Antijudaïsme. Wat is het, waar komt het vandaan, en hoe werkt het vandaag de dag nog door?

Landelijke ontmoetingsdag Kerk &Israël, Nijkerk 11 september 2023

Lezing door Bart Gijsbertsen ‘Waar herkennen we anti-judaïsme in de kerk(dienst) van vandaag?

Hartelijk dank voor de uitnodiging om op deze dag een bijdrage te leveren aan het gesprek over anti-judaïsme in de kerk.

Mag ik beginnen met de toch wel bijzondere wending die de Rooms-katholieke Kerk in 1965 maakte, de kerk die zo’n twintig eeuwen christelijk denken en geloven in de wereld bepaalde. In de encycliek Nostra Aetate verklaart zij zich bekeerd tot een nieuwe houding ten opzichte van de Joodse religie én het Joodse volk. We horen daar:

De roeping van het volk Israël die het al sinds de dagen van Abraham had, is en blijft; ook na Christus; ook als het Jezus niet als Christus erkent of aanvaardt. Het volk is nooit door God verworpen. Integendeel, de kerk moet haar beeld van Israël als een volk dat met de dood van Jezus van zijn dienst ontslagen is, corrigeren en beseffen dat het volk nog altijd van theologische betekenis is. Het gaat er juist om die theologische betekenis van het volk – los van al dan niet geloven in Jezus – op alle manieren te benadrukken en die te omschrijven in een nieuwe Israël-theologie die ook onze uitleg van het Nieuwe Testament gaat bepalen.

Die nieuwe Israël-theologie zou dan volgens het Vaticaan moeten starten bij het blootleggen van alle anti-judaïstische vooroordelen in christelijke exegese, catechese en prediking. En daar werd ook werk van gemaakt.
Zo kwam de pauselijke bijbelcommissie in 2001 met een document, getiteld ‘Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de christelijke Bijbel’. Daarin de boude stelling: in het N.T. zelf komt geen anti-judaïsme voor. Als teksten toch als zodanig worden gelezen en uitgelegd, heeft men ze losgemaakt van de Tenach. Want de kritiek die je binnen het N.T. op Israël vindt ‘verschilt niet van de profetische taal in de Tenach, is in wezen altijd van tijdelijke aard en laat altijd nieuwe heilsmogelijkheden doorschemeren.’ Wat betreft het N.T. stelt men: ‘Zonder het Oude Testament zou het Nieuwe Testament een niet te ontcijferen boek zijn, een plant van haar wortels beroofd en gedoemd te verdorren’.
Vervolgens klinkt een pleidooi om te leren van de Joodse interpretatie van het Oude Testament. Ik citeer: ‘Het is goed mogelijk de bijbel te lezen zoals de joden dat doen, en dat dit in de lijn ligt van de joodse Heilige Schriften uit de tijd van de Tweede Tempel, een wijze van lezen die analoog is aan die van de christenen en die zich parallel daaraan heeft ontwikkeld.’

1965 en 2001. Twee belangrijke jaartallen waarin belangrijke stappen zijn gezet met het blootleggen van alle anti-judaïstische vooroordelen in exegese, catechese en prediking.
Inmiddels is het al 2023. Verandering in de kerk gaat traag. Niettemin past in dit kader de vraag die de PKN aan mij voorlegde: ‘Waar herkennen we anti-judaïsme in de kerk(dienst) van vandaag?’ Graag ook voorbeelden.

Het stelde mij voor de vraag: Hoe herkennen we in zijn algemeenheid anti-judaïsme, de religieuze vorm van antisemitisme? Hoe spoor je het op?
Ik vond een verhelderend overzicht van anti-judaïstische vooroordelen in een analyse van de hand van Maria Neubrand, hoogleraar Nieuwe Testament (Paderborn), en Johannes Seidel, docent theologie en filosofie (München). In een artikel in het boek Antijudaismen in der Exegese?; eine Diskussion 50 Jahre nach ‘Nostra Aetate’ onderscheiden zij vier modellen die anti-judaïstische exegese in de hand werken: Het substitutie-model, het integratie-model, het contrast-model en het relativerings-model. Ik vat samen wat ze daaronder verstaan. Bij elk model koos ik een paar voorbeelden.

Substitutie-model

Dit model stelt dat de Kerk de plaats van Israël als volk van God heeft ingenomen. Na Jezus is Israël vervangen en staat alleen de Kerk in de continuïteit van de heilsgeschiedenis. Voor het niet in Jezus-gelovende Israël rest de facto slechts een geschiedenis van heilsverlies. Het verbond met Abraham is vervangen door een nieuw verbond, de besnijdenis is vervangen door de doop.
Dit model herken ik bijvoorbeeld in de vertalingen en exegese van Romeinen 11:11-15. De NBV 2004 vertaalt in vers 15 unverfroren dat God Israël verwierp. De NBV 2021 verandert dat in ‘dat zij afvallig werden’. In 2004 is God dus de verwerper, in 2021 Israël zelf. Maar – zo gaat de vertaling dan verder – ‘ze kunnen opnieuw aangenomen worden’; dus toch God de verwerper en aannemer? Paulus stelt in dit gedeelte uitdrukkelijk dat God zijn volk niet heeft verstoten. Bij hem is dan ook niet God aan het struikelen of aan het verwerpen, maar Israël is aan het struikelen en aan het verwerpen, namelijk ten aanzien van Jezus als messias. Tegelijk betuigt hij dat zijn niet—in-Jezus-gelovende broeders en zusters dan wel struikelen maar niettemin blijven staan; en dat als zij kunnen verwerpen, zijzelf ook kunnen aannemen. In hetzelfde verband waarschuwt hij de heiden-christenen voor elk gevoel van superioriteit ten opzichte van Israël.
Ander voorbeeld: Als Johannes in Openbaring 2 en 3 waarschuwt voor de ‘synagoge van satan’, waar mensen beweren Jood te zijn maar het niet zijn, dan is dat niet anti-joods te lezen in de zin van ‘zie je, alle Joden zijn onwaarachtig, aan de duivel overgeleverd’; in plaats van een duivelse synagoge is er nu de christelijke kerk. Het is evengoed te lezen als wat het is: een synagoge waar mensen zich opdringen als de echte Joden, maar het inderdaad niet zijn. Daarbij valt te denken aan de altijd al presente niet-joodse proselieten in de synagoge die nu – al dan niet samen met toegetreden heiden-christenen – de Joden hun geloofsgehoorzaamheid aan de Torah en aan de mitswot betwisten; of ze nu messias-belijdend zijn geworden of niet. Dat raakt aan het tweede model.

Integratie-model

In dit model is het empirische Israël niet eens meer een factor. Het gaat om het ware, geestelijke Israël. De heiden-christelijke Kerk vormt dat ware Israël. Deze heiden-christelijke Kerk roept alle heidenvolkeren tot de Kerk als het ware Israël. Joden hebben hun recht op de naam Israël verloren; ze hebben alleen nog enig recht op bestaan als ze zich bekeren tot de kerkelijke leer.
Bij dit model denk ik aan een exegese van Efeze 2:11-22 die het etnisch onderscheid tussen Jood en niet-Jood geheel laat vervallen. Terwijl Paulus daar nu juist betoogt dat Jezus zijn leven gaf opdat Jood en niet-Jood zich met elkaar zouden verzoenen; in Hem geen scheidsmuur meer tussen Israël en de volkeren der aarde. Paulus laat die verzoening, waardoor de mensheid één gemeenschap wordt, zelfs voorafgaan aan de verzoening met God. Hij stelt in principe de onderlinge verzoening als voorwaarde voor die met God. Niet zo verwonderlijk dat hij dat zo verwoordt, want deze verzoening tussen Jood en niet-Jood stond ook hoog op de agenda van het apostelconvent van Handelingen 15 dat hij bijwoonde. Van daaruit ging een missive de wereld over dat heidenen die christen werden welkom waren in de synagoge. Mits zij zich – met het oog op de tafelgemeenschap met messias-belijdende Joden – dan aan een minimum van voorschriften t.a.v. de 613 mitswot zouden houden.
In het integratiemodel predikt de Kerk Jezus bepaald niet als een postillon d’ amour tussen Jood en niet-Jood, c.q. tussen de volkeren onderling. Deze Kerk richt zich vooral op het zielenheil van elk individu. Messias-belijdende Joden die zich aan de mitswot willen blijven houden, worden als ketters veroordeeld. Omdat – om maar iets te noemen – deze Joden de sabbat willen houden naast of in plaats van de zondag, of omdat zij de Pesach datum van 14 en 15 Nisan niet willen inruilen voor een andere paas-datum op de Juliaanse kalender. In plaats van dat dus heiden-christenen zichzelf hielden aan het minimum van voorschriften om de vrede van Christus te bevorderen zoals het apostelconvent die zocht, ontzegden ze Joden de geldigheid van de mitswot.

Contrast-model

In dit model staat Israël met de Tenach als exemplarisch negatief tegenover de verkoren christenheid. Alle oordeelsteksten in de Tenach betreffen Israël, alle genadeteksten betreffen de kerk. De enige theologische functie van het Oude Testament (daarom heet het ook zo) bestaat erin dat het contrast tussen jodendom en evangelie duidelijk wordt. Het O.T. is het boek van het falen van Israël of zelfs van een andere (strenge) God, het N.T. is het boek van verlossing en hoop voor de mensheid. Jezus Christus wordt in dit model tegenover de Joodse godsdienst gezet.
Dit vooroordeel zie je bijvoorbeeld in de vertaling van Johannes 1:17 door de NBV 2004: de wet is door Mozes gegeven maar de genade en waarheid door Jezus Christus gekomen. In het Grieks staat nergens ‘maar’ en de NBV 2021 vermeldt het ook niet meer. Of iedereen daardoor nu opeens gaat beseffen dat Mozes en Jezus dus in elkaars verlengde liggen, is een andere vraag.
Ander voorbeeld: In de loop van Matteüs 5 leggen vertalingen als een soort refrein in de mond van Jezus: ‘u hebt gehoord dat gezegd is… (en dan citeert Hij een tekst uit de Torah)’ maar Ik zeg u….. Juist tevoren heeft Hij gezegd dat Hij geen jota of tittel van de Torah laat vervallen, die echter nog scherper in het licht wil stellen. Zoals Pinchas Lapide zegt: Het gaat Jezus niet om een anti-these maar een super-these. ‘U hebt gehoord dat gezegd is…; en Ik zeg u zelfs…’. De NBV 2004 vertaalt zo ook frequent, de NBV 2021 zwakt dat weer af en laat het in het midden.

Relativerings-model

Relativering vind je overal waar het O.T. principieel met een vervullingsbril wordt gelezen en gepredikt. De theologische betekenis en geldigheid van het O.T. wordt gereduceerd tot een voorbereiding en belofte van die werkelijkheid die ‘eigenlijk’ en ‘alleen’ in Christus openbaar en aanwezig is. Het O.T. wordt weliswaar als ‘Woord van God’ niet overbodig, maar alles wat nog niet christologisch of ecclesiologisch in vervulling is gegaan, wordt gemarginaliseerd, omgeduid, of denigrerend richting het jodendom uitgelegd.

Aan de hand van deze vier modellen zijn heel wat anti-judaïstische vooroordelen bloot te leggen. Die vooroordelen komen mee met de liederen die we al eeuwen zingen, ook in het Liedboek 2013, ze komen mee in onze bijbelvertalingen.
Anti-judaïsme en vervangingstheologie heten door de Kerk weliswaar afgezworen te zijn, maar de residuen ervan uit het verleden zijn legio. We willen het verleden achter ons zich laten, maar we vergeten dat het DNA in onze teksten en exegese nog altijd doorwerkt. We leggen het niet bloot, en we ruimen het niet op.
Grosso modo wordt zeker niet nagedacht over ‘hoe dan wel?’

Nieuwe Israël-theologie: een lange termijn project

Nieuwe Israël-theologie zou moeten beginnen met alle vooroordelen op te sporen in bijbelvertalingen en liturgie, in catechese en prediking; en die te corrigeren. Per saldo zijn we dan nog slechts bezig met – wat Miskotte in zijn boek Als de goden zwijgen noemt – een grote ‘opruiming’. Dan bouw je nog niet iets nieuws.
Ik zie echter tegenwoordig veeleer de reactie: laten we het er helemaal niet (meer) over hebben. Tallozen kiezen voor – wat ik noem – Israel-mijding. Maar dan ben je voor mijn idee nog verder van huis heen dan met anti-judaïsme. Dan zijn we bij Israël-loosheid. Dan kun je de Bijbel ook inwisselen voor Griekse mythologie en dan kun je de kansel ook gebruiken voor een esoterisch verhaal. Maar dat kan menig ander wetenschapper dan waarschijnlijk beter en interessanter dan de dominee.

Ondertussen schieten vandaag de dag gemeenteleden en kerkverlaters alle kanten op; van Israël-verheerlijking tot Israël-bashing. De woorden van Chaim Potok uit zijn romans gelden nog steeds: Of de gojiem houden te veel van ons of ze haten ons.

Een nieuwe Israël-theologie ontwikkelen is moeilijk en tijdrovend werk. Het kost waarschijnlijk generaties. De uitkomsten ervan gaan – is mijn indruk bij de pogingen die ik zie – ons schokken. Neem bijvoorbeeld de exegese waartoe Mark D. Nanos komt, docent aan de universiteit te Kansas. De eerste zin in zijn boek The mystery of Romans (1996) luidt:

Paulus zet in zijn Romeinenbrief in treffende en niet mis te verstane woorden uiteen dat het hele doel van zijn apostelschap onder de heidenen in dienst staat van het herstel van Israël.

Dan ben je gelijk ver buiten het exegetische spoor dat we eeuwen hebben getrokken.
Mag ik eindigen met wat mijn mentor en vriend Henk Vreekamp niet ophield te benadrukken, namelijk de woorden van Paulus in Romeinen 15, dat Jezus ‘de dienaar van de besnijdenis’, dus van het Joodse volk, geworden is. En dat dienaarschap uitte zich in totale gehoorzaamheid aan de Tenach, het leven naar alle woorden van Mozes en de Profeten.
Ik kan me niet voorstellen dat Hij dat nu, in de hemelse gewesten, anders ziet.
Ik hoor Lucas zijn boek Handelingen beginnen met: Tot nu toe vertelde ik wat Jezus begonnen is te doen, nu wat Hij verder in de wereldgeschiedenis doet. Dat is geen ander doel dan wat Hij altijd voor ogen had, namelijk dat Jood en niet-Jood zich verenigen in de lofzang voor Gods Naam. (Rom.15:10) Dat betekent automatisch de verzoening tussen alle volkeren, die dan immers om Jezus’ wil broeders en zusters van elkaar zouden zijn. Een gemeenschap waarin de eerstgeborene, Israël, zijn taak misschien als volbracht kan zien, en de Messias het hoofd van allen is. Waren we maar zo ver.