Over de noodzaak van een nieuwe reformatie

Door: Jeroen Bol

In twee eerdere artikelen (september 2016 en maart 2017) stond ik stil bij het vraagstuk van de blindheid van een groot deel van de kerk voor de blijvende positie van Israël als verbondsvolk van God. Hoe heeft die kunnen ontstaan, en vooral: hoe kan het dat die blindheid ruim 1800 jaar nagenoeg algemeen is geweest? Hoewel die blindheid sinds de Holocaust en het ontstaan van de staat Israël zeker is afgenomen, kunnen we helaas nog niet zeggen dat heel de christenheid het intussen wel scherp ziet. Zoals al vaak opgemerkt, 1900 jaar vervangingsdenken laat zich niet in een of twee generaties genezen. Daar gaat echt meer tijd overheen. Mijn artikel in het maartnummer van Israël en de Kerk droeg de titel ‘Bekering tot de God van Israël’. Vanuit de redactie kreeg ik de vraag om in een derde artikel in te gaan op de vraag wat zou kunnen bijdragen aan die bekering van christenen. Voor ik van wal steek toch even een beknopte omschrijving van wat ik dan wel versta onder ‘bekering tot de God van Israël’. Ik versta daaronder erkenning van het feit dat de God die wij als christenen belijden tevens de God van Israël en het hedendaagse Jodendom is.

Dat de verbonden die God met de aartsvaders Abraham, Isaac en Jakob en met David sloot alle nog volledig van kracht zijn voor het Joodse volk van nu. En dat geen van de beloften aan Israël, die in deze verbonden vervat zijn, ooit is herroepen (Rom. 9:4-5 en Rom. 11:28-29). Met andere woorden: bekering tot de God van Israël is synoniem met radicaal afstand doen van iedere gedachte dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen. Het Joodse volk heeft ook na Christus zijn status als volk van God behouden, naast de kerk. Bekering tot de God van Israël gaat tevens gepaard met erkenning van het lijden dat de Joden eeuwenlang door christenen is aangedaan. Erkenning ook dat dit zonde geweest is. Zonde tegen de Joodse medemens en zonde tegen de God van Israël.

Lees meer


Bekering tot de God van Israël

Door: Jeroen Bol

“De bekering die de kerk nodig heeft zal haar gegeven moeten worden van Godswege. Alleen God kan de bedekking en de verharding wegnemen.” Dit waren zo’n beetje de laatste woorden in mijn artikel ‘Geen plaats voor hoogmoed’ dat afgelopen jaar verscheen in het septembernummer van dit tijdschrift. Ik had verwacht dat het artikel wel voor enige discussie zou gaan zorgen. Afgezien van een aantal instemmende reacties bleef het echter verder stil. Dat heeft me toch wel enigszins verbaasd. Want het is nogal wat wat ik daar beweerde, dat het niet-Joodse deel van de christelijke kerk vanaf het begin van de tweede eeuw onder een oordeel van God zou zijn gevallen vanwege hoogmoed ten opzichte van de Joden. Dat oordeel bestond uit een gedeeltelijke verharding van de kerk van Godswege, zo concludeerde ik op basis van een bij mijn weten nog niet eerder gedane exegese van Romeinen 11:21 en 22. Een verharding die maakte dat de kerk niet langer bij machte was om Gods openbaring ten aanzien van Israël te verstaan. Volgens de exegese die ik in dat artikel voorstel is de kerk vanwege hoogmoed ten opzichte van de Joden door God nagenoeg blind gemaakt voor de verbondstatus van Israël. Het is dus niet in de eerste plaats onwil die maakte dat de kerk eeuwenlang geen oog heeft gehad voor de status die Israël bij God heeft, het is veeleer onvermogen. En dan wel een door God bewerkt onvermogen. Voor de onderbouwing van mijn exegese verwijs ik naar het artikel dat intussen ook te vinden is op de website van de Jules Isaac Stichting. De reacties die ik wél heb gekregen waren onverdeeld positief, vaak zelfs uitgesproken lovend. Onder degenen die reageerden waren ook verschillende theologen van naam. Geen van hen had substantiële kritiek op het artikel, noch op de gedane exegese, noch op de door mij getrokken conclusies. Dit was meer dan ik had durven hopen. Dat de door mij voorgestelde exegese ook bij theologen niet onder vuur kwam te liggen was voor mij belangrijk. Het heeft me gesterkt in de overtuiging waarschijnlijk op het juiste exegetische spoor te zitten. En het heeft me bemoedigd om de gekozen denklijnen verder door te trekken. In dit vervolgartikel doe ik enkele kleine stappen daartoe, met de bedoeling dat er later meer volgt, van mijn hand en hopelijk ook door anderen. Want dat zou betekenen dat het verhaal breder gaat landen. Dat ik dat gezien het grote belang van de zaak wenselijk acht moge duidelijk zijn.

Lees meer


Geen plaats voor hoogmoed

Paulus’ pleidooi voor een niet triomfalistisch christendom

Door: Jeroen Bol

In zijn Jewish New Testament Commentary (Joods commentaar op het Nieuwe Testament) maakt de Messiasbelijdende Jood David Stern op pagina 932 in een appendix de volgende opmerking naar aanleiding van Romeinen 11:25: “Metaphorically speaking, the situation has now reversed itself: hardness has come on the church until the full number of Jews has come in“ (“De situatie is nu bij wijze van spreken omgekeerd: een verharding is over de kerk gekomen totdat de volheid van Joden is binnengegaan.”) Stern ziet blijkbaar aanleiding om wat Paulus in Romeinen 11:25 schrijft om te draaien: in plaats van een gedeeltelijke verharding over Israël signaleert Stern in onze tijd een verharding over de kerk. En in plaats van dat er gewacht wordt op de volheid der heidenen ziet Stern nu een volheid der Joden aan de horizon verschijnen.

Met andere woorden, Paulus signaleerde een gedeeltelijke verharding onder het merendeel van de Joden in zijn tijd, en getuige Romeinen 9:1-5 heeft hij daar intens mee geworsteld. Een vergelijkbare verharding signaleert Stern nu in onze dagen in de Kerk. Zoals het merendeel van de Joden in de eerste eeuw ongevoelig was voor de belijdenis van de eerste Jezusgelovigen, zo is volgens Stern een groot deel van de kerk nu nog steeds ongevoelig voor het getuigenis van de Schrift aangaande Israël.

Lees meer


De adversus judaeos literatuur

Rosemary Ruether over de kerkvaders en de Joden

Door J. Bol

De Holocaust is zonder enige twijfel de grootste en meest vreselijke genocide uit de wereldgeschiedenis. Ze vond plaats midden in de moderne tijd, in een tijd van ongekende wetenschappelijke doorbraken en technische vooruitgang, in het hart van christelijk Europa. En dat nog wel in Duitsland, cultureel gezien destijds een van de hoogst ontwikkelde Europese landen, het land van Bach, Goethe en Schiller. Veel historici, filosofen, sociologen en theologen hebben zich gebogen over de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren. Een stroom van publicaties die vooral op gang kwam in de jaren zestig van de vorige eeuw, en die sindsdien wereldwijd onverminderd aanhoudt, is daar getuige van. De Holocaust is uiteindelijk voor velen een raadsel gebleken. Ondanks tal van diepgravende studies blijft namelijk ten diepste de vraag onbeantwoord hoe de niets ontziende haat van de nazi’s tegen de Joden, en de bloedstollende wreedheid en onmenselijkheid waarmee de massamoord werd uitgevoerd, verklaard kunnen worden. Diverse auteurs kwamen nadat alles in kaart was gebracht tot de conclusie dat iedere verklaring uiteindelijk tekort schiet, dat de Holocaust een unieke demonische dimensie heeft die iedere wetenschappelijke verklaring tart.

Lees meer


Het liefdesgebod onverenigbaar met anti-joodse traditie

Door J. Bol

Wie zich ook maar enigszins verdiept in de tragische geschiedenis van de Joden in christelijk Europa, komt al snel voor lastige vragen te staan. De grootste vraag is waarschijnlijk hoe die geschiedenis valt te rijmen met de boodschap en kernwaarden van het Evangelie. Vergeving, naastenliefde, kwaad met goed vergelden, de liefde van God voor alle mensen, dat zijn er zo een paar.
Hoe moeten we die kernwaarden rijmen met een traditie van consequent negatief spreken over de Joodse medemens? Sommige lezers vragen zich nu wellicht af waarop gedoeld wordt. Lang niet iedereen is bekend met wat in de theologie de catechese der verguizing genoemd wordt. Aan de anti-joodse tendensen in de klassieke christelijke theologie wordt in de kerk doorgaans weinig aandacht besteed. Om die reden zijn slechts weinig mensen ermee bekend. De term catechese der verguizing staat voor de wijze waarop sinds de vroege kerk vanaf de tweede eeuw na Christus door theologen en kerkleiders systematisch op (vaak zeer) negatieve wijze over het Joodse volk is gedacht, gesproken en geschreven.

Lees meer