Waarom de kerk niet langer zonder dit messiaans-joods perspectief kan

Lezing door Jeroen Bol, voorzitter van de Jules Isaac Stichting

Deze lezing werd gegeven op de studiedag van de Jules Isaac Stichting in de Poortkerk te Veenendaal, donderdag 16 januari 2025.

Het thema van de studiedag was: Messiaanse joden en joodse christenen samen – Postmissionary Messianic Judaism, Yachad BeYeshua en het herstel van het gewonde volk van God.

Hoofdspreker deze studiedag was de messiaans-joodse theoloog dr. Mark S. Kinzer. In deze lezing staat Jeroen Bol stil bij het grote belang van het theologisch werk van Mark Kinzer. Ook spreekt hij af en toe Mark Kinzer rechtstreeks aan.

Voor wie het Engels onvoldoende machtig is, zijn de Nederlandse vertalingen van de Engelse citaten te vinden in de noten aan het eind van de tekst.

 

Vanmorgen hebben we veel gehoord over het gewonde volk van God en in welke richting we het herstel kunnen zoeken. Het is geen geheim dat wij als Jules Isaac Stichting dit herstel hoog op onze agenda hebben staan. Het was een van de redenen dat we in 2015 de Jules Isaac Stichting oprichtten. In het najaar van 2006 werd ik me voor het eerst bewust van de enorme tragiek van de Joodse geschiedenis in christelijk Europa. Het was het boek van de Oostenrijker Werner Keller, ‘En zij werden verstrooid onder alle volkeren’, dat me de ogen hiervoor opende. Keller laat zien dat intens Joods lijden niet slechts incidenteel plaatsvond in de Europese geschiedenis. Het werd me toen pas voor het eerst duidelijk dat Joden regelmatig, op veel meer manieren en op veel meer plaatsen met vaak groot lijden en onrecht te maken hebben gehad. Er bleek sprake te zijn van een patroon.

Natuurlijk wist ik van de Holocaust. Maar dat er een relatie ligt, zij het een indirecte, tussen de Holocaust en 1800 jaar christelijk anti-judaïsme, dat was nieuw voor mij. Ik ontdekte dat het christendom 1800 jaar lang gepaard is gegaan met anti-Joods denken. Dit consequent negatieve denken over Joden creëerde de voedingsbodem waarop het antisemitisme van de nazi’s heeft kunnen floreren.

We hebben onze stichting heel bewust vernoemd naar de eminente Franse Joodse historicus Jules Isaac. Zijn boek ‘Jésus et Israël’ is na de Tweede Wereldoorlog van grote invloed gebleken. Isaac verrichtte diepgaand onderzoek naar de wortels van het extreem gewelddadige antisemitisme waarmee hij hoogstpersoonlijk te maken had gekregen. Hoe pakte hij zijn onderzoek aan? Dat kwam kort gezegd hierop neer. Hij vergeleek nauwgezet de verslagen van de evangeliën met wat hij aantrof in bijbelcommentaren en andere christelijke literatuur. En zijn kennis van de geschiedenis van het Joodse volk in de eerste eeuwen van onze jaartelling legde hij naast de christelijke versie van diezelfde Joodse geschiedenis. Jules Isaac wilde helder krijgen in hoeverre de christelijke theologische traditie afwijkt van wat we in de evangeliën lezen. Zijn enorme expertise en bekwaamheid als historicus kwamen hem hierbij goed van pas.

Hij gaat nauwgezet te werk. En dan komt hij in de loop van zijn drie jaar durend onderzoek tot opmerkelijke ontdekkingen. De gangbare christelijke opvattingen over de Joden blijken regelmatig in ernstige mate af te wijken van wat de Evangeliën zelf leren. En de christelijke duiding van de Joodse geschiedenis spoort op wezenlijke punten niet met de feitelijke geschiedenis van het Joodse volk. En misschien wel de belangrijkste conclusie: daar waar de christelijke theologische traditie afwijkt van de evangeliën en de feitelijke historische gegevens, blijken die afwijkingen stelselmatig ten nadele van de Joden te zijn. Isaac trekt de conclusie dat het Europese antisemitisme zijn diepste wortels heeft in de christelijke anti-Joodse theologische traditie. Tegelijk stelt hij dat dit christelijk anti-judaïsme in strijd is met wat de evangeliën zelf leren. In lijn hiermee stelt Isaac dat anti-judaïsme en antisemitisme in strijd zijn met het wezen van het christendom zelf.

Aan de hand van zorgvuldige lezing van de evangeliën toont hij aan dat Jezus het Joodse volk nooit heeft verworpen en dat het Joodse volk Jezus nooit heeft verworpen. Na de oorlog heeft Jules Isaac er tot aan zijn overlijden in 1963 onvermoeibaar voor gepleit dat de Rooms Katholieke Kerk voor eens en voor altijd afstand zou nemen van de eeuwenoude anti-Joodse denkbeelden. Met succes. Zijn inspanningen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het tot stand komen van de gezaghebbende kerkelijke verklaring Nostra Aetate. Met Nostra Aetate nam de Rooms Katholieke Kerk in 1965 radicaal afscheid van haar eeuwenoude anti-Joodse kerkelijke traditie. Voor het eerst in haar bestaan leerde de Rooms Katholieke Kerk dat het Joodse volk nog steeds geliefd is door God ‘om der vaderen wil’ (Rom.11:28). Veel kerken zouden later in dit spoor volgen.

Intussen zijn we decennia verder. Sinds begin deze eeuw is er aan Joodse zijde een koor aan stemmen bijgekomen. En hiermee zijn we aan het eigenlijke onderwerp van mijn lezing gekomen: het cruciale belang van de messiaans-joodse stem en met name de postmissionaire messiaans-joodse stem. Eerder deze week zette Mark Kinzer in zijn lezing tijdens een congres aan de Universiteit van Tübingen uiteen wat het postmissionair messiaans jodendom onderscheidt van het bredere messiaanse jodendom. Ik citeer in het kort wat hij hierover zei: “Postmissionary Messianic Judaism (1) involves Torah observance as a covenantal responsibility; (2) discerns Jesus’s hidden sanctifying and saving presence in the midst of the Jewish people and religious tradition; and (3) represents (but does not replace) the Jewish people in relationship to the gentile Christian church (….), enabling the church to identify as an extension of, and not replacement for, Israel’s mission within the world.” 1 

Dat postmissionaire messiaans-joodse theologen als Jennifer Rosner en Mark Kinzer pas sinds begin deze eeuw met theologische publicaties van zich laten horen vindt zijn verklaring in de nog maar heel recente ontstaansgeschiedenis van het messiaans jodendom. De beweging stamt uit eind jaren zestig van de afgelopen eeuw.
Zij nemen binnen het joods-christelijke gesprek een volstrekt unieke positie in. Messiaanse joden claimen met hun belijden van Yeshua als Messias volkomen Joods te zijn en te blijven. Die positie roept vaak onbegrip op aan zowel Joodse als christelijke zijde. Messiaans-joodse theologen als Mark Kinzer wijzen er echter terecht op dat het allervroegste begin van de vroege kerk een beeld laat zien van een beweging van Joden die volgens de Joodse wet leefden en die Jezus beleden als Messias. Het was een nieuwe messiaanse beweging binnen het jodendom waaruit later de kerk zou ontstaan. Nog geen eeuw later kende de vroege kerk intussen een niet-Joodse meerderheid. Begin tweede eeuw begonnen de kerkvaders, de theologen van de vroege kerk, de combinatie van Jood zijn en Jezus belijden te problematiseren. Die combinatie zou niet langer wenselijk zijn. Niet veel eeuwen later zouden op het vasthouden aan het jood zijn door Joodse christenen zelfs zware kerkelijke straffen komen te staan. Jezus en jodendom werden zo al vroeg tot elkaars tegenpolen gemaakt.

We hoorden zojuist hoe door het baanbrekend onderzoek van Jules Isaac een heel andere kijk op de relatie van Jezus en Israël in beeld kwam. Eén van een nauwe verbondenheid. Jezus heeft Israël nooit verworpen en Israël heeft als volk Jezus nooit verworpen, zo stelde Jules Isaac vast. In de messiaans-joodse theologie van Mark Kinzer wordt die nauwe verbondenheid van Jezus en Israël theologisch veel verder verdiept en uitgewerkt.
Met Mark Kinzer deel ik de overtuiging dat afscheid nemen van vervangingsdenken een eerste voorwaarde is voor het herstel van het gewonde volk van God. Het volk van God bestaat uit Israël en de Kerk. De wonden die eeuwen geleden geslagen zijn hebben hun ontstaansgrond in dit vervangingsdenken. Met Mark Kinzer ben ik van mening dat het vervangingsdenken nog zijn steeds sporen trekt in veel christelijke bijbeluitleg.

Ik citeer uit Kinzers baanbrekende boek uit 2005, ‘Postmissionary Messianic Judaism’: “Despite its title, this is not mainly a book about the ekklesia – the community of those who believe in Yeshua the Messiah – and its relationship to the Jewish people. It is a book about supersessionism and the ecclesiological implications of its repudiation. Supersessionism teaches that the ecclesia replaces the Jewish people as the elect community in covenant with God, in whom the divine presence resides and through whom the divine purpose is realized in the world. According to this traditional Christian view, the church is the new and spiritual Israel, fulfilling the role formerly occupied by so called ¨carnal” Israel. In the decades after the Holocaust, many Christians have repudiated this teaching. However, it would appear that few have learned to read the New Testament in a non-supersessionist manner. Even fewer seem to have considered the ecclesiological implications of their new stance.”  2 (PMJ pag. 12). Hoe herkenbaar is dit. Het is één ding om te zeggen dat je het vervangingsdenken afwijst. Het is heel wat lastiger om het Nieuwe Testament nieuw te lezen, zonder dat het vervangingsdenken nog een rol speelt in je achterhoofd.

Mark, op een essentieel punt onderscheidt jouw theologisch werk zich van dat van christelijke theologen die zich ook met post-supersessionist theologie bezig houden. Ik denk dan aan je ‘sitz im leben’. Ik bedoel, jij kunt alleen theologie bedrijven als Jood, als messiaanse Jood wel te verstaan. Ik kan als niet-Joodse christen alleen over God denken als niet-Jood. En dat maakt echt verschil.
Ik wil in dit verband ook iets noemen over je persoonlijke weg met God. Je was 19 jaar toen je tot geloof in Yeshua kwam. Wanneer ik je biografische teksten lees, dan treft mij wat je daar vertelt. Dat je kort nadat je tot geloof was gekomen de synagoge bezocht. En hoe je daar toen in alles Yeshua ervaarde, terwijl zijn naam er niet genoemd werd. Hoe bijzonder, een openbaring eigenlijk. Al snel stond het voor je vast dat je je nieuw gevonden geloof in Yeshua zou gaan uitleven binnen het jodendom. Van begin af aan was het voor jou helder dat je geloof in Jezus geen breuk met je Jood-zijn en het jodendom betekende. Dat is altijd zo gebleven. Je bent je al die jaren in Torah, Halacha, Joodse theologie en christelijke theologie blijven verdiepen. Dat alles heeft je gemaakt tot wie je nu bent. Een gerespecteerd messiaans-joods theoloog van wereldformaat. Theologisch thuis in twee werelden. Met je postmissionaire theologie opereer je bewust vanuit het unieke scharnierpunt tussen kerk en jodendom. Dat maakt je theologie zo ongelooflijk spannend, boeiend en uitdagend. Als messiaanse Jood maak je deel uit van een gemeenschap die er 1500 jaar niet mocht zijn. Eeuwenlang is de stem van het messiaans jodendom binnen de kerk gesmoord. Jouw gemeenschap van messiaanse joden bestond van ruwweg het jaar 400 tot in de 18e eeuw eenvoudig niet. En nu zijn jullie terug, terug in de geschiedenis.

Terug naar wat het theologisch werk van jou en theologen als Jennifer Rosner en David Rudolph na een afwezigheid van vele eeuwen zo bijzonder en zo uniek maakt. Dat is dat jullie doelbewust en consequent theologie bedrijven vanuit wie jullie zijn: messiaanse joden. Het gegeven dat jullie terug zijn logenstraft de 1800 jaar christelijke boycot. Het logenstraft de ontkenning van jullie identiteit. Aan deze terugkeer in de geschiedenis van het messiaans jodendom heb jij de afgelopen dertig jaar onvermoeibaar theologisch woorden weten te geven. Het deksel is nu van de doofpot, men begint serieus naar jullie te luisteren. Zoals gezegd was je begin deze week nog in Tübingen en ik denk ook aan de lezingen die je gaf tijdens het unieke en onvergetelijke symposium aan de Universiteit van Wenen in de zomer van 2022.
Jij en met jou veel andere messiaanse joden en Joodse christenen zeggen met zoveel woorden: “Met ons is Israël fysiek terug binnen de kerk. Wij maken zowel deel uit van Israël, het Joodse volk als van het Lichaam van de Messias, de kerk.” “A third actor in the ongoing drama has once again entered the stage, and the ekklesia from among the nations must decide anew whether to embrace her, reject her, or pretend she does not exist” 3, zo lees ik in je nieuwste boek ‘Stones the builders rejected’ op pag. 80.

Jullie recente terugkeer in de geschiedenis vraagt om een reactie van de kerk. Ik ben benieuwd Mark om van je te horen wat wij christenen uit de volken heel concreet voor jullie kunnen betekenen. Ik denk dan in het bijzonder aan Yachad BeYeshua, hoe zouden wij christenen zo’n initiatief kunnen versterken? Binnen de kerk wordt jullie vasthouden aan je Jood-zijn nog vaak niet begrepen. De weg van messiaanse joden is vaak nog een eenzame weg. Dank dat theologen als jij bereid zijn deze niet makkelijke weg met zo’n volharding te gaan. Dank dat jullie de kerk van binnenuit verrijken met een unieke, specifiek Joodse kijk ook op het evangelie zelf. Je boek ‘Jerusalem Crucified, Jerusalem Risen’ uit 2018 is van dit laatste een geweldig voorbeeld. Iedere keer wanneer ik je boeken lees raak ik opnieuw onder de indruk van je zorgvuldige exegese en van je enorme belezenheid. Er valt zo veel van je te leren! Jouw manier van Bijbel lezen en theologie bedrijven is per definitie vrij van vervangingsdenken. Want jij leest de Tenach en het Nieuwe Testament als Jood. En voor jou als Jood staat als een paal boven water dat Gods verbond met zijn volk Israël voor eeuwig en onverbrekelijk is. Wanneer jij reflecteert op teksten in het N.T. is het onverbrekelijk eeuwig verbond van God met Israël altijd je uitgangspunt. Nogal wat nieuwtestamentische teksten komen bij jou in een nieuw licht te staan. Je post-supersessionistische lezing van het N.T. levert veel exegetische winst op.

Ik wil nu even inzoomen op een paar van jouw kerngedachten die ons helpen het Nieuwe Testament op een nieuwe manier te verstaan. Laat me beginnen met een citaat van Jennifer Rosner uit haar proefschrift ‘Healing the Schism’. Ze citeert je hier verschillende malen: “The mainstay of Kinzer’s Messianic Jewish theology is the connection between Israel and Jesus. From a Messianic Jewish perspective, every theological topic “must be considered in connection with Israel, and in connection with Yeshua, and Israel and Yeshua must always be considered in relation to one another.” This interrelationship is the fundamental starting point of Messianic Jewish theology, which Kinzer defines as “disciplined reflection about God’s character, will, and works, and about God’s relationship to Israel, the nations, and all creation in the light of God’s irrevocable election of Israel”(…) While Jewish theology traditionally places God’s covenant with Israel at the center, and Christian theology is traditionally built around Christology, Messianic Jewish theology holds these twin convictions together. As Kinzer explains, “Israel’s enduring covenantal vocation and Yeshua’s pivotal role in the divine plan are central presuppositions of Messianic Jewish theology, not the products of its reflective process. Thus, these are beliefs that provide the basic shape of Messianic Jewish theology. If these twin convictions lose their centrality and cease to function as presuppositions and criteria of truth-value, the theology is no longer Messianic-Jewish theology.” 4 (Rosner, pag. 238-239)

Wow, als ik dit lees dan spring ik van vreugde op uit mijn stoel. Is dit niet precies wat je aan theologische overtuigingen zou verwachten aan te treffen in dat allereerste begin van de vroege kerk, de moedergemeente in Jeruzalem? Het geloof in Yeshua de Messias en het blijvende verbond van God met zijn volk Israël. Deze twee overtuigingen onlosmakelijk en onverbrekelijk samen. Had het naar Gods bedoeling niet altijd zo moeten blijven binnen de latere kerk? Het antwoord is “ja” wat mij betreft. God zij dank zijn we, vooral in de Engelstalige en Duitstalige wereld, sinds WO II getuige van een groeiende groep van knappe post-supersessionist theologen die in dit spoor theologie bedrijven. Post-supersessionist theologie is zeker nog geen mainstream, maar hun aantal neemt toe en de kwaliteit van hun theologie is hoog.

Wat Jennifer Rosner hier schrijft: “Israel and Yeshua must always be considered in relation to one another” raakt aan een belangrijke kerngedachte in Kinzers theologie. Ik doel dan op het concept van ‘Jesus as one man Israel’. In Kinzers boek ‘Israel’s Messiah and the People of God’ lees ik het volgende: “According to the Jewish theologian Will Herberg, the Apostolic Writings (New Testament) present Yeshua as a “one-man Israel, an individual who sums up in himself Israel’s corporate covenantal identity. (…) Yeshua can become the “one-man Israel” because he was already God’s eternal Beloved in whom Israel was chosen before the foundation of the world. (Ephesians 1:4). God adopts Israel as his “firstborn son” (Exodus 4:22-23) by attaching Israel to the Son whom God knew and loved before anything was made (Ephesians 1:5-6). Yeshua becomes the servant of the people who have their being through him. Israel did not know this before Yeshua’s incarnation, and has not acknowledged it since. But such non-recognition cannot nullify Israel’s ineradicable dependence on Yeshua, and Yeshua’s unwavering commitment to Israel.” 5 (pag. 66-67).

Mark Kinzer pleit in heel zijn theologisch werk voor een Israël-christologie waarin de rol van Jezus als Messias een onverbrekelijke band tussen hem en het Joodse volk bevestigt. In hoofdstuk 1 van het Nederlandstalige boek ‘Israël in het hart van de Kerk’ geeft Kinzer een overtuigende exegetische onderbouwing voor deze Israël-christologie. Als ik Kinzer goed begrijp, is Jezus in de eerste plaats gekomen om al de beloften die God aan Israël heeft gedaan tot vervulling te brengen. Dat is wat je zo knap aantoont in je boek ‘Jerusalem Crucified Jerusalem Risen’. Veel van die beloften wachten nog op hun vervulling. Dat Jezus gekomen is om die beloften te vervullen is ook in lijn met wat Paulus schrijft in hoofdstuk 15 van zijn Romeinenbrief: “Ik bedoel namelijk dat Christus terwille van de waarachtigheid Gods een dienaar van de besnijdenis is geworden om de beloften die aan de vaderen gedaan zijn te bevestigen.” En hoe mooi dat Paulus direct daarop de oproep aan de heidengelovigen in Rome laat volgen: “Verheug u heidenen, met zijn volk.” Heidenen, verheug je met Israël over het heil voor Israël in Christus. Bij Paulus geen breuk tussen ekklesia en Israël. Bij de apostel is het heil voor Israël en voor de volken.

Treffend in dit verband zijn een aantal teksten uit het begin van het Lucas-evangelie, hoofdstuk 1 en 2. Ik pik er een uit, maar er is in deze eerste twee hoofdstukken van Lucas veel meer dat hiermee resoneert.
In Lucas 1 lezen we in de lofzang van Maria: “Hij, de Heere, heeft zich Israël zijn knecht aangetrokken, om te gedenken aan zijn barmhartigheid – gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.” Barmhartigheid van God voor Israël in eeuwigheid! Let op hoe Maria hier de beloften aan de vaderen noemt, net als Paulus dat doet in Rom. 15 vers 8.
Het gaat in de lofzang van Maria overduidelijk over het heil van God voor zijn volk Israël. Hoe is het toch mogelijk geweest dat theologen van de nog piepjonge kerk al in de tweede eeuw begonnen te leren dat de Joden niet langer Israël zijn, en dat de kerk nu het nieuwe Israël is? En dat al deze beloften nu niet meer golden voor het Joodse volk als volk? Die golden nu de kerk, het nieuwe Israël. Het blijft verbijsterend.

Ik wil tot slot wat gedachten kwijt over een kwestie die ik urgent acht. We hebben gehoord hoe de afgelopen zestig jaar veel theologen zich zijn gaan verdiepen in de vraag hoe de Bijbel op een nieuwe manier, vrij van vervangingsdenken gelezen kan gaan worden. Hoe we christen kunnen zijn op een wijze die het blijvende verbond van God met Israël van harte onderschrijft. Dit nieuwe denken bereikt tot nu toe maar zeer ten dele het grondvlak van de kerken. Het heeft nog maar weinig plek gekregen in het denken van de gemiddelde voorganger, laat staan in dat van de gemiddelde kerkganger. Dat is niet verwonderlijk. De omslag naar een andere manier van de Bijbel verstaan vraagt veel theologische doordenking. Een prima bezigheid voor theologen, maar niet te doen voor een doorsnee christen. En daar komt bij dat de omslag naar dit nieuwe denken sowieso tijd kost.

Maar toch maak ik me zorgen. Ik zie te weinig vooruitgang op het grondvlak van de kerken. En er wordt nog veel te vaak gepreekt alsof het volk Israël geen rol speelt.
Ik vraag me wel eens af of een paar eenvoudig te begrijpen stappen ons niet verder zouden kunnen helpen. Ik denk aan een post-supersessionist kijk op met name de plaats van Jezus, Israël en de kerk die ook voor niet-theologen eenvoudig te vatten is.
Hoe zouden het O.T. en N.T. al deels nieuw, post-supersessionist gelezen kunnen worden ook door niet-theologen? Ik heb de indruk dat over deze vraag tot nu toe te weinig is nagedacht.

Mogelijk kan het volgende het begin van een antwoord bieden. Laat me u deze vraag stellen. Waaruit bestond de Bijbel van de vroege kerk in die beginperiode van de eerste eeuw? Dat was in grote lijnen wat wij nu het Oude Testament noemen. Ik denk dat de doorsnee bijbellezer er doorgaans niet bij stil staat dat de apostel Paulus nog helemaal niet kon beschikken over de vier evangeliën toen hij zijn brieven schreef. De evangeliën zouden pas later geschreven worden. Er was ook nog helemaal geen Nieuw Testament. Paulus en heel de vroege kerk moest het die eerste dertig jaar doen met de Tenach. En natuurlijk met het getuigenis van de apostelen van de opgestane Christus. Dat was het. De Bijbel waarop Paulus zich baseerde en van waaruit die eerste gelovigen de gebeurtenissen rond Jezus de opgestane Messias zochten te duiden, dat was ons Oude Testament.

Gedurende die eerste drie decennia van de vroege kerk was er nog geen sprake van een niet-Joodse meerderheid binnen de vroege kerk. Duizenden Joden kwamen in die tijd tot geloof in Jezus Messias. Van vervangingsdenken was nog helemaal geen sprake. Hoe denk je dat het denken over Gods verbond met het volk Israël toen geweest zal zijn? Is het überhaupt denkbaar dat het verbond met Israël ter discussie gesteld kan zijn in een nog sterk Joodse messiaanse beweging die alleen de Tenach als Bijbel had? Voor deze Joodse Jezusgelovigen was het ondenkbaar dat Gods verbond met Israël niet langer van kracht zou zijn. Alles werd anders begin tweede eeuw na de verwoesting van de tempel, toen niet-Joden de meerderheid in de vroege kerk waren gaan vormen. Over hoe het vervangingsdenken binnen zo’n kort tijdsbestek binnen de vroege kerk post heeft kunnen vatten en waarom, daarover zijn experts nog steeds niet uitgedacht.

Met de terugkeer van de messiaanse joden in onze tijd horen we voor het eerst sinds 1900 jaar opnieuw vanuit een gemeenschap van messiaanse joden het getuigenis van het evangelie. Dit is zoiets bijzonders dat toenmalig kardinaal Ratzinger, de latere paus Benedictus, een jaar of dertig geleden het volgende zei toen hij een groep messiaanse joden sprak: “Als jullie zijn wat jullie zeggen dat jullie zijn, dan is de komst van de Messias nabij.” Met andere woorden, dit is een beslissend moment in tweeduizend jaar christendom.
Met het herstel van het Joodse deel van de ekklesia leven we in een heel bijzondere tijd. In een visiedocument van The Messianic Jewish Rabbinical Council lees ik: “Messianic Judaism is not merely the restoration of an original biblical template for the people of God. The rebirth of the Jewish Yeshua-community is a new heavenly intervention in the world which intimates something of God’s ultimate purpose for Israel and the nations.” 6 (Stones pag. 194)
Mark Kinzer wijst er terecht op dat dit alles ook nog eens gelijktijdig plaatsvindt met het herstel van een Joodse staat in 1948 en de vereniging van Jeruzalem in 1967. Hoe aangevochten ook, Israël is op allerlei manieren terug in de geschiedenis. Daar kun je toch echt alleen maar de hand van God in zien.

Messiaans-joodse theologen als Mark Kinzer kunnen iets wat hun voorgangers uit de eerste eeuw niet konden doen en natuurlijk ook niet hoefden te doen. Zij kunnen theologisch reageren op 18 eeuwen christelijk vervangingsdenken. En daarmee zijn deze messiaans-joodse theologen voor ons christenen zo enorm belangrijk. Niet alleen vanwege hun denken over Israël, maar zeker ook vanwege hun denken over de kerk. De kerk als een uitgebreid Israël, geënt op de edele olijf, opgenomen in het nieuwe verbond. Niet in de plaats van Israël maar naast Israël. Kerk en Israël, samen het volk van God ….

Maar de post-supersessionist theologie van Mark Kinzer en van veel andere post-supersessionist theologen vraagt veel van de lezer. Het theologisch niveau is doorgaans hoog. En dat kan ook moeilijk anders. De hele christelijke theologische traditie moet immers opnieuw doordacht worden wanneer er werkelijk afscheid genomen wordt van vervangingsdenken. En dat is echt een klus voor theologen.

Terug naar die behoefte aan een nieuwe manier van bijbellezen zonder vervangingsdenken, een manier die voor de gewone christen hopelijk gemakkelijker te vatten is. Ik doe een suggestie. We zagen zojuist hoe het evangelie in die eerste eeuw begon zonder N.T., maar met wat wij het O.T. noemen. Van vervangingsdenken was nog in het geheel geen sprake. We hoorden eerder dit citaat van Mark Kinzer: “Israel’s enduring covenantal vocation and Yeshua’s pivotal role in the divine plan are central presuppositions of Messianic Jewish theology, not the products of its reflective process.” 7 Waarom kan Kinzer hier zeggen dat dit centrale vooronderstellingen zijn, en niet het product van een (theologisch) denkproces? Is dat niet omdat Israëls blijvende verbondsroeping een centrale vooronderstelling is in de Tenach, het O.T. zelf?

Zou het doorsnee christenen niet enorm kunnen helpen als hun geleerd zou worden in hun denken over de plaats van Israël, het getuigenis van de Tenach principieel leidend te maken? De Tenach die op tal van plaatsen bij monde van God zelf onomwonden spreekt van een eeuwig en onverbrekelijk verbond met Israël. Eeuwig is eeuwig. Dit is het getuigenis van de Bijbel van Paulus, dit is het getuigenis van de Bijbel van Jezus zelf. Het getuigenis van de Tenach.

Juist omdat het N.T. eeuwenlang moeiteloos en zonder enige kerkelijke tegenspraak door de kerk en haar theologen vervangingstheologisch is uitgelegd, stel ik voor het O.T. principieel leidend te maken ten opzichte van het N.T. waar het ons denken over Israël betreft. Dus als het om de plaats van Israël in Gods heilsplan gaat het N.T. principieel lezen door de bril van het O.T. En dus niet andersom zoals vaak is gepropageerd. Een dergelijke stap vraagt niet om veel theologische reflectie. Men hoeft slechts te lezen wat het O.T. zegt over het eeuwige verbond met Israël. En dat vervolgens als uitgangspunt nemen bij het lezen van het N.T. Noem het gedisciplineerd Bijbel lezen. En waar dan het N.T. ruimte lijkt te geven aan vervangingsdenken, consequent voorrang geven aan het getuigenis van de Tenach op zo veel plaatsen: het verbond met Israël zal God nooit verbreken. Punt! Dit vraagt natuurlijk wel om een serieuze lezing van het O.T.
Zouden zo voor de doorsnee niet theologisch geschoolde christen dingen niet gemakkelijker op hun plek kunnen gaan vallen. Zou het niet kunnen helpen om het N.T. op een post-supersessionist manier te gaan leren verstaan? Zodat men niet langer gemakkelijk, zoals eeuwen wel het geval is geweest, op grond van bepaalde teksten in het N.T. vervangingstheologische conclusies trekt.

Maar er is ook nog iets anders nodig. Want hoe wordt een christen zich überhaupt bewust van de noodzaak om zich met deze vragen rond kerk en Israël bezig te houden? Ja, hoe komt het dat veel theologen en kerkleiders de afgelopen zestig jaar zijn gaan worstelen met de vragen rond kerk en Israël? Daar is maar één antwoord op mogelijk: dat is de schok van de Holocaust geweest, waar ik deze lezing mee begon.

Gaan zien dat het anders moet, dat vervangingsdenken echt niet meer kan, vraagt om een besef van wat er in de vorige eeuw en vele eeuwen ervoor gruwelijk is misgegaan. Het vraagt erom dat het anti-Joodse element in onze christelijke traditie niet langer het best bewaarde geheim in de kerk blijft. Het zal niet kunnen zonder eerlijk te kijken naar onze christelijke schuld ten opzichte van de Joden. Het vraagt om een vastbeslotenheid dat het anders moet en anders kan. Hier zal toch echt meer aandacht voor moeten komen op de kansel en in de theologieopleidingen.

De messiaans-joodse stem is niet voor niets juist in onze tijd gaan klinken. De God van Israël spreekt in onze dagen op een nieuwe manier tot ons christenen uit de volken. Nog één keer dat citaat van Mark Kinzer: “A third actor in the ongoing drama has once again entered the stage, and the ekklesia from among the nations must decide anew whether to embrace her, reject her, or pretend she does not exist.” Laten we de messiaanse joden omarmen en aandachtig naar ze luisteren. We hebben ze hard nodig.

 

Noten

1  “Postmissionair Messiaans jodendom (1) omvat het naleven van de Torah als een verbondsverantwoordelijkheid; (2) onderscheidt Jezus’ verborgen heiligende en reddende aanwezigheid te midden van het Joodse volk en de religieuze traditie; en (3) vertegenwoordigt (maar vervangt niet) het Joodse volk in relatie tot de niet-Joodse christelijke kerk (….), waardoor de kerk zich kan identificeren als een verlengstuk van, en niet als vervanging voor, Israëls missie in de wereld.”

2 “Ondanks de titel is dit niet hoofdzakelijk een boek over de ekklesia – de gemeenschap van degenen die in Yeshua de Messias geloven – en haar relatie tot het Joodse volk. Het is een boek over het vervangingsdenken en de ecclesiologische implicaties van de afwijzing ervan. Het vervangingsdenken leert dat de ekklesia het Joodse volk vervangt als de uitverkoren gemeenschap in verbond met God, in wie de goddelijke aanwezigheid woont en door wie het goddelijke doel in de wereld wordt gerealiseerd. Volgens deze traditionele christelijke visie is de kerk het nieuwe en geestelijke Israël, dat de rol vervult die voorheen werd vervuld door het zogenaamde ‘vleselijke’ Israël. In de decennia na de Holocaust hebben veel christenen deze leer verworpen. Het lijkt er echter op dat weinigen hebben geleerd het Nieuwe Testament te lezen op een wijze die vrij is van vervangingsdenken. Nog minder mensen lijken de ecclesiologische implicaties van hun nieuwe standpunt te hebben overwogen.”

3 “Een derde speler in het voortdurende drama is opnieuw op het toneel verschenen, en de ekklesia uit de volken moet opnieuw beslissen of ze deze speler zullen omarmen, afwijzen of doen alsof ze niet bestaat.”

4 “De steunpilaar van Kinzers messiaans-joodse theologie is de verbinding tussen Israël en Jezus. Vanuit een messiaans-joods perspectief moet elk theologisch onderwerp “bezien worden in verband met Israël, en in verband met Yeshua, en Israël en Yeshua moeten altijd in relatie tot elkaar bekeken worden.” Deze onderlinge relatie is het fundamentele uitgangspunt van de messiaans-joodse theologie, die Kinzer definieert als “gedisciplineerde reflectie over Gods karakter, wil en werken, en over Gods relatie met Israël, de naties en de hele schepping in het licht van Gods onherroepelijke verkiezing van Israël.” (…) Terwijl de Joodse theologie traditioneel Gods verbond met Israël centraal stelt en de christelijke theologie traditioneel rond de christologie is opgebouwd, houdt de messiaans-joodse theologie deze twee overtuigingen bij elkaar. Zoals Kinzer uitlegt: “Israëls blijvende verbondsroeping en de cruciale rol van Yeshua in het goddelijke plan zijn centrale vooronderstellingen van de messiaans-joodse theologie, en niet de producten van haar reflectieve proces. Dit zijn dus geloofsovertuigingen die de basisvorm vormen van de messiaans-joodse theologie. Als deze twee overtuigingen hun centrale rol verliezen en niet langer functioneren als vooronderstellingen en criteria voor wat voor waar kan worden aangenomen, is de theologie niet langer messiaans-joodse theologie.””

“Volgens de Joodse theoloog Will Herberg presenteren de Apostolische Geschriften (Nieuwe Testament) Yeshua als een “one-man Israel”, een individu dat in zichzelf de gezamenlijke verbondsidentiteit van Israël samenvat. (…) Yeshua kan een “one-man Israel” worden, omdat hij al Gods eeuwige Geliefde was, in wie Israël vóór de grondlegging van de wereld werd uitverkoren. (Efeziërs 1:4). God adopteert Israël als zijn “eerstgeboren zoon” (Exodus 4:22-23) door Israël te verbinden met de Zoon die God kende en liefhad voordat er iets werd geschapen (Efeziërs 1:5-6). Yeshua wordt de dienaar van de mensen die door hem bestaan. Israël wist dit niet vóór de incarnatie van Yeshua en heeft het sindsdien niet erkend. Maar een dergelijke niet-erkenning kan Israëls onuitroeibare afhankelijkheid van Yeshua, en Yeshua’s onwankelbare toewijding aan Israël, niet ongedaan maken.”

“Het messiaans jodendom is niet louter het herstel van een oorspronkelijk Bijbels model voor het volk van God. De wedergeboorte van de Joodse Yeshua-gemeenschap is een nieuwe hemelse interventie in de wereld, die iets laat doorschemeren van Gods uiteindelijke doel voor Israël en de naties.”

7 “De blijvende verbondsroeping van Israël en de centrale rol van Yeshua in het goddelijke plan zijn centrale vooronderstellingen van de messiaans-joodse theologie, niet de producten van haar reflectieve proces.”

 


Antijudaïsme. Wat is het, waar komt het vandaan, en hoe werkt het vandaag de dag nog door?

Landelijke ontmoetingsdag Kerk &Israël, Nijkerk 11 september 2023

Lezing door Bart Gijsbertsen ‘Waar herkennen we anti-judaïsme in de kerk(dienst) van vandaag?

Hartelijk dank voor de uitnodiging om op deze dag een bijdrage te leveren aan het gesprek over anti-judaïsme in de kerk.

Mag ik beginnen met de toch wel bijzondere wending die de Rooms-katholieke Kerk in 1965 maakte, de kerk die zo’n twintig eeuwen christelijk denken en geloven in de wereld bepaalde. In de encycliek Nostra Aetate verklaart zij zich bekeerd tot een nieuwe houding ten opzichte van de Joodse religie én het Joodse volk. We horen daar:

De roeping van het volk Israël die het al sinds de dagen van Abraham had, is en blijft; ook na Christus; ook als het Jezus niet als Christus erkent of aanvaardt. Het volk is nooit door God verworpen. Integendeel, de kerk moet haar beeld van Israël als een volk dat met de dood van Jezus van zijn dienst ontslagen is, corrigeren en beseffen dat het volk nog altijd van theologische betekenis is. Het gaat er juist om die theologische betekenis van het volk – los van al dan niet geloven in Jezus – op alle manieren te benadrukken en die te omschrijven in een nieuwe Israël-theologie die ook onze uitleg van het Nieuwe Testament gaat bepalen.

Die nieuwe Israël-theologie zou dan volgens het Vaticaan moeten starten bij het blootleggen van alle anti-judaïstische vooroordelen in christelijke exegese, catechese en prediking. En daar werd ook werk van gemaakt.
Zo kwam de pauselijke bijbelcommissie in 2001 met een document, getiteld ‘Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de christelijke Bijbel’. Daarin de boude stelling: in het N.T. zelf komt geen anti-judaïsme voor. Als teksten toch als zodanig worden gelezen en uitgelegd, heeft men ze losgemaakt van de Tenach. Want de kritiek die je binnen het N.T. op Israël vindt ‘verschilt niet van de profetische taal in de Tenach, is in wezen altijd van tijdelijke aard en laat altijd nieuwe heilsmogelijkheden doorschemeren.’ Wat betreft het N.T. stelt men: ‘Zonder het Oude Testament zou het Nieuwe Testament een niet te ontcijferen boek zijn, een plant van haar wortels beroofd en gedoemd te verdorren’.
Vervolgens klinkt een pleidooi om te leren van de Joodse interpretatie van het Oude Testament. Ik citeer: ‘Het is goed mogelijk de bijbel te lezen zoals de joden dat doen, en dat dit in de lijn ligt van de joodse Heilige Schriften uit de tijd van de Tweede Tempel, een wijze van lezen die analoog is aan die van de christenen en die zich parallel daaraan heeft ontwikkeld.’

1965 en 2001. Twee belangrijke jaartallen waarin belangrijke stappen zijn gezet met het blootleggen van alle anti-judaïstische vooroordelen in exegese, catechese en prediking.
Inmiddels is het al 2023. Verandering in de kerk gaat traag. Niettemin past in dit kader de vraag die de PKN aan mij voorlegde: ‘Waar herkennen we anti-judaïsme in de kerk(dienst) van vandaag?’ Graag ook voorbeelden.

Het stelde mij voor de vraag: Hoe herkennen we in zijn algemeenheid anti-judaïsme, de religieuze vorm van antisemitisme? Hoe spoor je het op?
Ik vond een verhelderend overzicht van anti-judaïstische vooroordelen in een analyse van de hand van Maria Neubrand, hoogleraar Nieuwe Testament (Paderborn), en Johannes Seidel, docent theologie en filosofie (München). In een artikel in het boek Antijudaismen in der Exegese?; eine Diskussion 50 Jahre nach ‘Nostra Aetate’ onderscheiden zij vier modellen die anti-judaïstische exegese in de hand werken: Het substitutie-model, het integratie-model, het contrast-model en het relativerings-model. Ik vat samen wat ze daaronder verstaan. Bij elk model koos ik een paar voorbeelden.

Substitutie-model

Dit model stelt dat de Kerk de plaats van Israël als volk van God heeft ingenomen. Na Jezus is Israël vervangen en staat alleen de Kerk in de continuïteit van de heilsgeschiedenis. Voor het niet in Jezus-gelovende Israël rest de facto slechts een geschiedenis van heilsverlies. Het verbond met Abraham is vervangen door een nieuw verbond, de besnijdenis is vervangen door de doop.
Dit model herken ik bijvoorbeeld in de vertalingen en exegese van Romeinen 11:11-15. De NBV 2004 vertaalt in vers 15 unverfroren dat God Israël verwierp. De NBV 2021 verandert dat in ‘dat zij afvallig werden’. In 2004 is God dus de verwerper, in 2021 Israël zelf. Maar – zo gaat de vertaling dan verder – ‘ze kunnen opnieuw aangenomen worden’; dus toch God de verwerper en aannemer? Paulus stelt in dit gedeelte uitdrukkelijk dat God zijn volk niet heeft verstoten. Bij hem is dan ook niet God aan het struikelen of aan het verwerpen, maar Israël is aan het struikelen en aan het verwerpen, namelijk ten aanzien van Jezus als messias. Tegelijk betuigt hij dat zijn niet—in-Jezus-gelovende broeders en zusters dan wel struikelen maar niettemin blijven staan; en dat als zij kunnen verwerpen, zijzelf ook kunnen aannemen. In hetzelfde verband waarschuwt hij de heiden-christenen voor elk gevoel van superioriteit ten opzichte van Israël.
Ander voorbeeld: Als Johannes in Openbaring 2 en 3 waarschuwt voor de ‘synagoge van satan’, waar mensen beweren Jood te zijn maar het niet zijn, dan is dat niet anti-joods te lezen in de zin van ‘zie je, alle Joden zijn onwaarachtig, aan de duivel overgeleverd’; in plaats van een duivelse synagoge is er nu de christelijke kerk. Het is evengoed te lezen als wat het is: een synagoge waar mensen zich opdringen als de echte Joden, maar het inderdaad niet zijn. Daarbij valt te denken aan de altijd al presente niet-joodse proselieten in de synagoge die nu – al dan niet samen met toegetreden heiden-christenen – de Joden hun geloofsgehoorzaamheid aan de Torah en aan de mitswot betwisten; of ze nu messias-belijdend zijn geworden of niet. Dat raakt aan het tweede model.

Integratie-model

In dit model is het empirische Israël niet eens meer een factor. Het gaat om het ware, geestelijke Israël. De heiden-christelijke Kerk vormt dat ware Israël. Deze heiden-christelijke Kerk roept alle heidenvolkeren tot de Kerk als het ware Israël. Joden hebben hun recht op de naam Israël verloren; ze hebben alleen nog enig recht op bestaan als ze zich bekeren tot de kerkelijke leer.
Bij dit model denk ik aan een exegese van Efeze 2:11-22 die het etnisch onderscheid tussen Jood en niet-Jood geheel laat vervallen. Terwijl Paulus daar nu juist betoogt dat Jezus zijn leven gaf opdat Jood en niet-Jood zich met elkaar zouden verzoenen; in Hem geen scheidsmuur meer tussen Israël en de volkeren der aarde. Paulus laat die verzoening, waardoor de mensheid één gemeenschap wordt, zelfs voorafgaan aan de verzoening met God. Hij stelt in principe de onderlinge verzoening als voorwaarde voor die met God. Niet zo verwonderlijk dat hij dat zo verwoordt, want deze verzoening tussen Jood en niet-Jood stond ook hoog op de agenda van het apostelconvent van Handelingen 15 dat hij bijwoonde. Van daaruit ging een missive de wereld over dat heidenen die christen werden welkom waren in de synagoge. Mits zij zich – met het oog op de tafelgemeenschap met messias-belijdende Joden – dan aan een minimum van voorschriften t.a.v. de 613 mitswot zouden houden.
In het integratiemodel predikt de Kerk Jezus bepaald niet als een postillon d’ amour tussen Jood en niet-Jood, c.q. tussen de volkeren onderling. Deze Kerk richt zich vooral op het zielenheil van elk individu. Messias-belijdende Joden die zich aan de mitswot willen blijven houden, worden als ketters veroordeeld. Omdat – om maar iets te noemen – deze Joden de sabbat willen houden naast of in plaats van de zondag, of omdat zij de Pesach datum van 14 en 15 Nisan niet willen inruilen voor een andere paas-datum op de Juliaanse kalender. In plaats van dat dus heiden-christenen zichzelf hielden aan het minimum van voorschriften om de vrede van Christus te bevorderen zoals het apostelconvent die zocht, ontzegden ze Joden de geldigheid van de mitswot.

Contrast-model

In dit model staat Israël met de Tenach als exemplarisch negatief tegenover de verkoren christenheid. Alle oordeelsteksten in de Tenach betreffen Israël, alle genadeteksten betreffen de kerk. De enige theologische functie van het Oude Testament (daarom heet het ook zo) bestaat erin dat het contrast tussen jodendom en evangelie duidelijk wordt. Het O.T. is het boek van het falen van Israël of zelfs van een andere (strenge) God, het N.T. is het boek van verlossing en hoop voor de mensheid. Jezus Christus wordt in dit model tegenover de Joodse godsdienst gezet.
Dit vooroordeel zie je bijvoorbeeld in de vertaling van Johannes 1:17 door de NBV 2004: de wet is door Mozes gegeven maar de genade en waarheid door Jezus Christus gekomen. In het Grieks staat nergens ‘maar’ en de NBV 2021 vermeldt het ook niet meer. Of iedereen daardoor nu opeens gaat beseffen dat Mozes en Jezus dus in elkaars verlengde liggen, is een andere vraag.
Ander voorbeeld: In de loop van Matteüs 5 leggen vertalingen als een soort refrein in de mond van Jezus: ‘u hebt gehoord dat gezegd is… (en dan citeert Hij een tekst uit de Torah)’ maar Ik zeg u….. Juist tevoren heeft Hij gezegd dat Hij geen jota of tittel van de Torah laat vervallen, die echter nog scherper in het licht wil stellen. Zoals Pinchas Lapide zegt: Het gaat Jezus niet om een anti-these maar een super-these. ‘U hebt gehoord dat gezegd is…; en Ik zeg u zelfs…’. De NBV 2004 vertaalt zo ook frequent, de NBV 2021 zwakt dat weer af en laat het in het midden.

Relativerings-model

Relativering vind je overal waar het O.T. principieel met een vervullingsbril wordt gelezen en gepredikt. De theologische betekenis en geldigheid van het O.T. wordt gereduceerd tot een voorbereiding en belofte van die werkelijkheid die ‘eigenlijk’ en ‘alleen’ in Christus openbaar en aanwezig is. Het O.T. wordt weliswaar als ‘Woord van God’ niet overbodig, maar alles wat nog niet christologisch of ecclesiologisch in vervulling is gegaan, wordt gemarginaliseerd, omgeduid, of denigrerend richting het jodendom uitgelegd.

Aan de hand van deze vier modellen zijn heel wat anti-judaïstische vooroordelen bloot te leggen. Die vooroordelen komen mee met de liederen die we al eeuwen zingen, ook in het Liedboek 2013, ze komen mee in onze bijbelvertalingen.
Anti-judaïsme en vervangingstheologie heten door de Kerk weliswaar afgezworen te zijn, maar de residuen ervan uit het verleden zijn legio. We willen het verleden achter ons zich laten, maar we vergeten dat het DNA in onze teksten en exegese nog altijd doorwerkt. We leggen het niet bloot, en we ruimen het niet op.
Grosso modo wordt zeker niet nagedacht over ‘hoe dan wel?’

Nieuwe Israël-theologie: een lange termijn project

Nieuwe Israël-theologie zou moeten beginnen met alle vooroordelen op te sporen in bijbelvertalingen en liturgie, in catechese en prediking; en die te corrigeren. Per saldo zijn we dan nog slechts bezig met – wat Miskotte in zijn boek Als de goden zwijgen noemt – een grote ‘opruiming’. Dan bouw je nog niet iets nieuws.
Ik zie echter tegenwoordig veeleer de reactie: laten we het er helemaal niet (meer) over hebben. Tallozen kiezen voor – wat ik noem – Israel-mijding. Maar dan ben je voor mijn idee nog verder van huis heen dan met anti-judaïsme. Dan zijn we bij Israël-loosheid. Dan kun je de Bijbel ook inwisselen voor Griekse mythologie en dan kun je de kansel ook gebruiken voor een esoterisch verhaal. Maar dat kan menig ander wetenschapper dan waarschijnlijk beter en interessanter dan de dominee.

Ondertussen schieten vandaag de dag gemeenteleden en kerkverlaters alle kanten op; van Israël-verheerlijking tot Israël-bashing. De woorden van Chaim Potok uit zijn romans gelden nog steeds: Of de gojiem houden te veel van ons of ze haten ons.

Een nieuwe Israël-theologie ontwikkelen is moeilijk en tijdrovend werk. Het kost waarschijnlijk generaties. De uitkomsten ervan gaan – is mijn indruk bij de pogingen die ik zie – ons schokken. Neem bijvoorbeeld de exegese waartoe Mark D. Nanos komt, docent aan de universiteit te Kansas. De eerste zin in zijn boek The mystery of Romans (1996) luidt:

Paulus zet in zijn Romeinenbrief in treffende en niet mis te verstane woorden uiteen dat het hele doel van zijn apostelschap onder de heidenen in dienst staat van het herstel van Israël.

Dan ben je gelijk ver buiten het exegetische spoor dat we eeuwen hebben getrokken.
Mag ik eindigen met wat mijn mentor en vriend Henk Vreekamp niet ophield te benadrukken, namelijk de woorden van Paulus in Romeinen 15, dat Jezus ‘de dienaar van de besnijdenis’, dus van het Joodse volk, geworden is. En dat dienaarschap uitte zich in totale gehoorzaamheid aan de Tenach, het leven naar alle woorden van Mozes en de Profeten.
Ik kan me niet voorstellen dat Hij dat nu, in de hemelse gewesten, anders ziet.
Ik hoor Lucas zijn boek Handelingen beginnen met: Tot nu toe vertelde ik wat Jezus begonnen is te doen, nu wat Hij verder in de wereldgeschiedenis doet. Dat is geen ander doel dan wat Hij altijd voor ogen had, namelijk dat Jood en niet-Jood zich verenigen in de lofzang voor Gods Naam. (Rom.15:10) Dat betekent automatisch de verzoening tussen alle volkeren, die dan immers om Jezus’ wil broeders en zusters van elkaar zouden zijn. Een gemeenschap waarin de eerstgeborene, Israël, zijn taak misschien als volbracht kan zien, en de Messias het hoofd van allen is. Waren we maar zo ver.



Jezus belijden als de vleesgeworden Tenach, wat betekent dat?

Lezing op 4 maart 2023 te Nijkerk in het kader van ‘Israel-talks’ op uitnodiging van Christenen voor Israël door Bart Gijsbertsen

Ik heb een zwak voor Nicodemus. Alleen in het Johannes-evangelie komt hij voor. Drie keer. Aan het begin, in het midden (waar hij opkomt voor Jezus) en aan het slot (waar hij Jezus koninklijke eer bewijst). Nu spreekt juist het Johannes-evangelie van meet af aan over de hoge afkomst van Jezus als het Woord dat van eeuwigheid bij God was en is en zijn zal, de Mensenzoon. En zo heb ik dus ook te doen met Nicodemus als hij op rabbijnse wijze in de stilte, onder de nachtelijke sterrenhemel, met Jezus in gesprek gaat.
Hoe kun je voorbereid zijn op een ontmoeting als deze? Binnen de kortste keren is de schriftgeleerde Nicodemus de weg kwijt. ‘Wij weten’, zo zet Nicodemus het gesprek in, – ook namens zijn mede-schriftgeleerden – ‘wij weten dat U een leraar bent van God gezonden’. Daarmee betuigt hij in feite groot respect in de richting van Jezus, want in zijn eigen kring vroeg men zich af of Jezus wel een bevoegde rabbi was.
Maar Jezus is van deze benadering niet onder de indruk. Al spoedig klinkt het uit zíjn mond: ‘Wij weten’ – en dan is het pluralis majestatis, als in: ‘wij, de Koning’.

Tja, stel dat ik niet wist wie Joe Biden was en in mijn onschuld hem zou interviewen met ‘Wij weten dat u een soort regeringsleider bent’. Misschien zou hij toch een beetje aangebrand reageren met: ‘Een soort regeringsleider? Ik ben Joe Biden, president van de VS!’ Oeps.
‘Wij spreken over wat wij weten en hebben gezien’, reageert Jezus, ‘maar waarom nemen jullie ons getuigenis niet aan?’ Zo laat Jezus Nicodemus merken dat hij geen idee heeft met wie hij eigenlijk van doen heeft.
Het gesprek neemt dan ook een hoge vlucht. En al spoedig is het geen gesprek meer; Jezus spreekt en Nicodemus luistert, ademloos.
Wat mij daarin opvalt is dat Jezus heel open en eerlijk, bijna naïef spreekt. Over dat Hij de Mensenzoon uit de hemel is, dat Hij de wereld wil behouden, dat Hij mensen tot licht en leven wil brengen, maar dat al zijn spreken tot nu toe stuit op het feit dat de mensen liever het donker kiezen.
Het is of Jezus probeert Nicodemus op te tillen naar een hemels gezichtspunt, een ‘heavenly point of view’. ‘Bekijk het nu eens even van mijn kant’, zegt Jezus als het ware.

‘Bekijk het nu eens van mijn kant’. Zoals Jezus spreekt doet mij zeer denken aan Spreuken 8. Dat neemt je ook mee naar zo’n hemels gezichtspunt.
In Spreuken 8 is de Wijsheid aan het woord. In de midrasj – de Joodse bijbelverklaring – wordt die Wijsheid wel verstaan als een aanduiding van wat zij noemen ‘de eeuwige Torah’, het Woord dat van eeuwigheid af bij God was en is. Wat zegt die Wijsheid, wat zegt deze Torah? Zij – die Wijsheid is vrouwelijk, een prinses- vermeldt dat zij het begin van Gods weg is, dat zij er al was voordat de aarde werd geschapen. Zij is eeuwigheden geleden door God onder weeën voortgebracht. En toen de ENE, de HERE God, begon met de schepping van hemel en aarde, toen was zij, de Wijsheid/Torah, al die tijd aan Gods zijde.
Ik laat u dat even horen (Spreuken 8 vanaf vers 22 tot vers 31, NBV):

De Naardense vertaalt die laatste zinnen als: ‘Ik was aan zijn zijde als troetelkind, was zijn geluk dag aan dag, spelend voor zijn aanschijn altijd, spelend op het vlak van zijn aarde, en mijn geluk lag bij de zonen van Adam!’
Ik was zijn ‘amoon’, zegt het Hebreeuws. De betekenis van dat woord is niet helemaal duidelijk. Sommigen vertalen met troetelkind of lieveling. Maar er zijn ook vertalingen die richting bouw en kunst gaan. Zo zegt een midrasj: de Torah zegt ‘Ik was het gereedschap dat JHWH gebruikte voor de schepping van de wereld’; of; ‘Ik was Gods kunstenares of het bouwplan dat Hij voortdurend voor ogen had bij alles wat Hij maakte’.
Maar welke vertaling je ook kiest, het gaat allemaal in de richting van een hemelse Vader of Architect wiens grootste vreugde ligt in deze Amoon. En heel zijn handelen is er op gericht om haar gelukkig te maken, om met en voor haar een wereld te creëren. Zoals een aardse vader zijn vreugde erin vindt om samen met zijn kind en voor zijn kind een prachtig bouwsel te creëren dat het kind gelukkig maakt. En het kind gaat daar vervolgens mee spelen en leeft de eigen creativiteit daarin uit.
En dit Kind in Spreuken zegt: ‘Ik was het geluk van JHWH dag aan dag, en míjn geluk lag bij de mensenkinderen. Met hen en met hun wereld mocht ik iets moois gaan doen.’ En zij eindigt in Spreuken 8 met te zeggen: ‘Nu dan, mensen, luister naar Mij en wordt wijs! Wie Mij vindt, vindt het leven. Wie tegen mij ingaat is een liefhebber van de dood.’

Wel, met déze Wijsheid Gods, met deze Torah, zit Nicodemus dus onder de sterrenhemel te praten. En Hij/Zij, deze Wijsheid, vertelt met een natuurlijk gezag en een hemelse vanzelfsprekendheid – ‘Wij weten waarvan wij spreken’ – over hoe Hij/Zij bij JHWH een troetelkind/Amoon was, en hoe Hij uit die hemelwereld is neergedaald. Want de mensen, zijn mensen bij wie Hij zijn geluk vond, luisterden niet naar Hem. Ze waren om zijnentwil gecreëerd, zijn woorden kwamen tot hen via Mozes en de Profeten, maar ze wilden geen gehoor geven aan de hemelse wijsheid.

Dat kan voor ons ook een nieuw licht werpen op de uitleg van Genesis 1:1. De Wijsheid/de eeuwige Torah vertelt in Spreuken 8 vers 22 dat zij het begin van Gods weg is; in het Hebreeuws is dat ‘Resjiet’ – begin of beginsel/principe. En wat zijn de eerste woorden in de Bijbel? Beresjiet… Dat kan vertaald worden als In of met Resjiet. Met Begin, met een Principe schiep God de hemel en de aarde. Met zijn lieveling, Torah/Wijsheid, Principe van en achter alle dingen, schiep God hemel en aarde. Zonder die eeuwige Torah, de levende Torah, prinses Wijsheid, zou onze wereld er niet eens zijn.
Zo start Johannes zijn evangelie dan ook: In beginsel is er het Woord. Daarmee bedoelt hij geen Logos à la Plato, maar de eeuwige Torah die voor Nicodemus en elke schriftgeleerde en elke Jood gestalte heeft gekregen in het Woord van God dat al eeuwen met Israël meegaat.
Paulus schrijft over dit geliefde kind van God: eerstgeborene van heel de schepping is hij/zij, alles is door en voor hem/haar geschapen!
Van meet af aan is deze Torah dus aanwezig in en achter deze schepping.

En daarnaar verwijzen dus zowel Johannes als Paulus ons als zij stellen dat Jezus de vleeswording van die Torah in deze wereld is.
Hij is die Wijsheid Gods van den beginne; die al eeuwigheden geleden onder weeën door God is voortgebracht, en die al sprak tot Israël in Spreuken, en in de Psalmen, en alle geschriften, en heel Mozes en de profeten, heel de Tenach. Hij is de vleeswording van het Woord van God dat al sinds Abraham in deze wereld klinkt; daarmee start, zoals u weet, Matteüs zijn evangelie.
Maar als dus Matteüs, Johannes en Paulus en al die anderen dát ontdekken, dat Jezus het vleesgeworden Woord was en is, dan gaan ze de hele Tenach, alle Torah-rollen, nog eens helemaal opnieuw lezen. Omdat ze nu vanuit Jezus’ leven en woorden meer dan ooit de sleutel tot het verstaan van die woorden in handen hebben gekregen. Die ‘Wet en de Profeten’, waarvan Jezus uiteraard stelt dat daarvan nooit een jota of tittel vervalt, die Hij zelf ook nog onderwees na zijn opstanding aan de Emmaüsgangers, wat staat daar dan in?!
‘Ik ben zelf maar gekomen’, vertelt Jezus aan Nicodemus, ‘letterlijk, als één van jullie, om mijn woord met eigen mond en leven te laten horen; om jullie te vertellen waar al die woorden in jullie Torah-rollen een afschijnsel van zijn. Al die woorden komen bij Mij vandaan en spreken van Mij. Maar jullie luisteren niet. Maar Ik vraag om jullie geloof! Want hierin ligt jullie leven! De gerechtigheid waarvan de Torah spreekt, de barmhartigheid, het oordeel en de genade, het Licht in het duister, Ik, ben in de wereld gekomen om jullie te vertellen hoe het leven is bedoeld; in welk perspectief je de hemel en aarde moet zien. En wie oprecht wil handelen, die zoekt dit licht!’

Ja, in den beginne, in principe was er het Woord. Dat was geen geschreven woord zoals wij er zoveel kennen. De theoloog Miskotte benadrukte altijd dat de Bijbel nooit is bedoeld om te lezen, maar om voor te lezen. Omdat het om een geluid gaat dat over deze wereld gaat. ‘En God sprak…’ Dat is het creërende geluid, spreken Gods. En in de eerste eeuwen na Abraham werd dat geluid altijd mondeling doorgegeven aan volgende generaties, die daar dan hun eigen vertellingen en ervaringen met de levende Torah, met Gods Woord, aan toevoegden. En wat wij als predikanten doen, zei Miskotte, dat is dat wij woorden (allemaal kleine letters) spreken, een geluid laten klinken over het Woord (één hoofdletter, de Bijbel) aangaande het WOORD (allemaal hoofdletters, de eeuwige Torah die in Jezus vlees/mens werd).
U moet het dus als gemeenteleden in een kerkdienst doen met een afschijnsel van een lichtschijnsel van een groot Licht. Maar wij proberen het als dienaren van het Woord zo uit te spreken dat het Woord zelf, het grote geluid zelf, u zal bereiken. En God sprak!
Wij hebben een sprekende God, JHWH. En zijn eerste WOORD is de creatie van de eeuwige Torah, aan wie alles op deze aarde onderworpen is en die op alles in deze wereld invloed wil uitoefenen.

Over een verandering van perspectief gesproken; ‘bekijk het eens van mijn kant…’ Had Nicodemus dit geweten, hij zou Jezus anders hebben aangesproken; als hij het dan nog überhaupt gedurfd had.
Ik zoek met u vanmorgen dit heavenly point of view. De Jezus over wie wij soms zo gemakkelijk spreken, zijn aardse leven zoals wij dat kennen uit de evangeliën, is een hele korte fase in het oneindige hemelse leven van de Wijsheid/Torah die van eeuwigheid bij God was en is en zijn zal.
Ik krijg vaak de indruk dat de uitvergroting van Jezus’ leven op aarde, mensen het zicht op zijn leven als de eeuwige Torah ontneemt.
Vergelijk het bijvoorbeeld met wat Neil Armstrong is overkomen. Het moet voor hem lijken of veel mensen zijn hele leven hebben versmald tot dat ene jaar 1969 en die ene stap die hij zette op de maan. Niemand heeft het over de vele verhuizingen in zijn jeugd, of dat hij luchtvaartkundig ingenieur was, straaljagerpiloot, en zoveel meer.
Zeker, Armstrong zette de eerste stap op de maan; maar wie was Neil Alden Armstrong eigenlijk?
En zeker, de eeuwige Torah was op deze aarde in Jezus aanwezig, maar wie was en is de eeuwige Torah eigenlijk? Wat ging aan zijn voetstap op aarde vooraf? Tweeduizend jaar aan geluid sinds Abraham. En hoe ging het na zijn komst op aarde? Tweeduizend jaar geluid sinds Yosef en Mirjam, door ons Jozef en Maria genoemd.
‘U hebt het bijna nooit over Jezus’, kreeg ik eens te horen. ‘Dat snap ik niet’, antwoordde ik, ‘ik heb het altijd over Hem’. ‘Nee, u hebt het altijd over de Torah.’ ‘Ja precies’, zei ik, ‘dat bedoel ik, Ik heb het altijd over Hem’.

Ten overvloede een mooie midrasj hierover.

Rabbi Jehosjoea ben Levi zei:

Toen Mozes afdaalde van de nabijheid van de Heilige – Gezegend zij Hij – kwam satan en vroeg aan God: Heer der wereld, waar is de Torah?
Hij antwoordde: Ik heb haar aan de aarde gegeven.
Satan ging naar de aarde, maar vond haar niet.
Hij keerde terug en zei: Heer der wereld, overal op aarde heb ik de Torah gezocht, maar ik heb haar niet gevonden.
Hij zei tot hem: Ga naar de zoon van Amram.
Satan ging naar Mozes en zei hem: Waar is de Torah die de Heilige – Gezegend zij Hij – jou gegeven heeft?
Hij antwoordde: Wie ben ik dat de Heilige – Gezegend zij Hij – mij de Torah zou geven?

De Heilige – Gezegend zij Hij – ging daarop zelf naar Mozes en zei: Hé, Mosje, ben jij een leugenaar?

Mozes antwoordde: Heer der wereld, U hebt een verborgen schat waar U dagelijks van geniet. Durf ik te zeggen dat die van mij is?

De Heilige – Gezegend zij Hij – zei tot Mozes: Omdat je je zo klein gemaakt hebt, zal zij naar jou worden genoemd. Zoals er gezegd is (Maleachi 3:22): Gedenk de Torah van Mozes, mijn dienaar.

Die Torah, de Tenach die sinds Mozes al zo’n 3500 jaar op aarde met het volk Israël meegaat, wijst regelmatig op zijn (haar) eigen hoge oorsprong. We hoorden het in Spreuken 8. Mozes verwijst naar die hoge oorsprong als hij in Deuteronomium 33:2 de Torah een vuur aan Gods rechterhand noemt. Zwart vuur op wit vuur, zegt de Joodse traditie; zo kwam het Woord van de Sinaï. Vlammende letters, vlammende woorden. Die Torah kwam tot de wereld. En men noemde haar/hem: de Torah van Mozes; en later: ‘Wet en Profeten’.
Niemand op aarde heeft echter Jezus Christus herkend als de ‘Torah van Mozes’, laat staan als het Woord aan Gods rechterhand, als de eeuwige Torah. Niet alleen Israël, maar zelfs de grootste wereldheersers die deze aarde stempelden met hun invloed, hebben Hem niet herkend, stelt Paulus; want anders hadden ze Jezus niet gekruisigd (1 Korinthiërs 2:8).
Maar Hij was hier; 33 jaar. En Hij liet voluit zien in zijn leven hoe de Torah er werkelijk uitziet en bedoeld is; wat dat betekent aan levensheiliging; aan vertrouwen op God om je weg te gaan temidden van alle goddeloosheid, samen-zweringen, alle onrecht, enzovoort, enzovoort.
En Jezus is verbaasd maar ook verbijsterd dat men Hem, die Torah, Gods getuigenis, niet aanneemt. Het hele volk Israël is om Hem heen, en om zijnentwil, gecreëerd. Om via hen in de wereld de Torah en een hemelse wijsheid en manier van handelen te openbaren. Met die Torah, dat Woord, valt Hij samen!
Dat is zo’n twee-eenheid dat we in Johannes 7 lezen dat Jezus zegt: ‘U hebt van Mozes de Torah gekregen. Maar niemand houdt zich aan de Torah. Waarom wilt u Mij doden?’ Het je ‘niet houden aan de Torah’ is voor Hem dus direct verbonden met het ‘dood maken’ van de Torah, van Hemzelf.
In de woorden van de Torah-rollen gaat het eeuwig Woord schuil. Andersom gezegd: De eeuwige Torah gaat, in de Torah-rollen die in de synagogen tot klinken worden gebracht, nog altijd met Israël mee. Het Woord, dat in Jezus vlees werd, zichtbaarder dan ooit, is nooit uit Israël weg.
Zo, dat was mijn inleiding.

En dan gaan we naar het thema voor vanmorgen: Jezus belijden als de vleesgeworden Tenach, wat betekent dat? Wat betekent dat voor ons als christenen?
En dan stuiten we op heel wat problemen.
Wat voor Jezus de Bijbel was die Hij lief had met heel zijn hart, heel zijn leven elke sabbat beluisterde in de synagoge, heet in de kerk al sinds jaar en dag het Oude Testament. ‘Testament’; in onze taal terechtgekomen omdat de Bijbel eeuwen in het Latijn werd gelezen. ‘Testamentum’ was de Latijnse vertaling van het Griekse diathèkè in de Septuagint. En dat Griekse woord was al weer de vertaling van het Hebreeuwse ‘Berith’ – Verbond. Wat wij dus het ‘Oude Testament’ noemen betreft het aloude verbond van God met Abraham en zijn zaad, zijn verbond met Israël, dat nog altijd in de synagogen tot klinken wordt gebracht
Gods verbond met Abraham is, zo kunnen we in de Tenach lezen, vele malen vernieuwd. In feite wordt elke nieuwe generatie in het volk Israël op dat verbond betrokken. De komst van de eeuwige Torah in het vlees schaft dat verbond ook niet af. Integendeel, Hij laat helemaal zien wat dat Verbond betekent, hoe daarin en daarbij te leven. Hij staat, zo zegt de Hebreeënbrief (7:22), er zelfs borg voor dat het verbond van God met Israël onaantastbaar wordt voor zonde en schuld; borg geworden voor een machtiger verbond dan ooit.
De Hebreeënbrief betoogt dat het dan inmiddels tweeduizend jaar oude verbond met Abraham zwak en machteloos is gebleken en dat de bondgenoten, het volk Israël, als een grote schuldenaar voor het aangezicht van God staan. Maar het verbond met Abraham moet worden gered! Abraham moet worden gered, Izaäk moet worden gered, Jakob, de twaalf stammen, het huis van Aäron, het huis van David, de hele Torah en de Profeten, heel Israël moet worden gered. Opdat daarmee ook de belofte aan Abraham en daarmee aan heel de wereld wordt gered. Wel, Jezus komt zijn broeders, zijn volk, het verbond met Abraham te hulp. Hij wordt hun borg. Zijn broeders zijn schuldenaar geworden tegenover God omdat ze verbond en Torah niet volmaakt hebben geleefd. Jezus treedt in als derde partij en Hij verricht voor hen de prestatie die zij jegens God verschuldigd waren; dat is wat iemand die zich borg stelt, doet. Zo creëert Hij een machtiger verbond.
En deze borg, zo stelt dezelfde brief, wordt temidden van zijn bondgenoten, temidden van Levieten en priesters en hogepriesters, hun unieke hogepriester. Eén die eeuwig leeft immers, met een rechtstreekse toegang niet maar tot het heilige der heiligen, maar tot de hemel zelf, aan de rechterhand van zijn hemelse Vader. Dus Israël krijgt nog een hogepriester achter de menselijke priesters en hogepriesters; een nog hoger priester. En zijn licht als eeuwige borg en eeuwige hogepriester schijnt van God uit zodanig over Israël dat het aloude verbond sinds Abraham een vernieuwing ten deel valt als nooit tevoren; machtiger dan ooit tevoren. Waardoor het aloude verbond verbleekt bij de nieuwe fase die het nu ingaat. Zoals mijn mooie verkeringstijd verbleekte bij wat ik in mijn huwelijk allemaal meemaakte met mijn Anneke.

Deze grote vernieuwing van het verbond met Israël gaat in Handelingen 10 (Dan pas! Het kostte nogal wat moeite om Petrus en de apostelen hiervan te overtuigen) de grens over en betrekt ook niet-Joden, ‘heidenen’, erbij. En deze vernieuwing van het berith ging in de Romeinse wereld Novum Testamentum heten. En toen ging het fout.
Toen jaren na Jezus de brieven van Paulus werden geschreven en nog later de evangeliën werd dat voor de gojiem de echte Bijbel. Op den duur werd een stevige streep getrokken tussen dat ‘novum testamentum’ en Gods berith met Abraham en de Tenach. Tot de dag van vandaag zijn er Bijbels die het Novum Testamentum beginnen met pagina 1 in plaats van met pagina 1000 zoveel van Gods verbond met Israël en de volkeren. Er zijn en er worden nog steeds losse nieuw-testamentjes uitgegeven. Alsof je ook maar een woord zou kunnen begrijpen van het NT zonder het zgn. OT.
Ons zgn. NT is geheel door Joden geschreven die totaal bekend waren met en verknocht waren aan de Tenach; een Tenach die voor hen in en door Jezus als nooit tevoren leefde en stond te stralen.
Maar de heiden-christelijke kerk heeft het Verbond op zichzelf betrokken; en alleen op zichzelf betrokken. Zonder erbij na te denken dat als het Verbond met Israël werkelijk zou zijn beëindigd de kerk zelf ook geen poot heeft om op te staan. Al begin je je kerkdienst nog zo vaak met te zeggen dat de HERE God trouw is tot in eeuwigheid, dat klopt niet meer als Hij Israël zou hebben losgelaten. Reken er maar op dat Hij ons dan ook loslaat.

De ingang van veel kathedralen toont nog altijd hoe de Kerk over zichzelf dacht en nog vaak denkt. Aan de ene kant van de hoofdingang een stralende Maria, met avondmaalsbeker, of met het kind Jezus in haar armen, de kerk symboliserend. Aan de andere kant een verslagen vrouwenfiguur die de Tien Geboden uit haar handen laat vallen, of met een gebroken lans of een kroon die van haar hoofd valt, de synagoge symboliserend en alle Joden. Wie van de mensen die zo’n kathedraal inlopen heeft nog enig idee dat juist die zgn. verslagen vrouw rechts Mirjam symboliseert, de ware moeder van Jeshua, die hem baarde en droeg, en die elk jaar Pascha met Hem vierde?

En dan zijn we dus bij wat we vervangingstheologie zijn gaan noemen.
We hebben geen idee hoe diep die theologie na al die eeuwen in onze genen zit en onze liturgie en exegese en prediking nog altijd beïnvloedt.
Ik gaf onlangs in Veenendaal zo maar een paar voorbeelden. Eerst een voorbeeld uit onze liturgie.
Al eeuwen, tot en met het Nieuwe Liedboek 2013 wordt in onze kerken gezongen (Psalm 118:8): ‘De steen die door de tempelbouwers verachtelijk was een plaats ontzegd, werd tot verbazing der beschouwers ten hoeksteen door God zelf gelegd.’ Maar: In de Hebreeuwse tekst is helemaal geen sprake van ‘tempel-bouwers’. Dat maken wij ervan; de tempelbouwers, de Joden dus, hebben de door God gelegde hoeksteen veracht. Het past helemaal in de eeuwenlange uitleg: de Joden hebben Jezus verworpen.
In Psalm 118 wordt echter door de synagoge al 3000 jaar bezongen hoe groot Gods liefde voor zijn volk Israël is, zijn verbond met hen voor altijd; maar dat de de volkeren aan Israël verachtelijk een plaats hebben ontzegd en het volk altijd weer omsingelen. Vier keer over begint de Psalm met uit te roepen ‘Eeuwig is Gids trouw voor zijn volk’.
Wij zingen in de berijming van Psalm 118 dus feitelijk het omgekeerde van wat er in de Bijbel staat. Kun je dat dan zo blijven zingen?
En wie beseft nog hoe groot de rol van deze Psalm is bij het Loofhuttenfeest?
In een vertaling van Psalm 118 door bisschop Gregorius van Nyssa (335-394) is nog te merken dat hij weet had van de omgang met dichtbebladerde twijgen rond het altaar op Loofhuttenfeest; wuivend met de loelavs in de richting van het altaar verenigde het volk zich dan zingend met de Hosanna’s uit Psalm 118 met de engelmachten rond Gods troon. Wij hebben daar geen idee meer van. De Psalm is losgezongen van zijn Joodse wortels en uit onze mond komt als berijmde tekst de merkwaardige oproep ‘bindt d’ offerdieren dan met touwen tot aan de hoornen van ’t altaar.’ De ‘gebladerde twijgen/loelavs van het feest’ zijn ‘touwen met offerdieren’ geworden.
Vervangingstheologie. Het zit diep in de manier waarop wij Israëls Psalmen zingen. Om over veel gezangen maar te zwijgen.

Een ander voorbeeld. Uit onze vertalingen. De Jodenvervolgingen, de holocaust en 1948 hebben kennelijk helemaal geen invloed gehad op bijvoorbeeld de vertalers van de NBG 1951. In Romeinen 2 hebben zij als titels boven de schriftgedeelten gezet: a) het oordeel van God over de Joden, b) de wet baat de Joden niets, en: c) de besnijdenis baat de Joden niets. Zo lazen zij die tekst kennelijk en zetten dus de lezers ook op dat volkomen verkeerde been.
Wat Paulus schrijft in Romeinen 2 is – met mijn eigen woorden – dat wanneer je als Jood een zootje van je leven maakt, je je niet kunt beroepen op het feit dat je besneden bent of de Torah in je bezit hebt. Natuurlijk, dat zou Paulus tegen ons net zo zeggen: als je wars van Gods woord leeft, baat het je in het oordeel niets dat je inbrengt dat je toch gedoopt bent en een Bijbel in bezit had.
Door die misleidende titels hoor je niet hoe Paulus daar in zijn betoog benadrukt dat de Joden volgens het aloude verbond met Abraham bij God horen, en dat dat een voorrecht is (geen recht). Maar hij richt zich nu juist tot de Joden om hen ervan te overtuigen dat nu ook heidenen, niet-Joden, echt bij Gods verbond mogen gaan horen; om Jezus’ wil mede-burgers van Israël. In dat ijzersterke betoog geeft hij aan dat ook Israël zelf altijd heeft geleefd uit genade, een opstanding uit de doden zelfs – gelet op de verwekking van Izaäk -, en dat die genade in Christus ook voor de heidenen geldt.
Dus wat wordt betoogd is: niet de Joden worden afgeschreven, nee, wij, de heidenen worden juist bijgeschreven!
Vervangingstheologie. Ook diep in onze vertalingen; en hoe verder weg van de grondtekst hoe erger meestal.

Henk Vreekamp gaf met een voorbeeld van Psalm 117 aan hoe wij de Bijbel wel zouden moeten lezen. Psalm 117. ‘Loof de HERE alle gij volken, prijs Hem alle natiën; want zijn goedertierenheid is machtig over ons.’ Wie zingt dat? Israël! Het is hun Psalm! Uit hun Tenach. Wat zingt Israël? Een oproep aan alle gojiem, alle heidenvolken, aan ons, en Israël zegt: zing met ons mee! Zing mee om te loven de HERE, JHWH, de God van Israël. En waarom zouden de volkeren/wij dat moeten doen? Het antwoord van Israël: want de goedheid van de ENE is machtig over ons, zijn volk, en zijn trouw aan ons ad olam. Ad olam dus. Eeuwig. Nog steeds.
Al die eeuwen waarin christenen hebben gezegd: ze zijn door God verworpen.
Al die eeuwen dat spreken met dubbele tong. Enerzijds het kruis hoog houden en de Naam van Jezus prediken, vooral tot Joden; anderzijds in de Naam van diezelfde Jezus heidenvolkeren vernederen en hun cultuur verwoesten, en Joden verguizen en slaan. Al vóór WO II zijn sinds 1096 op Europees erf miljoenen Joden vermoord.
In zijn laatste, autobiografische, film (The Fabelmans) houdt Steven Spielberg christenen een confronterende spiegel voor, zoals hij ze zelf ervaren heeft: religieus geweld en hypocrisie.
Hoeveel Torah-rollen zullen alleen de kruisvaarders al hebben verbrand? En in de afgelopen eeuw die Shoah. Elke aanslag op een Torah-rol, was een aanslag op het lievelingswoord van Jezus. ‘Waarom wilt U mij doden?’
Elke aanslag op een Jood kruisigt Jezus opnieuw.

Ik nader het einde van deze lezing.
Deze serie Israël talks betekent wat mij betreft Israël is talking.
Israël heeft ons iets te zeggen. Ook in die afgelopen 20 eeuwen na de komst van Jezus.
Ik sprak over de eeuwige Torah die vlees werd in Jezus, in wie ik geloof en die ik belijd. En ik sprak over het aloude verbond van God met Israël. En nu wil ik u meenemen naar een heel bijzondere vernieuwing van dat verbond, namelijk in de tijd van Mozes, als Israël op het punt staat het beloofde land binnen te gaan. Ik neem u mee naar de velden van Moab; u vindt dit verhaal in Deuteronomium 26 t/m 30.
In hoofdstuk 27 bezweert Mozes het volk om een bijzonder ritueel te houden zodra ze over de Jordaan zijn, bij de bergen Ebal en Gerizim. Op grote stenen moet een kalklaag worden aangebracht en daarop moet alle Torah worden geschreven die Mozes aan het volk gegeven heeft. Vervolgens moet de helft van de stammen op de Gerizim plaatsnemen om daar vandaan Gods zegeningen uit te spreken; en de andere helft van de stammen moet op de Ebal gaan staan om daar Gods vervloekingen uit te spreken.
Zegen als het volk in het nieuwe land de Torah gehoorzaamt, vloek als het volk niet gehoorzaamt. Het is alsof Mozes met die enscenering het volk wil inprenten: het kan twee kanten opgaan; richting zegen of richting vloek. Beseffen jullie dat? Maar hij vreest dat ze nauwelijks zullen luisteren, enthousiast als ze zullen zijn om eindelijk in het beloofde land te gaan wonen en dat ze daar, bij Ebal en Gerizim, allemaal wel ‘Amen’ zullen zeggen.
Het is Mozes daarom nog niet genoeg. Hij wil het nog preciezer invullen. Wat mag het volk verstaan onder ‘zegen’? En wat moet het volk verstaan onder ‘vloek’? Weet waarop je ‘Amen’ gaat zeggen!

En zo is er dat beroemde en beruchte hoofdstuk 28. Mozes die de zegen omschrijft en die de vervloeking omschrijft. Worden Gods geboden gehoorzaamd: Gezegend zul je zijn in de stad en op het land. Gezegend de vrucht van je schoot, van je land, van je vee. Gezegend de oogst, gezegend je komen en gaan. Je zult elke vijand overwinnen….’ Tot en met vers 14 van hoofdstuk 28 klinken de prachtigste dingen.
Maar dan omschrijft Mozes de vloek als het volk de Torah verwaarloost. Eerst klinken vervloekingen die precies het omgekeerde verwoorden van de zegeningen: ‘Vervloekt zul je zijn in de stad en op het land. Vervloekt de vrucht van je schoot, van je land, van je vee. Vervloekt de oogst, je komen en gaan. Elke vijand zal jullie overwinnen….’ Maar dan worden de vervloekingen uitgebreid, in een vreselijk crescendo. Maar liefst 52 verzen lang vervloekingen over het volk als ze Gods geboden niet houden.
Het is afschuwelijk om te lezen. Het is één grote Shoah, vernietiging, die wordt uitgetekend. Tengevolge van deze vervloekingen zal er tenslotte nog maar een gering aantal mensen van het volk Israël op aarde zijn overgebleven. En deze overlevers hebben geen leven: het beloofde land is uit zicht, ze zijn naar de verste uithoeken van de aarde verdreven, vinden nergens een plek om op adem te komen, moeten altijd op hun hoede zijn, voelen zich dag en nacht bedreigd. Je gaat niet met je keppeltje de straat op.
Als de laatste vervloeking is uitgesproken, eindigt hoofdstuk 28 met nog één vers; vers 69. Het lijkt een nuchtere mededeling, maar de consequenties ervan zijn niet te overzien. We lezen daar:
‘Dit zijn de woorden van het verbond dat de ENE Mozes heeft geboden met de zonen Israëls te smeden in het land Moab – naast het verbond dat Hij met hen smeedde bij de Horeb.’
Al deze woorden van Mozes blijken woorden van God zelf. Naast het verbond op de Sinaï, een aanvullend verbond te Moab. Het Sinaïverbond aan het begin van de reis, nu, aan het eind van de reis, op de grens van het beloofde land, het verbond van zegen en vloek. En het volk Israël heeft geen keuze!
De keuze is helaas niet of je alleen de zegeningen wilt beamen. Nee, wil je delen in het verbond tussen God en zijn volk, dan deel je ook in het verbond zoals gesmeed te Moab.
Het volk Israël hoort: zodra je de Torah loslaat, van God los gaat leven, treedt, krachtens het verbond, alles in werking wat van de Ebal wordt gesproken en komen alle vervloekingen over je heen. Dat is Part of the deal. En het ontstellende is dat het volk in Deuteronomium 29 aantreedt om God dit verbond met hen te laten smeden!
Mozes heeft al geweten dat, ondanks alles wat hij gezegd heeft, zijn volk zich niet aan de Torah zou houden. Hij heeft geweten dat alles wat hij het volk heeft voorgehouden in hoofdstuk 28 zich zal realiseren; al die vervloekingen. Hij weet van tevoren dus al dat al zijn zorgen en angsten weliswaar terecht zijn, maar dat hij deze toekomst niet kan voorkomen.
Geen idee wat die wetenschap voor hem heeft betekend. Maar je hoort hem zeggen in Deuteronomium 30:1:’Wanneer dan alles werkelijkheid is geworden wat ik u beschreven heb, zegeningen en vervloekingen….’

Het is allemaal werkelijkheid geworden. Het is verschrikkelijk om de laatste duizend jaar geschiedenis van Joden op Europees erf te overzien.
Maar ondertussen bevestigt dit dus dat, in al zijn verschrikking en paradoxaliteit, het Verbond tussen God en Israël, zowel dat van de Sinaï als dat van Moab, nog altijd staat!! Ook dit is de Torah die nog altijd met Israël meegaat.
Israël is talking!
Dat schudt aan ons bestaan. Wat als Israël nog steeds, bewust of onbewust, Gods priestervolk is onder aanvoering van een eeuwige Hogepriester die geheel de Torah vervult; ook de woorden van Deuteronomium 26 t/m 31? Wat als Israël die knecht uit Jesaja 53 is, door ons gezien als een door God geslagene en door mensen verachte, maar ondertussen in alle synagogen ter wereld voor ons biddend, en dat het alles ondergaat opdat wij Gods vrede zullen vinden?

Tenslotte, waar is nu het wachten op? Op de omkeer van Israël? Op de wederkomst? Zo kijken veel christenen. Ik kijk er wat anders tegenaan. Wij zijn als christenen aan de wederkomst van de eeuwige Torah totaal niet toe. Ik roep eerder om een omkeer van allen, binnen of inmiddels buiten de kerken, die met de Tenach hun eigen weg zijn gegaan. Of voor wie het ‘Oude Testament’ niet eens telt.
Ik hoop dat de sluier die de volkeren omhult (Jesaja 25) eindelijk zal worden weggenomen. Ik verwacht dat de stammen der aarde – wij dus – zullen weeklagen, omdat we zien wie wij doorstoken hebben (Openb.1 vers 7).
Of neem Zacharia 1:14: ‘Brandend van liefde neem Ik het op voor Jeruzalem en Sion, en ziedend van woede ben Ik op de zelfgenoegzame volken’. En Zacharia 2:12 – ‘… zegt over de volken door wie jullie geplunderd zijn: “Wie aan mijn volk komt, komt aan mijn oogappel!’
Vervangingstheologie. Verbranding van Torah-rollen. En erger.

We lijken wel op Saulus die in naam van de Torah zonder er erg in te hebben juist de Torah bestreed. Totdat de eeuwige Torah zelf hem vanuit de hemel toesprak en zei: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’
Ik denk dat we niet verbaasd moeten zijn als Jezus, de eeuwige Torah, bij zijn komst ons zo zal toespreken. ‘Waarom probeerden jullie Mij te doden? Waarom vervolgden jullie Mij?’
Wij: ‘wanneer dan?’ ‘Alle keren dat jullie dat deden met mijn broeders en zusters, mijn priestervolk, hebben jullie dat met Mij gedaan’. De Mensenzoon in Matteüs 25 oordeelt bij zijn wederkomst de heidenvolkeren op hun gedrag ten opzichte van Israël.
Wanneer worden wij van Saulus een Paulus?
Het wordt tijd dat de blinddoek die voor onze ogen hangt wordt weggenomen. Dat wij onze exegese en dogmatiek doorpluizen op Israel-loosheid en Israel-vijandigheid; de voedingsbodems voor antisemitisme verwijderen en antisemitisme overal bestrijden. Het wordt tijd dat we de eeuwige Torah in Jezus zien, en Hem dus ook zien als altijd present temidden van zijn volk.
Omdat nog altijd geldt: God zal zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig zijn Verbond gedenken.
Dat verbond waarvoor de eeuwige Torah, Jezus Christus, zich met zijn leven en sterven borg heeft gesteld. En waarin Hij, tot onze verwondering, ook heidenen uitnodigt.

 

Deze lezing is ook te beluisteren:

 



God zal zijn waarheid nimmer krenken, maar…’, door ds. Bart Gijsbertsen

De derde lezing van ds. Bart Gijsbertsen op de studiedag van 22 april 2023 van de Jules Isaac Stichting

Met vragen en reacties van de luisteraars

Of download het onderstaande luisterbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)


‘Geen aanzien des persoons bij God’, door ds. Bart Gijsbertsen

De tweede lezing van ds. Bart Gijsbertsen op de studiedag van 22 april 2023 van de Jules Isaac Stichting

Met vragen en reacties van de luisteraars

Of download het onderstaande luisterbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)


‘De dynamiek in Paulus’ geloven en denken’, door ds. Bart Gijsbertsen

De eerste lezing van ds. Bart Gijsbertsen op de studiedag van 22 april 2023 van de Jules Isaac Stichting

Met vragen en reacties van de luisteraars

Of download het onderstaande luisterbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)


‘Geloven met een Hebreeuws ijkpunt’ toegepast op de exegese van Sidra Wajikra ds. Bart Gijbertsen

De vervolglezing van ds. Bart Gijbertsen over ‘Geloven met een Hebreeuws ijkpunt’ toegepast op de exegese van Sidra Wajikra (Leviticus 1 t/m 5) met reflecties en reacties ds. Oscar Lohuis, dr. Michael Mulder en vragen uit het publiek.

Of download één van de onderstaande luister- of leesbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)


Het effect van het ‘Hebreeuws ijkpunt’ op prediking, liturgie en ethiek door ds. Bart Gijsbertsen

De inleidende toespraak van ds. Bart Gijsbertsen op de studiedag van 8 oktober 2022 van de Jules Isaac Stichting met reflecties en reacties van Dr. Henk Bakker en ds. Jacco Overeem.

De inleidende toespraak van ds. Bart Gijsbertsen op de studiedag van 8 oktober 2022 van de Jules Isaac Stichting met reflecties en reacties van Dr. Henk Bakker en ds. Jacco Overeem.

Of download één van de onderstaande luister- of leesbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)


Lezing – De theologische uitdaging van het messiasbelijdend Jodendom

De theologische uitdaging van het messiasbelijdend Jodendom

Door Daniël Drost

Of download één van de onderstaande luister- of leesbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)


Lezing – Messiaans Jodendom vanaf de eerste eeuw tot in onze tijd

Messiaans Jodendom vanaf de eerste eeuw tot in onze tijd

Door Jeroen Bol

Of download één van de onderstaande luister- of leesbestanden (Klik rechts met muis en kies voor opslaan.)