen. Dat had hem een first hand experience gegeven in de angst om onbekeerd te moeten sterven. De jonge Edwards worstelde maanden met Gods absolute soevereiniteit en kon die niet aanvaarden totdat hij in 1721, hij is dan 17 jaar, zonder dat voor hem duidelijk was hoe, hij een op een gegeven moment als het ware overweldigd wordt door de bijbelwoorden van 1 Timotheus 1 vers 17: “De koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. ” Dit bijbelvers kwam met bijzondere kracht en intensiteit tot hem en dit had tot gevolg dat heel zijn worsteling met de totale soevereiniteit van God definitief tot een einde kwam. Die worsteling is ook nooit meer teruggekomen. Integendeel: het leerstuk van de volkomen soevereiniteit van God zou heel zijn loopbaan als predikant en theoloog in het centrum van al zijn denken staan. John Piper gaat met zijn boeken in deze ook helemaal in het voetspoor van Edwards. Later zou Edwards altijd naar deze periode wijzen als het moment van zijn bekering en wedergeboorte. Alle dingen vielen voor hem als het ware op hun plek. De maanden hierna kende hij veel momenten van diepe vrede en intense vreugde in God. Zo schrijft hij wat hem overkomt na een gesprek van hart tot hart met zijn vader kort na zijn bekering. Hij vertelt dat hij het huis uitliep, de velden in de omgeving in en hoe hij dan mede door de pracht van de natuur onder de indruk raakt van de grootheid van God. “Toen ik daar liep en naar boven keek naar de lucht en de wolken , kreeg ik een lieflijk en intens besef van de glorieuze majesteit en genade van God, zo bijzonder dat ik het niet in woorden kan uitdrukken. Het leek erop dat ik beide tegelijk op een lieflijke wijze zag samen gaan: majesteit en zachtmoedigheid samengevoegd; het was een zoete, zachtaardige en heilige majesteit; en ook een majestueuze zachtmoedigheid; een ontzagwekkende lieflijkheid; een verheven grootse en heilige zachtmoedigheid”. De ervaring ging zo diep en was zo bijzonder dat woorden over elkaar heen buitelen terwijl hij probeert deze ervaring in woorden uit te drukken. In diezelfde gelukkige maanden schrijft hij ook het volgende: “Vanaf die tijd had ik heel nieuwe gedachten over Christus, zijn werk van verlossing en de glorierijke wijze waarop hij mensen redt. Regelmatig kwam een innerlijke zoet besef van deze dingen in mijn hart. En mijn denken werd in grote mate in beslag genomen door lezen en nadenken over Christus, over de schoonheid en de voortreffelijkheid van zijn persoon en de lieflijke weg van verlossing door soevereine genade in Hem. (….) In die tijd is Hooglied een van Edwards’ favoriete bijbelboeken. Over Hooglied 2 vers 1 ‘Ik ben een roos van Saron, een lelie der dalen’ schrijft Edwards in die tijd: “De woorden schenen mij op zoete wijze de lieflijkheid en schoonheid van Jezus Christus weer te geven”. (…) Het besef en gevoel dat ik had van de dingen van God vlamde regelmatig als het ware plotseling in me op, een zoet heerlijk branden in mijn hart; een vurigheid in mijn ziel die ik niet in woorden uit kan drukken”. Dit is Edwards ten voeten uit. Dit diep onder de indruk zijn van tegelijk de soevereiniteit en majesteit, en de lieflijkheid van God. Deze bijzondere diepe intense indrukken van de lieflijkheid, de schoonheid, de soevereiniteit en de majesteit van God zouden regelmatig in zijn leven terugkomen. Niet voortdurend, en niet altijd met dezelfde intensiteit maar het bleven wel altijd de grondtonen van zijn geestelijk leven. De woorden ‘zoet besef’, lieflijkheid en schoonheid in verband met God, Christus en het Evangelie duiken zo regelmatig op in preken en boeken van Edwards dat je je soms afvraagt waarom hij nooit als mysticus wordt gezien. De reden is ongetwijfeld dat gevoel en geloofsbeleving bij hem in heel grote mate in balans waren met verstand en theologiebeoefening. Deze balans maakt de puriteinen tot de dag van vandaag tot zo’n goudmijn voor wie verlangt naar een bijbelse gezonde combinatie van God kennen en ervaren. En met name de heel groten onder hen hebben als weinig andere gehoor gegeven aan het grote gebod God lief te hebben met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand. De eerste twee wil nog wel redelijk lukken bij een aantal christenen in onze tijd, wat het derde punt betreft, God liefhebben met heel je verstand, schieten we tegenwoordig bijna allemaal schromelijk te kort. We leven in de tijd dat gevoel en ervaring op veel plaatsen nummer een staan. In de samenleving, en ook steeds meer in de kerk. En als we als kerk op die weg doorgaan zal ons dat nog bijzonder lelijk gaan opbreken. Ik zie hier grote gevaren. Op dit punt laten de puriteinen ons ver achter zich: zij slaagden er in vaak moeilijke omstandigheden in zeer hoge mate in om verstand en gevoel, denken en beleving prachtig in balans naast elkaar te laten functioneren. Zij investeerden intensief in beide, in bidden en in denken, in de persoonlijke innige wandel met God en in het bestuderen van de Schrift en de gelovige beoefening van theologie. Beiden zijn keihard nodig: een authentiek doorleefd persoonlijk geloof, een (bij tijd en wijle) intense persoonlijk beleving van Gods liefde en genade en grondige kennis van Gods Woord. Je moet als christen geloven wat je weet en weten wat je gelooft. Zeker ook in deze steeds meer bedreigende steeds meer onzekere tijden waar we nu in leven.
Wat is dit voor een jongen, 17 jaar oud, geboren in een van de meest invloedrijke families in New England? Wie is deze briljant student met reeds een belangrijk deel van zijn universitaire studie achter de rug en nu na een hevige worsteling met de absolute soevereiniteit van God ook een intense bekeringservaring achter de rug ? Een paar dingen: een jongeman die zich bewust was van de zeer rijke geestelijke erfenis van de Reformatie en puritanisme die hij thuis met de paplepel naar binnen had gekregen. Een jongen die ook al jong scherp in de gaten had dat moderne filosofen uit zijn tijd druk bezig waren de poten onder de stoel van deze gereformeerde erfenis door te zagen. Mannen als Descartes, John Toland en Hobbes, pioniers van de hogere schriftkritiek. Mannen die begonnen waar Kuitert nu is geëindigd. Edwards zag scherp de gevaren hiervan en was vastbesloten deze nieuwlichters in zijn latere loopbaan definitief en onweerlegbaar van repliek te dienen. En gezegd moet worden dat hij daar in grote mate in is geslaagd. Boeken als Freedom of the Will en Original Sin lieten weinig heel van de bedenksels van deze nieuwlichters en zouden ruim honderd jaar een zeer grote invloed hebben op Amerikaanse theologen filosofen na Edwards. Dat is een van de redenen dat hij tot de dag van vandaag zo intensief bestudeerd wordt, zijn enorme denkkracht. Het wordt nogal eens over het hoofd gezien, maar Edwards was een wetenschapper die zich kon meten met de belangrijkste wetenschappers van zijn tijd.
Wat is dit voor een jongeman? Een jongen die al weet dat hij maar een levensroeping heeft: predikant worden, in de voetsporen van zijn vader en grootvader. Een ambitieuze jongen ook. Hij wil niet maar gewoon predikant worden, hij wil een uitmuntend predikant worden en er keihard voor werken. Dat heeft hij dan ook gedaan, tot hij er, mede door zijn altijd wat zwakke gezondheid bij neerviel soms. Maar ook een jongen met een trots karakter. Daar was hij zich overigens wel goed van bewust, en altijd was hij waakzaam niet aan die trots toe te geven en er tegen te strijden, die hij als een ernstige zonde zag. Een jongen die zich ook al heel vroeg in zijn leven voornam om uiterst gedisciplineerd te leven. Hij was zich scherp bewust dat er zonder straffe discipline geen grote dingen voor God bereikt kunnen worden. En gedisciplineerd leven zou hij doen, heel zijn leven lang. Hij leefde zeer planmatig, maakte heel bewust tijd voor alle in zijn ogen belangrijke wezenlijke zaken en was ook in staat om zijn werkzaamheden heel goed te plannen. Als iets dan en dan af moest zijn was dat ook zo. Nummer een stond voor hem heel zijn leven lang het bestuderen van de Bijbel zelf en het gebed. Daarnaast las hij natuurlijk de belangrijke theologen maar ook breed allerlei andere nieuwe wetenschappelijke en filosofische boeken. Hij schreef in deze periode als 17 jarige al wetenschappelijke verhandelingen over o.a. het natuurverschijnselen als de regenboog en het licht, over atomen en nog wat andere filosofische en wetenschappelijke verhandelingen. Wat is dit voor een jongen: kort samengevat een briljant en diep gelovig jong mens met een grote ambitie om God en zijn kerk te dienen met alles dat in hem is. Edwards heeft het eerste en grote gebod altijd uiterst serieus genomen.
Hoe ging het verder ?
Een jaar later rond hij een volgende fase van zijn studie aan Yale af. Hij is nu bijna 19 jaar. Een kleine Engelse gemeente in New York vraagt hem hun predikant te worden. Edwards aanvaardt het beroep. Het wordt een heel gelukkige tijd. Hij is dan op kamers bij een familie Smith met wie hij het heel goed vinden kan en heel persoonlijk over het geloof kan spreken. De kleine gemeente laat hem genoeg tijd over om de laatste fase van zijn studie af te ronden voor zijn master of divinity. Het jaar daarop eindigt zijn predikantschap in New York en rondt hij zijn studie in New Haven in de zomer van 1723 met goed gevolg af. Maar New Haven is dan intussen meer voor hem dan de plek waar hij met zoveel zegen heeft kunnen studeren. In New Haven woont de familie Pierpont en die hebben een dochter die Sara heet. Sara is dochter van een predikant en nog maar dertien. De ruim zes jaar oudere Jonathan is weg van haar. Dat zou niet meer overgaan. In november aanvaardt Edwards met lichte tegenzin een beroep in het dorpje Bolton. Een half jaar later wordt hij gevraagd tutor te worden aan Yale waar hijzelf zojuist was afgestudeerd. Een tutor was een docent die tevens tot taak had studenten ook persoonlijk te begeleiden. Het zouden twee zware jaren worden, ook al was hij dicht in de buurt van zijn geliefde Sara. Ieder zondag zaten ze zo ie zo in dezelfde kerk in New Haven. Yale verkeerde in deze periode in een stevige crisis. De president, we zouden nu zeggen rector magnificus was afgezet omdat hij er Anglicaanse opvattingen op na bleek te houden, en dat was onacceptabel op het puriteinse Yale. Het college was dus zonder leiding en het was aan de 21 jarige Edwards om samen met een andere tutor de orde te handhaven en te zorgen voor de voortgang van het onderwijs aan zo’n 45 tieners. Het was loodzwaar en een jaar later stortte Edwards lichamelijk helemaal in. Hij bleek ernstig ziek en moest zo’n vier maanden door zijn moeder en zusters verpleegd worden. In het voorjaar van 1726 pakt hij de draad aan Yale weer op. Intussen was hij ook verschillende malen gevraagd te preken in de kerk in Northampton waar zijn grootvader predikant was. Blijkbaar viel zij prediking in goede aarde want in de zomer van 1726 wordt hij gevraagd assistent voorganger te worden naast zijn grootvader. Solomon Stoddard is dan al 83 jaar, dus het aantrekken van een veelbelovend assistent was geen onverstandig besluit en ook geen overbodige luxe. Jonathan wordt bevestigd op 15 februari 1727. In de zomer van datzelfde jaar trouwen Jonathan en Sara. Sara is dan 17, Jonathan 23. Het zou een zeer gelukkig huwelijk worden, de band tussen Jonathan en Sara werd door de jaren alleen maar inniger. Sara bleek uitstekend opgewassen tegen het intensieve leven dat hen wachtte. De kerk van Northampton was blij met haar nieuwe voorganger en tastte stevig in de buidel om een gloednieuwe ruime pastorie te laten bouwen voor het jonge stel. Daarnaast kregen ze ook een stuk land toegewezen aan de rand van Northampton. Een predikant in die dagen had doorgaans ook koeien en landbouwgrond. Een jaar later wordt hun eerste dochter geboren, Sarah. Er zouden nog tien kinderen volgen, in totaal acht dochters en drie zoons. Begin 1729 overlijdt de oude Stoddard en staat Edwards er alleen voor. Intussen is hij er wel achter dat veel mensen in Northampton er geen levend geloof op na houden en dat een groot deel niet werkelijk bekeerd is. Hij besteedt veel aandacht aan de jeugd die hem graag mag en gaat ook heel bewust specifieke zonden benoemen in zijn prediking Ook houdt hij regelmatig pastorale gesprekken, mensen komen dan naar de pastorie, hij ging zeer weinig op huisbezoek. Wel werkte hij met groepen bij mensen thuis waar de Bijbel dan stevig openging en er geloofsgesprekken werden gehouden. Edwards hoopt op een opwekking in zijn kerk. Hij was een harde werker die iedere dag tussen 4 en 5 opstond. Als predikant was hij gewoon dertien uur per dag te studeren, studie die voortdurend gepaard ging met gebed. Hij had God lief met al zijn kracht en met heel zijn verstand. George Marsden schrijft ergens in zijn prachtige in 2003 verschenen biografie: “Zijn passie voor wetenschap en en zijn passie voor opwekking waren één geheel. Uiteindelijk zouden ze beide zegevieren”. Stelt u zich voor: gemiddeld dertien uur per dag in de studeerkamer, studerend en biddend! Dat leverde dan ook wel een bijzonder soort preken op als het eenmaal zondag was.
Marsden beschrijft de stijl en uitwerking van Edwards’ prediking als volgt: “Het was opmerkelijk op wat voor onweerstaanbare wijze hij zijn gehoor wist te boeien. Een bewonderaar beschreef zijn spreektrant als ‘rustig, natuurlijk en zeer ernstig. Hij had geen krachtige, luide stem, maar de manier waarop hij daar stond was zo serieus en ernstig en hij sprak met zo’n stelligheid, wat hij zei was zo begrijpelijk en to the point; zijn woorden waren zo rijk van gedachten en kwamen met zo’n duidelijkheid en helderheid, dat slechts weinig sprekers in staat waren om zijn gehoor te boeien zoals hij dat kon’.
Marsden merkt in zijn biografie verder nog het volgende op over Edwards’ prediking “Louter door de intensiteit van zijn voordracht riep hij intense gevoelens op bij zijn gehoor. Zijn woorden verraadden een grote innerlijke gloed, zonder veel uiterlijk lawaai of betoon van emoties, en zijn woorden vielen met groot gewicht op zijn gehoor. Het was de combinatie van een beheerste maar transparante emotionaliteit en een oprechte en diepe ernst, zowel in de vermaning als in het betonen van compassie, de combinatie van een onverbiddelijke logica en de bijbelse thema’s die hij op deze wijze behandelde, dat alles tezamen een enorm diepe indruk op zijn gehoor achterliet.” In 1734 houdt Edwards een serie preken over de rechtvaardiging door het geloof en dan worden eind van datzelfde jaar zijn gebeden verhoord. God stort zijn Geest uit over Northampton . Heel veel mensen komen de maanden daarop tot bekering. Binnen drie maanden was de helft van de volwassenen bekeerd, zo’n 300 personen. En praktisch al de overige volwassenen en jongeren waren ofwel reeds eerder bekeerd of hadden een sterk verlangen ook zelf bekeerd te worden. In het voorjaar van 1735 werd er in Northampton over bijna niets anders meer gesproken dan over geloof, God en bekering. Dat ging een paar maanden aan een stuk zo door en ook in de omliggende steden en dorpen brak onafhankelijk van wat in Northampton plaats vond de opwekking uit. Zo’n grootschalige wijdverbreide opwekking was in New England nooit eerder voorgekomen. Dit kon alleen maar worden toegeschreven aan het wonderlijke werk van een soevereine almachtig God. Helaas eindigde de opwekking op dramatische wijze abrupt met de zelfmoord van een oom van Edwards. Deze sneed in de ochtend van 1 juni in wanhoop in Northampton zijn keel door nadat hij maanden had getobt met vragen over zijn eeuwig behoud. Dramatisch! Twee jaar later wordt verschijnt Edwards verslag van de hele opwekking in boekvorm in Engeland. Intussen bleken niet álle bekeringen even echt en zakte het geestelijke leven bij nogal wat mensen weer in. Edwards ging in deze perioden heel bewust preken over de vruchten van de bekering, een bekende serie uit deze tijd is Charity and its Fruits. In een andere preekserie uit deze periode ‘A History of the Work of Redemption’ belichtte hij het voortdurende conflict tussen God en satan in de geschiedenis. De terugval na de opwekking zag hij ook in dit kader. Satan zal er altijd alles aan doen om de voortgang van het evangelie te saboteren. Edwards was een realist, hij erkende de enorme impact van de zonde en van satan. Maar hij was ook een optimist en dat had alles te maken met zijn vaste geloof in een volkomen soeverein God die alles bestuurt en alles bepaalt en die volmaakte liefde is. Op grond daarvan en op grond van de vele profetieën in de Schrift was Edwards, en veel puriteinse predikanten met hem, overtuigd van de uiteindelijke overwinning van het Evangelie in heel de wereld. Een bijbelvers dat in dit verband veel geciteerd werd was Jesaja 11 vers 9: ‘Want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren zoals de wateren de bodem der zee bedekken’. Edwards was postmillenialist en verwachtte anders dan veel christenen tegenwoordig deze overwinning van het Evangelie hier op aarde voor de wederkomst van Christus.
In 1739 hoort hij over de enorme opwekking in Engeland onder de prediking van Whitefield. Als Whitefield een jaar later naar New England komt breekt er een enorme opwekking uit die de geschiedenis is ingegaan als de Great Awakening. Letterlijk duizenden mensen komen tot geloof en twee jaar lang staat New England op zijn kop. Ik heb in mijn lezing van afgelopen najaar uitgebreid stilgestaan bij deze opwekking waarin Edwards een leidende rol heeft gespeeld en die heel belangrijk voor hem is geweest. Omwille van de tijd wil ik hier nu niet verder bij stil staan. Ik verwijs u hiervoor naar de tekst van mijn vorige lezing. Een van zijn allerbelangrijkste boeken, Religious Affections, is een vrucht van deze unieke zegenrijke periode.
We gaan nu met wat grotere stappen door het verdere leven van Edwards. Het is 28 mei 1748 en een zekere David Brainerd komt met zijn paard het erf van huize Edwards oprijden. Brainerd is ongeveer 27 jaar, zendeling onder de Indianen en lijdend aan tuberculose. Twee jaar daarvoor was zijn werk gezegend met een grote opwekking onder de Indianen in Crossweeksung in New Jersey. De Edwards waren gewend aan onverwachte gasten. Edwards wil alles van Brainerd horen over de voortgang van het evangelie onder de Indianen. Heel zijn denken was altijd op zending gericht en hij was actief betrokken bij het bevorderen van dit zendingswerk. Brainerds gezondheid ging de maanden daarop hard achteruit. Hij werd verpleegd in huize Edwards door dochter Jerusha. In oktober overlijdt hij. Jerusha overlijdt na een kort ziekbed een paar maanden later eveneens, aan een onbekende ziekte. Brainerd heeft een indrukwekkend dagboek achtergelaten en Edwards besluit dit om te bouwen tot een biografie. Dit werd het bekende Life of David Brainerd, de eerste zendingsbiografie uit de geschiedenis van de kerk. Het boek zou tot het begin van de 20e eeuw een enorme impact hebben. Het heeft waarschijnlijk duizenden christenen geïnspireerd om naar het zendingsveld te gaan. In dze periode schrijft Edwards ook de beroemde gebedsoproep voor zending en opwekking The Humble Attempt. Dit boekje zou bijna vijftig jaar later William Carey doen besluiten als zendeling naar India te vertrekken. En dat zou weer het startsein blijken van de enorme doorbraak van de zendingsbeging in de 19e eeuw, de eeuw van de zending.
Het jaar daarop, 1749, raakt Edwards in ernstig conflict met zijn gemeente. Hij gaat een echte bekering en levenswandel met God als eis stellen voor deelname aan het Avondmaal. Zijn grootvader had jaren eerder besloten dat iedereen die de geloofsbelijdenis van de kerk onderschreef en niet in openlijke zonde leefde aan het Avondmaal mocht deelnemen. Edwards had in de loop der jaren steeds meer moeite gekregen met de ze erfenis van zijn grootvader. Hij kon dit niet meer naar God verantwoorden en stelde een werkelijke bekering als voorwaarde voor lidmaatschap en deelname aan het Avondmaal. Uiteindelijk leidde het in de zomer van 1750 tot zijn ontslag. Het was een hoge prijs die hij betaalde voor zijn principes. Een van de meest gerespecteerde predikanten in New England, 48 jaar oud en een gezin met 10 kinderen uit zijn gemeente gezet na een buitengewone zegenrijke getrouwe bediening van maar liefst 24 jaar. Het is heel indrukwekkend te lezen hoe volkomen rustig en vol innerlijke vrede hij was tijdens de vier dagen durend ontslagprocedure. Opnieuw: een innig diep persoonlijk geloof in een volkomen soeverein God . het moest gaan zoal het ging en God zou uitkomst geven. het nieuws van zijn ontslag slaat aan beide zijden van de oceaan in als een bom. In de loop van een jaar krijgt hij verschillende mooie beroepen , ook uit Schotland maar hij slaat alles af. Hij heeft zijn zinnen gezet op de kleine zendingspost Stockbridge, aan de uiterste westgrens, daarachter was Indiaans gebied. Een gevaarlijke plaats om te wonen als het weer eens oorlog was. Daar was een zendingspost met een kleine Indiaanse gemeente en tevens was er een kleine Engelse gemeente. Er is ook een kostschool voor Indiaanse kinderen. Edwards wordt predikant van beide gemeentes en verhuist in de zomer van 1751 met zijn hele gezin naar deze nederzetting. De Engelsen wonen er op een wat hoger gelegen heuvel, de Indianen iets verderop lager in het dal. Edwards laat voor zijn gezin een huis bouwen midden tussen de Indianen. Een zendeling die zijn tijd ver vooruit was. Indianen lopen bij hem in en uit. Zijn zoon Timothy, dan zes jaar spreekt buiten de deur alleen Indiaans en dacht zelfs in het Indiaans.die speelde dus praktisch alleen maar met indiaanse kinderen. Zijn vrouw Sara is zeer geliefd onder de Indianen en Edwards weet zijn preken op knappe wijze aan zijn nieuwe gehoor aan te passen. De zeven jaren in Stockbridge waren veelbewogen en ook heel vruchtbare jaren. Door corruptie en bedrog van de Engelsen in Stockbridge ontstonden er ernstige wrijvingen met de Indianen. Edwards koos partij voor de Indianen wat hem uiteraard niet in dank werd afgenomen door de Engelsen. De Indianen hebben vertrouwen in hem. Hij gaf Indianenstammen in Stockbridge die christen waren geworden zelfs gelegenheid om in zijn huis te vergaderen. In deze uithoek, met twee kleine gemeentes en geen onverwachte gasten had hij tijd om vier van zijn belangrijkste en meest invloedrijke boeken te schrijven. Twee van die boeken zullen inde lezing van vanmiddag aan de orde komen. Na zeven jaar aanvaardt hij na lang aandringen met lichte tegenzin een nieuw beroep. president van het nieuwe college in Princeton, tegenwoordig Princeton University. 16 februari wordt hij geïnstalleerd als president. Een week later laat hij zich vanwege een heersende gevaarlijke pokkenepidemie inenten tegen de pokken. Deze inentingen waren iets nieuws in die tijd, en doorgaans ging het goed. Maar niet bij Edwards. Hij krijgt last van complicaties, een ernstig ontstoken keel waardoor hij nog maar heel moeilijk voedsel en vocht naar binnen kan krijgen. 22 Maart overlijdt hij. Zijn vrouw Sara is dan nog met het gezin in Stockbridge. Als hij sterft is zijn dochter Lucy bij hem. Zijn laatste woorden zijn een boodschap voor zijn vrouw waarin hij zegt dat hun band door al die jaren heen zo innig en buitengewoon was dat hij ervan uitgaat dat ze voor eeuwig zal zijn. Verder zegt hij ook nog dat hij een eenvoudige goedkope begrafenis wenst en dat het zo uitgespaarde geld aan charitatieve doelen moet worden besteed. 16 dagen later overlijdt zijn dochter Esther onverwacht na een kort ziekbed. Ze laat twee jonge wezen na. Een half jaar eerder was haar man al komen te overlijden. De jongste, Aaron, dan nog geen twee jaar oud zou later vice president van de Verenigde Staten worden. Toen Sara dit alles hoorde in het verre Stockbridge kwam de klap natuurlijk heel hard aan. Zij neemt later in het jaar de zorg op zich van haar twee verweesde kleinkinderen. Maar dan wordt zij zelf ernstig ziek en overlijdt ze op 48 jarige leeftijd in datzelfde jaar, 2 oktober 1758.
Een zwaar getroffen familie. Het verdriet was natuurlijk enorm groot, net zo groot als de dramatisch grote verliezen in zo’n kort tijdsbestek. Maar de familie was niet in geestelijke verwarring of ontreddering. Je zult in de verslagen vergeefs zoeken naar de bekende waarom vragen. Wanneer we de verslagen lezen kunnen we niet anders dan concluderen dat de Edwards christenen waren die geworteld en gegrond waren in de genade van Jezus Christus, hun Heer. Ze geloofden vast in een soeverein God die niets uit de hand loopt. En op Hem vertrouwden ze, ook in deze omstandigheden. En ook dit getuigenis van zijn gezin maakt een wezenlijk deel uit van de indrukwekkende erfenis die Edwards heeft nagelaten. Voorwaar een inspirerend voorbeeld van diep geloofsvertrouwen en overgave aan God.
Copyright © Jules Isaac Stichting. Dit artikel mag gedownload en geprint worden voor persoonlijk gebruik. Er mag uit geciteerd worden met bronvermelding. De tekst mag niet elders worden gepubliceerd zonder schriftelijke toestemming van de Jules Isaac Stichting.