Liefde en heiliging

door J. Bol

De apostel Paulus begint zijn eerste hoofdstuk van de Efezebrief met de volgende woorden:
Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde. (Herziene Statenvertaling). In het tweede gedeelte van dit vers doet Paulus een opmerkelijke uitspraak waar volgens mij bijna altijd overheen gelezen wordt. Namelijk dat de gemeente van Christus is uitverkoren om heilig en onberispelijk te zijn in de liefde. Deze brief aan de Efeziërs handelt bij uitstek over het wezen van de gemeente. En één van de allereerste dingen die de apostel over de gemeente schrijft betreft het doel van haar uitverkiezing in Christus. En dat doel omschrijft hij hier als volgt: dat de gemeente van Christus heilig en smetteloos zal zijn voor God in de liefde. De NBG-vertaling (1951) heeft hier voor ‘smetteloos’ het woord ‘onberispelijk’.

Lees meer


Jonathan Edwards, theoloog van de opwekking

Door prof. dr. J.I. Packer

Jonathan Edwards, gelovige, geleerde, predikant, calvinist en leider tijdens een opwekking, leefde van 1703 tot 1758. Het was een lange, wat gereserveerde man met een zachte, vriendelijke stem. Hij wist wat hij wilde en was eenvoudig van hart. In 1727, hij was toen al vijf jaar elders als voorganger werkzaam geweest, werd hij de tweede voorganger van de grote en gerenommeerde kerk van Northampton in Massachusetts. Hier was zijn grootvader, Solomon Stoddard, de grote voorman van het kerkelijk leven in de Vallei van Connecticut, al predikant sinds 1669. Stoddard had intussen de eerbiedwaardige leeftijd van 83 jaar bereikt. Northampton was een stad van misschien tweeduizend inwoners en de kerk van Northampton was de meest bekende en de invloedrijkste in New England, buiten die van Boston. Stoddard zelf werd door zijn gemeente bijna aanbeden. De meeste gemeenteleden waren opgegroeid tijdens zijn bediening. Twee jaar later, in 1729, maakte Stoddards dood een einde aan zijn zestigjarig ambt en vanaf die tijd was Edwards de enige predikant. In de jaren 1734 en 1735 en van 1740 tot 1742 zag hij bijzondere werkingen van de Geest van God in zijn gemeente en in het laatste geval in heel New England. Vanaf 1743 had Edwards echter om verschillende redenen moeilijkheden met zijn gemeente. In 1750 werd hij uit zijn ambt gezet omdat hij erop stond dat de eis die Stoddard had laten vervallen, in ere hersteld zou worden, namelijk dat er een persoonlijke geloofsbelijdenis nodig was als absolute voorwaarde om aan het Avondmaal te mogen deelnemen. Edwards vertrok toen naar een zendingspost in het grensgehucht van Stockbridge. Hier schreef hij zijn grootse verhandelingen over de Freedom of the Will (Vrijheid van de wil) en Original Sin (De erfzonde). In 1757 werd hij benoemd tot hoofd van Princeton College. In februari 1758 reisde hij naar Princeton om zijn benoeming te aanvaarden. Zijn eerste stap was om zich te laten inenten tegen pokken. De inenting veroorzaakte echter koorts en de volgende maand stierf hij.

Lees meer


Wat valt er nog te beleven als je niets meer weet?

Jonathan Edwards over het toetsen van geloofservaringen

Lezing in het kader van de themadag van de George Whitefield Stichting, Poortkerk Veenendaal, 24 november 2007

Door J. Bol

Wat valt er nog te beleven als je niets meer weet ? Zo luidt in vraagvorm het motto van deze themadag. Hier wordt overdreven, dat is wel duidelijk. Maar er is wel iets aan de hand, zoveel is ook wel duidelijk. De kerk van nu is natuurlijk niet verstoken van ieder weten, maar er is wel degelijk een tendens waar te nemen van afnemende bijbelkennis en van een afnemende motivatie om zaken in de kerk werkelijk te toetsen aan de Schrift. Als baptist ben ik het beste thuis in de evangelische kringen, en het is met name hier dat ik dit afnemen van kennis van de Schrift signaleer. Maar wat ik hier en daar lees over de gevestigde kerken wekt bij mij niet de indruk dat de zaken er daar heel veel beter voorstaan.

Lees meer


Israël: Graat in de keel van de theologie

N.B. Voor een verklaring van de begrippen ‘vervangingstheologie’ ,’ amillennialisme’ en ‘premillennialisme‘ verwijs ik u graag naar de verklarende woordenlijst onderaan het artikel.

Door J. Bol

Als bestuur van de George Whitefield Stichting hebben we een jaar van bezinning over de relatie Kerk-Israël achter de rug. De aanleiding hiertoe was de voor mij schokkende ontdekking dat de Holocaust niet los gezien kan worden van het antijudaïsme in de klassieke christelijke vervangingstheologie. Dit was nieuw voor mij en het heeft er behoorlijk diep bij me ingehakt. Want hoe is het mogelijk dat een religie als het christendom, een religie die zaken als naastenliefde en vergeving zo hoog in het vaandel heeft staan, iets van doen zou kunnen hebben met zoiets duisters als het antisemitisme? Als bestuur samen nadenken over dit heftige vraagstuk bleek een niet eenvoudig maar wel heel vruchtbaar proces. Een proces waarmee we deels ver gekomen zijn en deels nog middenin zitten.

Lees meer


Hoe de vervangingstheologie moest wijken voor het getuigenis van de bijbel

Door J. Bol

De idee dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen was naar alle waarschijnlijkheid al rond het jaar 100 na Christus gemeengoed in de vroege kerk. Het blijft nog steeds moeilijk te begrijpen dat deze opvatting al zo vroeg in de kerk heeft kunnen postvatten. Gelukkig zijn er in de kerkgeschiedenis ook tegengeluiden geweest van dappere christenen die wezen op Gods plan met Israël. Wel moet gezegd dat zij binnen de kerk altijd in de minderheid zijn geweest.

Hoe kon het dat de kerk al in zo’n vroeg stadium meende dat de rol van Israël was uitgespeeld? Nog geen vijftig jaar ervoor had de apostel Paulus toch in niet mis te verstane bewoordingen de gemeente te Rome gewaarschuwd deze heilloze weg niet in te slaan. In Romeinen 11 windt hij er geen doekjes om: God heeft Israël niet verstoten en de gelovige heidenen die als wilde loot geënt zijn op de stam Israël, moeten zich niet verheffen tegen de natuurlijke takken: de Joden. Het bleek al snel allemaal aan dovemansoren gericht. Met name de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 werd in de vroege kerk als bewijs aangevoerd dat de rol van Israël als verbondsvolk zou zijn uitgespeeld. Het Joodse volk dat in grote meerderheid Jezus niet als Messias erkende, viel volgens de jonge kerk nu verder onder de vloek en het oordeel van God. De kerk die inmiddels in grote meerderheid uit bekeerde heidenen bestond onterfde zo in feite Israël Alle heilsbeloften voor Israël in het Oude Testament werden vanaf nu op de kerk, het nieuwe Israël, betrokken. Maar de aanzeggingen van vloek en oordeel bleven van toepassing op de Joden.

Lees meer