Liefde en heiliging

door J. Bol

De apostel Paulus begint zijn eerste hoofdstuk van de Efezebrief met de volgende woorden:
Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde. (Herziene Statenvertaling). In het tweede gedeelte van dit vers doet Paulus een opmerkelijke uitspraak waar volgens mij bijna altijd overheen gelezen wordt. Namelijk dat de gemeente van Christus is uitverkoren om heilig en onberispelijk te zijn in de liefde. Deze brief aan de Efeziërs handelt bij uitstek over het wezen van de gemeente. En één van de allereerste dingen die de apostel over de gemeente schrijft betreft het doel van haar uitverkiezing in Christus. En dat doel omschrijft hij hier als volgt: dat de gemeente van Christus heilig en smetteloos zal zijn voor God in de liefde. De NBG-vertaling (1951) heeft hier voor ‘smetteloos’ het woord ‘onberispelijk’.

Twee zaken springen er voor mij uit als ik deze tekst op me in laat werken.
Ten eerste dat Paulus de uitverkiezing hier direct verbindt aan een heel specifiek doel: heilig en onberispelijk te zijn in de liefde. Wanneer het woord uitverkiezing valt, wordt doorgaans meteen gedacht aan de kwestie van het eeuwig behoud: ben ik behouden ja dan neen, en hoe kan ik zeker weten dat ik behouden, dan wel uitverkoren ben?
Nu zijn dat belangrijke vragen, maar dat is mijns inziens niet wat Paulus hier in gedachten had toen hij deze verzen schreef. Hier heeft hij veel meer de roeping van de gemeente voor ogen, wat God voor heeft met zijn kerk. Dat ze een baken van zijn liefde en waarheid zou zijn in een wereld die in zonde en schuld verloren ligt.
Het tweede dat opvalt in dit gedeelte is dat Paulus de begrippen liefde en heiligheid nauw met elkaar verbindt. Hij wil hier duidelijk maken dat heiliging alles te maken heeft met een leven dat in het teken van de liefde staat. De liefde tot God en de liefde tot de naaste. Liefde en heiliging zijn in het denken van Paulus twee begrippen die niet los van elkaar kunnen worden gezien.

Ik vraag me werkelijk af of we dit ooit wel echt hebben begrepen. Heiliging wordt meestal direct in verband gebracht met je verre houden van alles wat God verboden heeft, ver van de zonde en de verleiding. En natuurlijk maakt dat een essentieel onderdeel uit van de heiliging. Maar dit is niet het één en het al. Heiliging is ook altijd een leven dat in echte liefde wordt geleefd. De liefde, de agapè, waar Paulus over spreekt, is altijd tegelijk heilige liefde. En heiligheid is altijd een heiligheid waar de liefde doorheen straalt. Van beide is God de bron, de heilige God die liefde is.

Dit nauwe verband binnen het trio heiligheid, liefde en onberispelijkheid treffen we ook aan in Paulus’ eerste brief aan de Thessalonicenzen, hoofdstuk 3:12-13. Daar lezen we het volgende: En u doe de Heere toenemen en overvloedig maken in de liefde tot elkaar en tot allen, zoals ook wij dat zijn tot u, opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en vader, bij de komst van onze heer Jezus Christus met al Zijn heiligen.
Het is heel opmerkelijk dat Paulus hier in deze twee verzen in 1 Thessalonicenzen exact dezelfde drie begrippen gebruikt als in Efeze 1:4: liefde, heiliging en onberispelijk. Ook in de grondtekst zijn deze drie gebruikte woorden nagenoeg identiek. Dat kan geen toeval zijn. In het denken van de apostel horen deze drie begrippen blijkbaar nauw bij elkaar. En dat juist in verband met het doel dat God voor ogen heeft doel met Zijn kerk.

In Efeze 1 begint Paulus met te stellen dat onberispelijkheid en heiligheid in de liefde Gods het doel is van Gods uitverkiezing. En hier in 1 Thessalonicenzen bidt hij dat God de Thessalonicenzen zal doen toenemen in de liefde tot elkaar en tot allen, om zo hun harten te versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor Gods aangezicht. Anders gezegd: in Efeze 1 stelt de apostel dat de gemeente hiertoe is uitverkoren. En in 1 Thessalonicenzen bidt hij dat het ook realiteit zal worden.
Dat Paulus de liefde zo centraal stelt en koppelt aan de begrippen heiliging en uitverkiezing, is mijns inziens helemaal in overeenstemming met het antwoord van de Heere Jezus in Mattheus 22 aan de wetgeleerde. Namelijk dat liefde tot God en de naaste het allerbelangrijkste gebod is dat God ons geeft. En het is tevens in overeenstemming met tal van andere schriftplaatsen waaruit blijkt dat het liefdegebod het hoogste gebod is. Zie o.a. Lev. 19:18; Deut. 6:5; Micha 6:8; Matt. 5:44-48; Matt. 7:12; Rom. 13:8-10; 1 Kor. 13; Gal. 5: 6,14; 1 Tim. 1:5.

Wanneer ik deze schriftgegevens op me laat inwerken, kan ik maar één conclusie trekken: Gods eerste prioriteit is het tastbaar en zichtbaar maken van zijn liefde in deze wereld door middel van de gemeente van Christus. Opdat velen behouden worden en Zijn Naam verheerlijkt wordt. Is die prioriteit van God ook werkelijk de onze? God is liefde.