In het oktober nummer van maandblad De Oogst, uitgave van Heil des Volks verschijnt een uitgebreid interview met Mark Kinzer. Een gedeelte van het interview waarin ook de themadag op negen november aan de orde komt, vindt u hieronder.
Indien u geen abonnement hebt op De Oogst kunt u op de website van Tot Heil des Volks, www.totheildesvolks.nl een proefabonnement nemen op De Oogst. U ontvangt het altijd zeer lezenswaardige maandblad dan drie maanden gratis. Daarna staat het u vrij om te beslissen of u abonnee blijft of niet.
Door Jeroen Bol
Het onderwerp van de themadag op negen november luidt ‘Israël in het hart van de Kerk’. Veel van wat u de afgelopen jaren hebt geschreven raakt aan dit thema. Wat bedoelt u te zeggen met deze uitspraak?
‘Israël in het hart van de Kerk’ en waarom is het zo wezenlijk voor u?
Kinzer: Veel christenen zien tegenwoordig terecht het belang van de relatie die de kerk heeft met het Joodse volk. Velen erkennen dat deze relatie een nauwe verbondenheid inhoudt, zoals Paulus die in Romeinen 11 onder woorden brengt in het beeld van het enten van de heidenen op de edele olijf. Maar de meeste mensen zien de relatie als iets externs, als een relatie met een gemeenschap die buiten het domein van de Kerk zelf valt. In zekere zin klopt dat ook wel. Maar ik wil pleiten voor de idee dat de relatie veel dieper gaat dan dit. Jezus is een Jood, net als de apostelen en heel de vroege kerk van het allereerste begin. Dat betekent dat christenen in de eerste plaats met Israël in aanraking komen door opnieuw het Joodse karakter van het evangelie en de kerk zelf te ontdekken. Dit is bijzonder belangrijk voor mij omdat ik de opkomst van de Messiaans Joodse beweging zie als een profetisch teken van de waarheid van dit Joodse karakter van de kerk en de evangeliën.
Een van de lezingen die u negen november zal geven heeft als titel ‘Jezus in het hart van Israël’. De afgelopen tien jaar verschenen er drie boeken van uw hand waarin u hier verrassend nieuw licht op heeft laten schijnen. Wat betekent ‘Jezus in het hart van Israël’ volgens u voor het Joodse volk en wat betekent het voor de kerk in onze tijd?
Kinzer: Dit thema staat inderdaad centraal in alles wat ik heb geschreven, en het is ook fundamenteel voor hoe ik ‘Israël in het hart van de kerk’ zie. Ik bedoel dit: Jezus vertegenwoordigt en belichaamt als Israëls Messias en als de ‘Koning der Joden’ zijn volk op zo’n wijze, dat zijn band met het Joodse volk helemaal en uitsluitend van Hem afhangt. Die band is onvoorwaardelijk en kan niet meer ongedaan gemaakt worden. Met andere woorden, de band die Jezus met Israël heeft is gelijk aan de band die de God van Israël heeft met het volk van het verbond: God woont onder het volk Israël, zelfs als Israël zondigt en zich los wil maken van Gods aanwezigheid. Op dezelfde wijze woont Jezus te midden van het Joodse volk, los van wat ze denken of zeggen over Hem.
Gelukkig rebelleert Israël niet altijd tegen God, en er zijn tijden dat God een aangename verblijfplaats heeft onder zijn volk. Ik ben van mening dat dit ook geldt voor de aanwezigheid van Jezus onder het Joodse volk, ondanks blijken van het tegendeel. Ik bedoel dit: de Christis die eeuwenlang gepredikt is aan het Joodse volk had vaak maar weinig overeenkomst met de echte Messias van Israël. Daarom was het wel te begrijpen dat het Joodse volk de boodschap die de kerk hen bracht verwierp. Toen de kerk van de Joden eiste om hun verbondsrelatie met God en alles wat daaraan vast zit, te verwerpen als voorwaarde om christen te kunnen worden, waren de Joden die weigerden op zo’n ‘uitnodiging’ in te gaan juist trouw aan het verbond dat God met Israël heeft .
Daarom durf ik te stellen dat de opgestane Jezus, die voor eeuwig in liefde verbonden is met zijn eigen vlees en bloed, zich soms op zijn plaats gevoeld moet hebben te midden van een volk dat ogenschijnlijk niets met hem te maken wilde hebben. Dit helpt het paradoxale feit verklaren dat Joden in hoe zij leefden vaak beter uiting gaven aan het karakter van Jezus en zijn onderwijs dan de Kerk, denk in dit verband met name aan de Bergrede.
Juist omdat Jezus op verborgen wijze te midden van zijn volk Israël verblijf houdt, is Hij ook in staat om de realiteit van Israël te vertegenwoordigen en tastbaar te maken in het diepste wezen van zijn Kerk. Je kunt dus stellen dat ‘Jezus in het hart van Israël’ het mogelijk maakt om Israël te ontdekken in het hart van de Kerk.
Als u zegt dat “ Jezus woont te midden van het Joodse volk, los van wat ze denken of zeggen over Hem” zou men de indruk kunnen krijgen dat u hiermee zegt dat iedere Jood behouden wordt, of hij of zij Jezus verwerpt of niet. Hoe ziet u de relatie tussen het persoonlijk heil van een individuele Jood en het wonen van Jezus onder het Joodse volk?
Kinzer: Zoals ik het zie garandeert de actieve aanwezigheid van Jezus te midden van het Joodse volk niet het persoonlijk heil van iedere individuele Jood. Die moet nog steeds in geloof reageren op de genadevolle activiteit van Jezus in hun midden. Maar het betekent wel dat we niet kunnen aannemen dat een Jood ‘Jezus heeft verworpen’ louter en alleen omdat hij of zij niet expliciet het geloof in zijn naam heeft beleden. Ik kom dan opnieuw terug op wat ik al eerder zei: de Jezus die eeuwenlang is gepredikt aan het Joodse volk – en die de Joden terecht hebben verworpen – is niet de Jezus van de Evangeliën.
Om die reden ben ik van mening dat we ons beter kunnen onthouden van algemene dogmatische verklaringen in welke vorm dan ook over de uiteindelijke eeuwige bestemming van individuele Joden. Als we over dit onderwerp nadenken bevinden we ons op heilige grond en doen we er beter aan onze ogen af te wenden in vreze en beven.
Op verschillende plaatsen schrijft u dat Jezus niet alleen een Jood was, iets wat velen tegenwoordig onderschrijven, maar dat Hij een Jood is en altijd een Jood zal blijven. Volgens u zit er een Jood aan de rechterhand van de Vader, iets dat praktisch nooit wordt genoemd in een preek in een christelijke kerk. Zou u willen toelichten waarom u dit zo benadrukt in uw boeken en waarom u denkt dat het waar is?
Kinzer: Wat betreft de waarheidsvraag dit: als je hier slechts even over nadenkt spreekt het in feite vanzelf. De opgestane Jezus wordt in het Nieuwe Testament erkend en aangeroepen als ‘de Messias’ en als ‘de leeuw van de stam van Juda’. Deze titels drukken zijn blijvende identiteit uit als degene die ‘gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden, verklaard is Gods Zoon te zijn in kracht (Rom.1:3-4). De opgestane Jezus behoudt toch zijn mannelijk geslacht? Als hij na zijn opstanding een man blijft, waarom zou iemand dan denken dat hij ooit zijn Joodse identiteit achter zich zou laten?
En als we het hebben over wat dit betekent – het is op basis van deze waarheid dat ik het voorstel doe dat we Jezus inderdaad kunnen ontdekken in het hart van Israël. Joodse identiteit is nooit een puur individuele zaak. Joodse identiteit komt altijd tot uiting in het op een of andere wijze deel uitmaken van een gemeenschap. Als het zo is dat de opgestane Jezus een Jood blijft, dan vloeit zijn blijvende relatie met het Joodse volk logischerwijs voort uit deze waarheid.
Bent u het me eens dat de meeste christelijke theologen zelfs nog maar nauwelijks zijn begonnen na te denken over wat het wel niet betekent dat de opgestane en verheerlijkte Jezus een Jood is? En dat zijn Joodse identiteit zelden of nooit genoemd wordt in een christelijke prediking?
Kinzer: Ik denk dat dit inderdaad het geval is. Wanneer ze er eenmaal nadrukkelijk op gewezen zijn zullen de meeste theologen en predikanten de waarheid hiervan onderschrijven. Maar ze hebben hier om wat voor reden dan ook nooit echt over nagedacht. En dus hebben ze ook nooit diep nagedacht over wat het betekent dat Jezus een Jood is en een Jood blijft. Dat is de reden dat ik dit zo sterk benadruk en dat ik probeer om de vele verregaande implicaties ervan in beeld te krijgen.
Copyright © Jules Isaac Stichting. Dit artikel mag gedownload en geprint worden voor persoonlijk gebruik. Er mag uit geciteerd worden met bronvermelding. De tekst mag niet elders worden gepubliceerd zonder schriftelijke toestemming van de Jules Isaac Stichting.